Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profeet Elia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profeet Elia

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJ DE BEEK KRITH

I.

Daarna geschiedde het woord des Heeren tot hem, zeggende: Ga weg van hier, en wend u naar het Oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. En het zal geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen. Hij ging dan heen, en deed naar het woord des Heeren; want hij ging, en woonde bij de beek Krith, die voor aan de Jordaan is. En de raven brachten hem des morgens brood en vleesch, desgelijks brood en vleesch des avonds; en hij dronk uit de beek.

I Koningen 17 : 2—6.

In de kracht van zijn God had de man uit Thisbe voor Achab gestaan; onverschrokken had hij den koning de harde waarheid gezegd, en Jehovah's oordeel aangekondigd. Vervolgens had hij het paleis verlaten, zonder dat iemand de hand tegen hem ophief. Wat zou er verder gebeuren? „Daarna geschiedde het woord des Heeren tot hem, zeggende: Ga weg van hier, en wend u naar het Oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is." Wij weten niet, op welke wijze Jehovah tot hem sprak. Was het in een droom of in een visioen, door een hoorbare stem of door een engel? In elk geval heeft Elia een hemelsche boodschap ontvangen, en behoefde hij er niet aan te twijfelen, of het bevel, om Samaria te verlaten en naar het Oosten te gaan, soms een inspraak van zijn eigen hart was. Er staat in onzen Bijbel zoo teekenachtig, dat het woord des Heeren tot hem „geschiedde"; daardoor is aangewezen, dat hetgeen

Jehovah zegt, geen ledige klank, maar een daad, een feit, de openbaring van Zijn raad is. De mensch is daarbij lijdelijk; er gebeurt wat met hem, hij ontvangt Gods tijding, terwijl hij zelve niet meepraat, doch zwijgt. Het woord „geschiedt", en legt beslag op den hoorder.

Toen Israël, na den uittocht uit Egypte, tot de Roode zee genaderd was, achtervolgde de Farao het leger met zijn krijgswagens. De toestand was hachelijk. Waarheen moest het volk zich wenden? De vijand zat hen op de hielen, vóór hen golfden de breede wateren, rotsgevaarten beletten het uitwijken ter rechter-ot ter linkerzijde. In die omstandigheden kreeg Mozes geloofswoorden te spreken:

„Vreest niet, staat vast, en ziet het heil des Heeren, dat Hij heden aan u doen zal... De Heere zal voor u strijden, en gij zult stil zijn." Wist Mozes reeds, hetgeen Jehovah doen zóu? Neen, uit Exodus 14 : 15 blijkt, dat hij er onkundig van was: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israëls, dat zij voorttrekken." Tweeërlei kwam in den man Gods openbaar; hij was er van verzekerd, dat de Heere het zou voorzien, en tevens werd zijn geloof aangevochten, zoodat de verzuchtingen uit zijn binnenste oprezen, hoe het verder met zijn volk moest gaan. Deze zielegestalte is aan de bondelingen niet vreemd. Eenerzijds bouwen zij op de wijsheid, macht en trouw van hun God, anderzijds doet een gevoel van ongewisheid hen naar Omhoog roepen om licht over den weg, dien zij te bewandelen hebben. In zulk een toestand bevond zich waarschijnlijk ook Elia, nadat hij koning Achab verlaten had, en door de straten van Samaria ging. Onwrikbaar als een rots had hij met zijn oordeelsprediking in het paleis gestaan, doch daarop volgde eenige aarzeling bij de vraag, wat de Heere in de naaste toekomst met hem voor had.

Verrassend was het bevel, dat Mozes kreeg: „Voorttrekken!" De bedenkingen daartegen konden zich in Mozes' binnenste vermenigvuldigen: „Heere, zal dan niet de Farao, doch de zee, Uw volk ombrengen? Er. is toch geen pad door de groote wateren, en het is onmogelijk, dat onze voet op de golven zou rusten" — onverzettelijk bleef 's Heeren gebod: „Voorttrekken!" Niet minder verrassend zal Jehovah's bevel Elia in de ooren hebben geklonken: „Ga weg van hier, en wend u naar het Oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan de jordaan is." De Schrift zwijgt erover, doch het zou ons niet verbazen, indien wij lazen, dat Elia bezwaren tegen Gods bestel geopperd heeft. In het volgende artikel hopen wij daar breeder over te spreken.

De profeet moest heengaan, en zich verbergen. Waarom? Liep zijn leven gevaar? Had Achab er spijt van gekregen, dat hij Elia het paleis ongemoeid deed verlaten? Zocht de koning hem tenslotte toch te dooden? Het berouwde den Farao van Egypte, dat hij Israël onder Mozes' aanvoering liet v/egtrekkeiv en daarom jaagde hij het leger na; wij kunnen echter niet aannemen, dat het alzoo met Achab gesteld was. en hij Gods dienstknecht wilde ombrengen; dat ware tot zijn eigen schade geweest. Elia had immers verzekerd. dat er noch regen, noch dauw zou wezen, tenzij dan naar zijn woord. En Achab was niet zoo dom, om den eenigen mond, die verlossing uit den nood kon afroepen van den hemel, voor goed te sluiten. Hoogstens zou hij pogen, Elia terug te halen, en er onder bedreiging bij hem op aandringen, dat door zijn toedoen het oordeel over het land werd opgeheven. Neen, voor Achab was Elia, althans voorloopig, wel veilig.

Anders stond het evenwel met Izebel. Zij zal woedend geweest zijn op Elia, die in het paleis durfde binnendringen, om er zijn bestraffing en zijn ongeluksprofetie te 'doen hooren. Elia had geen achting aan den dag gelegd voor Baal, en daardoor ook haar beleedigd. De heidensche priesters zullen haar hebben aangepord, om de wandaad van den Thisbiet niet ongewroken te laten. Izebel heeft door haar elpenbeenen huis geloopen met een gezicht, dat weinig goeds voorspelde; en Achab zal zij met verwijten overladen hebben: zulk een onbeschaamden man had hij geen uur langer mogen laten leven. Tegen den hittigen toorn van deze vrouw nam Jehovah Zijn knecht in bescherming, en verborg hem bij de beek Krith. Indien het een gebiedende eisch is, zal een Sioniet zich om 's Heeren wil in gevaar begeven, maar als het niet strikt noodzakelijk is, worde de bedachtzaamheid betracht, en een roekeloos God verzoeken worde vermeden.

Er is meer. Iedere spier van Elia's lichaam zal gespannen zijn geweest, en elke vezel van zijn ziel zal getrild hebben, toen hij in heilige verontwaardiging voor Achab stond. Hij was een mensch van gelijke bewegingen als wij, en zoo zal het hem aangegrepen hebben, dat hij als gezant van Jehovah tegenover koning en volk — één tegenover allen — stond. Gods majesteit legde zich op hem, Gods kracht bekwaamde hem tot kloeke daden. Op de hoogte des geloofs was hij gesteld; hoe licht evenwel zouden inzinking en uitputting volgen. Berg en dal liggen in het geestelijke leven dicht bijeen; ebbe en vloed wisselen elkaar gestadig af. De Heere, die weet, wat van Zijn maaksel is te wachten, nam Elia in bescherming. Bij de beek Krith zou de profeet, na de schokkende gemoedsaandoeningen, tot bedaren komen en vrijer adem-halen; aldus werd hij in de stille gemeenschap met zijn God toebereid, om straks weer als een held op het strijdtooneel te verschijnen. O, wat een zorg heeft de Heere voor Zijn kinderen; Hij kent hun behoeften, en wil daarin genadiglijk voorzien. Hebt gij het ervaren? Geschiedde het woord des Heeren wel eens tot u, zoodat gij buiten het rumoer der wereld werdt geleid, om te worden aangedaan met nieuwe kracht uit den Hooge? Aanvankelijk klaagde gij misschien over Gods handelwijze, toen gij uit de samenleving waart uitgebannen door /ziekte of anderszins; doch later, terugziende. leerde gij Zijn wijsheid eerbiedigen en Zijn goedheid danken.

Nog hebben wij niet alles gezegd met betrekking tot Elia's verberging bij de Krith. Het was Jehovah's beschikking, dat er alleen door het woord van Elia — feitelijk dus door Zijn eigen woord — verlossing van den jammer der groote droogte zou komen. Door Zijn profeet te verbergen, verborg de Heere derhalve Zijn woord des behouds, en had enkel Zijn vloek gelding in Israël. Verstaat gij, dat de wegname van Elia het zwaarste stuk in Gods oordeel is geweest? Het was heel erg, dat er geen dauw of regen viel; maar het was nog erger, dat de eenige, door wien Jehovah aan den nood een einde wilde maken, uit het midden des volks verdween. Gij herinnert u den Duitschen bezettingstijd. Velen waren er dankbaar voor, dat de kerken nog open stonden, waar het woord der waarheid, tegen alle leugens en gruwelen in, onbelemmerd kon worden gesproken. Zelfs zij, die voorheen zich onverschillig betoonden, zijn toen door de boodschap der kerken gesterkt. Indien de leeraren, gelijk Elfa, waren weggenomen, en hun stem niet was gehoord; indien de Heere Zijn woord had weggesloten in de ravijnen van de Krith — hoe veel moeilijker nog zouden voor menigeen de jaren der beproeving zijn geweest.

Een hemel, die geen regen geeft, is een ramp; maar een ramp, welke verre overtroffen wordt door een hemel, die geen woord Gods uitlaat. Een land zonder Elia is door den Heere bloot gesteld aan schrik en verwoesting. Breede kringen van ons volk hebben zich van den levenden God afgekeerd, om Baal en Astarte te dienen; 's Heeren gerichten blijven ons deswege niet gespaard, al zijn talloozen daar blind voor. Sion bidde om afwending van het gericht, dat God Zijn woord verbergt — want dat is het allervreeselijkste.

Elia moest in Oostelijke richting gaan, naar de beek Krith, die in de Jordaan uitmondt. Wij weten niet nauwkeurig, welk dal aan den profeet ter verberging werd toegewezen. In ieder geval had hij zich terug te trekken in een eenzaam oord, in een bergkloof, waar hij schier onvindbaar was. Voor den man, die in Gilead had verkeerd, was deze tijdelijke woonplaats geen onbekende omgeving.

Wanneer de Heere een bevel geeft, verbindt Hij er een belofte aan. Zoo was het ook voor Elia. Jehovah verzekerde: En het zal geschieden, dat gij uit de beek Krith drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen." Het werd den profeet toegezegd, dat de aangekondigde schaarschte hem niet kwellen zou. Zijn brood zou zeker, en zijn water gewis zijn. Dat de beek hem, althans voorloopig, lafenis zou bieden, was niet bevreemdend; doch de wijze, waarop hij voedsel zou ontvangen, kon Elia verbaasd doen staan. Door raven! Deze vogels behoorden blijkens Deut. 14 : 14, tot de onreine dieren; Jesaja (34 : 11)

rekende hen onder de beesten, die het gevloekte land der duisternis bevolken; voor den Spreukendichter (30:17) waren zij een zinnebeeld van Gods straffende gerechtigheid: Het oog, dat den vader bespot, of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken." De raaf is bovendien een vraatzuchtige vogel; de volksmond zeide zelfs, dat zij haar jongen liet verkommeren, om zelve maar te meer op te slokken. God zorgt nochtans voor deze onaantrekkelijke dieren. Job 39 : 3 herinnert daaraan: Wie bereidt de raaf haar kost, als haar jongen tot God schreeuwen, als zij dwalen, omdat er geen eten is? " Psalm 147 : 9 antwoordt op de vraag: et is de Heere, die aan het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen. Christus Zelve betuigde, dat de raven, die geen spijskamers of schuur hebben, door God worden gevoed. Aan Elia is bevestigd, wat de Mond der waarheid liet volgen: Hoe" veel gaat gij de vogels te boven" (Luc. 12 : 24). Bij de Krith is hij gespijsd, gelijk de raven - — neen, wonderlijk, door middel van de raven.

Aan het slot van Gal. 4 schrijft Paulus over Sara en Hagar en haar zonen. Dan zegt hij: „Hetwelk dingen zijn, die andere — namelijk Messiaansche — beduiding hebben." Deze apostolische uitspraak is op velerlei gebeurtenissen, in het Oude Testament vermeld, van toepassing. Paulus geeft een voorbeeld, wanneer de steenrots, waaruit het water op Israëls woestijnreis vloeide, door hem in verband wordt gebracht met Christus. En de Zaligmaker deed desgelijks, toen Hij Zich het manna, het hemelsche brood, noemde. Ook Elia's ravén behooren tot de dingen, die andere beduiding hebben. De onreine, gulzige dieren, die nooit verzadigd zijn, stonden op Gods bevel een deel van hun buit af ten behoeve van Elia, den knecht des Heeren. Zoo hebben duivel en dood, die alles zoeken te verslinden, hun prooi moeten loslaten, moeten neerleggen aan de voeten van den meerderen Elia, voor zoo ver Christus Zijn deel opeischte. De machthebbers der duisternis zijn, evenals de raven, gedwongen tegen hun natuur te handelen, en te buigen voor Hem, die de Knecht des Heeren bij uitnemendheid is. De smaad van Elia, die door Jehovah uit de samenleving werd verbannen, en de glorie van Elia, aan wien Jehovah Zijn welbehagen betoonde, vormen een voorafschaduwing van hetgeen in Immanuël volle werkelijkheid zou worden.

De ongeloovige schare verwijst de geschiedenis van de raven naar het rijk der fabelen: oo iets kan niet gebeuren, het is in strijd met den algemeenen gang van zaken, welken wij waarnemen; er zijn nu eenmaal vaste wetten in de natuur, en daaraan is zelfs het Opperwezen gebonden. De gemeente Gods is niet zoo dwaas om deze wetten te loochenen; zij belijdt evenwel, dat de groote Wetgever niet onder, doch boven Zijn verordeningen staat, en ze daarom ter zijde kan stellen, als Hij zulks nuttig en noodig oordeelt. Het is voor Hem, die alle dingen schiep, niet te wonderlijk Zijn schepselen ook op buitengewone wijze aan Zijn wil te doen gehoorzamen. Ds. Knap verhaalt, hoe in den tijd der Hervorming een belijder van den Christus der Schriften werd opgesloten in een kelder, om den hongerdood te sterven. Doch dagelijks legde een kip, zonder druk gekakel, een ei op een plaats, die binnen het bereik van den gevangene was. Het rantsoen was uiterst sober; de man heeft er echter zijn leven door mogen rekken, totdat er andere hulp kwam opdagen. De wereld beslist: Wel toevallig, dat de kip juist dat plekje tot haar nest verkoor" - Sion daarentegen belijdt: De God van Elia leeft nog." Treffend zijn de voorbeelden der goddelijke Voorzienigheid, welke Huntington uit zijn eigen leven aanhaalt. Misschien kunt ook gij er verslag van doen, hoe de Heere uitkomst beschikte op een wijze, die gij nooit zoudt hebben uitgedacht, en van een zijde, vanwaar gij het allerminst hadt verwacht. De verrassingen, die bij de Krith openbaar kwamen, zijn geenszins ten einde, want de arm des Heeren is niet verkort. Zulke blijken van Gods gunst mogen niet ondankbaar vergeten worden; zij kunnen tevens tot bemoediging strekken, indien nieuwe zwarigheden zich voordoen. De levende Kerk leert - zij het met betraand oog en bevend hart - Rom. 8 : 32 herhalen: Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? " Alle dingen, zoowel die op het tijdelijke, als die op het eeuwige leven betrekking hebben.

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profeet Elia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 september 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's