Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog eens: wens of appél!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog eens: wens of appél!

9 minuten leestijd

Toen Donderdag 29 Mei het Geref. Weekblad bezorgd was, heb ik tussen de middag het artikel over bovengenoemd onderwerp even doorgenomen en direct mijn ontevredenheid ge-uit, hardop tegen mijzelf. Ik miste er wat in. Je weet dan zo direct nog niet wat, doch nu zou ik zeggen: ik miste er het schriftuurlijke voorbeeld in, en dat is een groot gemis. Hoe doen de mannen Gods het, die in de Schrift tot ons spreken: wensen zij iemands bekering of roepen zij op tot bekering? Misschien dat nu iemand denkt: och medewerker, wij zijn niet allemaal dominees en die weten van hun studie wel, hoe ze preken moeten, die hoeft u het zeker niet te leren. Trouwens, dominees kun je toch niets leren. Die het met u eens zijn, nemen het aan, doch daarvoor hoeft u niet te schrijven en die het niet met u eens zijn, verwerpen het al van te voren, want die zetten direct hun stekels op, als zij maar denken, dat iemand iets van hun preken zegt. Nou nou, zeg ik, zo erg is het nu ook eer niet. Heel wat jonge en oude domiees vragen zich elke week af, hoe nu toch de beste manier van preken zou ween. Daar is maar een enkele, die denkt, at zijn manier de enig goede is. De meesen — tenminste dat verbeeld ik me — zullen het roerend eens zijn met die dominee onder ons, die op z'n zeventigste jaar uit het ambt werd gezet door emeritaatsverlening, en die zei: wat is dat nu jammer, ik dacht dat 'k het de laatste maanden een beetje begon te leren.

Maar ik heb nog wat anders. Dit is geen kwestie die alleen de dominees aangaat, ook niet ouderlingen en dominees alleen. Neem eens een vader van een gezin met grote kinderen. Hoe moet hij over zijn kinderen denken en volgens welke lijn moet hij spreken en handelen?

Moet hij zeggen: jongens, jullie zijn toch dood in jezelf en kunt niets goeds doen. 't Is eigenlijk het zelfde of je in de herberg je vermaak zoekt of met een Bijbel voor je op een vereniging zit, maar ik wens je van harte toe, dat God je nog eens bekeren mag. Moet hij dit zeggen? Of moet hij zeggen: jongens, 't is een ongelukkige zaak, een mens is onmachtig, hij is ook een vijand van God, hij is zo dwaas, dat hij de dood kiest boven het leven, maar nu wil God, dat we in de weg der middelen wandelen. Wij kunnen het uitbrekende kwaad mijden, jongens, we kunnen onze boze wegen verlaten en we kunnen Gods Woord zoeken en horen en verstaan. God roept ons daartoe. Hij kan

u zegenen, als ge in die weg gaat. Die zegen bid ik als vader elke dag van God voor elk van jullie. Ik wens je van harte die zegen toe. Kijk, hier is ook een wens, want ik heb niets geen bezwaar tegen wensen. Maar het beroep, dat deze vader doet op zijn jongens is toch het overheersende. En hoe doet de Bijbel dat nu? Daarin moeten mijn lezers mij eens helpen. Staat er ergens in de Bijbel een tekst, waarin de spreker zegt: e Heere mocht je nog eens bekeren? Ik heb geen bezwaar tegen dit gezegde, versta mij goed, maar mij staat zo'n tekst niet voor de geest. Daartegenover staan mij veel teksten en uitspraken voor de geest, die een oproep tot bekering bevatten. Ik denk aan Jes. 1 55 : 7: , De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten." Daar staat niet bij: e Heere mocht het u nog eens geven. Van dergelijke oproepen is de Heilige Schrift vol. En nu geloof : 'k, dat wij niet wijzer moeten zijn dan de Schrift. Ja maar, de mens kan dat toch niet? Dat is niet helemaal juist. De mens kan ontzettend veel zonde nalaten. De dronkaard kan naar een sanatorium voor drankzuchtigen, de dief kan zichzelf aangeven bij de politie. Het is niet waar, dat een mens de uitbrekende zonde niet kan verlaten, hoe zwaar de strijd ook wezen kan. Doch daar is een andere waarheid en die past hier beter: e mens wil het genot van de zonde niet missen. U moet mij goed verstaan. Ik zeg niet, dat de mens zich wel zou kunnen bekeren, als hij maar wilde. Ik zeg, dat hij de uitbrekende zonde zou kunnen nalaten, dat zeg ik. Bekering in de zin van een volkomen onderhouden van al Gods geboden, dat kan hij nooit zonder wederbarende genade, en dan naar de nieuwe mens. Maar, zegt iemand, wat zijn we nog verder, als de dronkaard niet meer drinkt, als de hoereerder niet meer hoereert, als de dief niet meer steelt, wat zijn we dan verder? Dan zijn we zover, dat de naaste geen schade meer lijdt door deze boze daden en de persoon zelf ook niet. En dan kunnen we eens doorgaan met onze tekst: , hij bekere zich tot de Heere zijn God". Ik moet hier denken aan de verloren zoon. Hij verliet z'n boze leven en kwam met schuldbelijdenis tot zijn vader. Ook daar moet een mens toe opgeroepen worden. Ja maar, dat helpt toch niet! Zou je dan denken, dat uw wensen meer helpt? Zou uw wensen de mens niet stijven in z'n kwaad? Zou dat niet kunnen? Onze prediking moet, meen ik, inderdaad appellerend zijn, oproepen tot een verlaten van de boze weg en oproepen tot schuldbelijdenis voor God. Maar mag er dan helemaal geen wens in voorkomen. Dat zou ik ook niet durven zeggen. Ik denk aan het woord van de Heere Jezus. Och of gij nog in deze uwen dag bekendet, wat tot uw vrede dient, maar nu is het verborgen voor uw ogen." Ik geloof niet, dat de Bijbel ons verbiedt om in de wensvorm te spreken en gebiedt, om altijd in de bevelende vorm te getuigen. Maar beide vormen moeten terechtertijd worden gehanteerd. Nu ja, zegt iemand, doch welk nut kan zo'n wens hebben? Dat hangt van de omstandigheden af, waar onder hij uitgesproken wordt. Een wens Itan krachtig op het gevoel werken, zodat de man, wien de wens geldt mee gaat wensen en misschien wel bidden. Het hangt ook van de persoon af, die de wens uitspreekt. Zeg niet, dat er van de wensende vorm geen kracht kan uitgaan op 't gevoel en zo de wil in beweging kan zetten. Maar verkeerd is iedere dode wens, maar dat geldt ook van een dood appèl. Een oproep daarentegen raakt meer de wil en wij moeten inderdaad de wil niet zuinig aanspreken, want de Schrift spreekt ook de wil aan en ook hierin moet de Schrift ons grote voorbeeld zijn. Ds. L. Kievit sprak op de jongste Bondsdag der jeugdbonden als zijn mening uit, dat het met de preek niet in orde is. Natuurlijk is het met de preek nooit in orde geweest, maar ik neem aan, dat het tegenwoordig slechts is met de preek, als men z'n oog over de hele linie van onze kerk en van onze kerken laat gaan. Wanneer men de preken van heden, naar hun inhoud, vergelijkt met de preken van de „oude schrijvers", wat zijn de tegenwoordige dan arm. Dat komt, omdat in allen slechts een klein gedeelte van de Schrift aan het woord komt. De bedreiging, de waarschuwing, die in de Bijbel zo ontzaglijk sterk kan zijn, ontbreekt in veel gemeenten geheel of bijna geheel. In andere gemeenten daarentegen komt er van de aanbieding zo goed als niets terecht. Daar kwamen eens twee kerkgangers op een Zondagavond naar huis wandelen en zij keuvelden wat na over de preek. Nou, zegt de eerste, eerlijk gezegd, ik vond de dominee wel wat ruim vanavond. Nou, zegt de tweede, hij bracht toch wel het evangelie, je kunt er toch niets tegen zeggen. Och ja, zei de eerste toen weer, maar soms vind ik het evangelie ook wel wat erg ruim". Daar zijn wel voorgangers waar men deze ruimte van het evangelie week aan week en jaar op jaar mist. In de ene gemeente preekt men alleen voor de bekeerde mensen, doch in een andere gemeente alleen voor de onbekeerde. Och, die prediking van ons, wat is hij gebrekkig, want wat is ons leven met Christus gebrekkig. Bij de een wordt alle levende bevinding gemist en deze blijft staan bij eert vöórwerpelijke uitleg, met een voorwerp^lijke toepassing, die elke week dezelfde is! Bij de ander wordt de verklaring en de nodiging van het Woord Gods weggelaten en wordt alleen verteld hoe deze en die de weg naar de hemel hebben bewandeld. De ene prediker weet zo goed als niets van zonde en genade, doch hij verkondigt week aan week de voorzienigheid Gods voor dit leven en ook wel voor 't toekomende. Maar de ander houdt weer te weinig rekening met dit leven. Ze zijn vaak zo eenzijdig onze preken en al te dikwijls wordt het hart en de kern van het evangelie er in gemist, juist daar waar men zo „evangelisch" en heel niet „wettisch" zegt te zijn. Maar dikwijls kom ik in streken des lands, waar ik kerkbode's lees en van preken hoor, dat ik denk, moeten de zielen daar nu mee voor God verschijnen? Laatst zei ik tot een oud man: wat is het jammer, dat die voorganger niet meer gave heeft. Och, zegt de oude van dagen: at is het jammer, dat hij niet meer inzicht in het evangelie heeft. Wees dankbaar als u de rechte gereformeerde prediking zonder weglating van haar bevindelijk element nog kunt horen, doch laat iedere gereformeerde prediker zich afvragen, waar zijn tekorten liggen. En dan mocht de Heere ons het rechte inzicht meer en meer schenken.

Dat is een appèl en een wens, n.1. dat wij ons in alles zoeken te richten naar het Woord Gods, daarbij voorgelicht door de H. Geest.

Goed, zegt iemand, maar nu heb ik toch een actuele vraag: in welke vertaling moeten wij de Bijbel lezen? Ik vind, dat we daarover toch wel te weinig raad en daarin te weinig leiding ontvangen. Een volgende keer hopen we daarover iets te schrijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Nog eens: wens of appél!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's