Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Is het geloof in Jezus Christus een eis der wet?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is het geloof in Jezus Christus een eis der wet?

9 minuten leestijd

(2)

In dit artikel zouden we nog enkele vragen beantwoorden in verband met dit onderwerp. De eerste vraag luidt:

„Mag de wet van het evangelie gescheiden ivorden"? Daarvan zeiden we reeds, dat het evangelie altijd de wet onderstelt. Als de prediker de wet predikt, zoals Luther dat beveelt, is de prediking van de wet toch maar een hulpmiddel om te komen tot het geloof in Christus. Wij prediken niet de wet om de wet, doch om het evangelie. Ik zou zeggen, dat we op geen enkele wijze de wet een zelfstandige plaats mogen geven in onze prediking.

Dus wet en evangelie moeten we altijd verbonden laten. Dan komt een tweede vraag. „Kan een dienstknecht des Heeren alleen de Wet prediken? " Misschien in abnormale tijden wel. 't Kan wezen, dat een land of een gemeente zo diep is weggezonken in lauwheid of in ingebeeld ge-

loof, dat een prediking van de eis en de vloek der wet nog het enig mogelijke is. Jona heeft zo'n oordeelsprediking aan Ninevé moeten brengen. Doch ook dan heeft de prediking het heimelijke doel om tot bekering te leiden. In gewone tijden echter zijn wet en evangelie in de prediking nauw verbonden, hoewel ze des te meer onderscheiden moeten worden naarmate beide meer met elkander verweven zijn. Zoals wij de wet prediken, n.1. tot ontdekking voor de zondaren, heeft de wet haar doel in het evangelie. Maar het evangelie heeft ten doel om de wet te bevestigen en de wet tot een eeuwige geldigheid in ons leven te brengen. Onze lezers begrijpen dit. Dan volgt de derde vraag:

„Kan een zendeling beginnen aan de heidenen de wet te prediken of is de opdracht: predik het evangelie? " Ik zou zeggen, deze opdracht sluit niet uit dat de 'zendeling begint met de wet te prediken. Stel u voor, dat ge een opdracht kreeg om een huis te bouwen en dat u begon met ie graven voor de fundamenten en de kelder en zo. Stel u voor, dat iemand dan boos op u afkwam en zei: dat is uw opdracht niet, u moet niet graden, u moet bouwen.

Zou u dan niet verwonderd kijken? Zo zal wel eerst de wet gepredikt moeten worden, om nog eens met Luther te spreken. Doch maak daar nu als 't u belieft geen ijzeren regel van. Begin maar met de heidenen iets te vertellen uit de bijbel, begin met de schepping en met het proefgebod. Nee, wacht nu even, nou bent u toch weer met de wet bezig. Wel, begin dan met het leven van de Heere Jezus en vertel van Zijn kruisiging. Ja, nee, als u dat wilt uitleggen, zult u toch eerst van de eis en de vloek der wet, van de schepping en de val moeten vertellen. Nee, nu moeten we toch eens even nadenken. Kun je eigenlijk over de grote liefde van Christus begrijpelijk spreken, tenzij u met God en dus met het recht Gods op ons, en dus met de schepping begint en met de val? Hoe zouden de Apostelen dat toch gedaan hebben, wat staat daarvan in de Handelingen der Apostelen?

In Hand. 2 begint Petrus met de Joden hun grote zonde voor te houden, dat zij de Christus hebben gekruisigd. Pas als zij verslagen zijn in hun hart, spreekt de Apostel van bekering en dopen in de naam van Christus. Hier begint dus de prediking niet met het evangelie. Maar u hebt gelijk, dit is een prediking voor de Joden. Dus gaan wij eens zien, hoe Petrus het doet in het huis van Cornelius. De Apostel stelt met voldoening vast, dat het er niet meer toedoet, tot welk volk men behoort. God maakt geen onderscheid meer tussen Joden en heidenen. De Almachtige heeft door Christus vrede verkondigd aan Israël en nu blijkt, dat deze Christus een Heiland voor allen is. Dan vertelt Petrus van het leven £n lijden van de Zaligmaker, voorts van zijn opstanding en dan komt hij aan de prediking toe. Wat komt er nu eerst? Komt er nu eerst: ij zijt behouden? Neen, dit komt er eerst: ij heeft ons geboden den volke te prediken en te betuigen, dat Hij is Degene, die van God verordineerd is tot een Rechter van levenden en doden. Na deze aankondiging van het oordeel, volgt de aanbieding van vergeving. Dus eerst wet en daarna evangelie. Deed de Apostel Paulus het anders? Kom, klimmen wij met hem de trappen op naar de Areopagus. Daar zien we dat ook Paulus, naar de beschrijving in Hand. 17 begint met de prediking van Jezus als Wereldrechter. Lees het maar na in Hand. 17 : 30, 31. De mensen moeten zich bekeren, want het oordeel komt. En dan krijgt in Athene de Apostel niet eens gelegenheid om aan het evangelie toe te komen. Zo liggen de stukken in de Bijbel. Prof. J. H. Bavinck schreef dan ook, dat de volgorde in de prediking der Apostelen is: od — bekering — gericht — Christus — opstanding — verlossing. In Handelingen 20 vat de Apostel zijn prediking zo samen: etuigende beiden Joden en Grieken de bekering tot God en het geloof in de Heere Jezus Christus. Bekering gaat voorop. Dat is de bekering, waarvan in de Nieuwe Vertaling in Lucas 24 : 47 staat: ekering tot vergeving van zonden. De gebruikelijke volgorde in de Schrift is dus de gereformeerde volgorde van Luther, Calvijn, Boston en alle anderen. We komen aan de volgende vraag:

„Geschiedt de opening van het hart door de Wet of door de prediking van het Evangelie? " Door geen van beide, maar door de Heilige Geest. En nu komt er een onderscheid. De H. Geest gebruikt de Wet om het hart van de zondaar te openen voor een geloof van de Wet en een kennis en een gevoel van zijn zonde. Dezelfde Geest gebruikt het evangelie om het hart te openen voor Christus. Eerst wanneer de Geest van God ons hart opent kan de wet inkomen en dan gaan wij sterven, Rom. 7 : 9. Maar de doden zullen horen de stem van de Zoon van God als n.1. de H. Geest Tiet hart open voor Christus.

Maar „als een predikant het Evangelie verkondigt, komt dan niet vanzelf de wet naar voren? " Mij dunkt, dat zal wel moeten, want deze predikant kan geen woord over het evangelie zeggen, tenzij hij eerst van de wet heeft gesproken. Inderdaad, de wet komt onmiddellijk naar voren. Maar misschien bedoelt de vraagsteller, dat bij de hoorder de wet vanzelf naar voren komt. Dan moge ik er opmerkzaam op maken, dat 3e natuurlijke mens het evangelie nog niet zo haat als de prediking van de eis en de vloek der wet. Als ge met het evangelie ook de wet predikt, zeggen ze: wat een zware prediking is dat.

Men moet hierin wel onderscheiden. De gereformeerde prediker predikt niet de wet als en om te houden, maar predikt de vloek der wet. Neen, vanzelf komt de wet hoe langer moe meer op de achtergrond. Dat leert de praktijk ten duidelijkste. Luther schreef: „Met deze prediking der wet moeten de predikers beginnen en daar niet mee ophouden, de wereld kan haar niet missen." Kohlbrügge klaagde in zijn dagen al: „Men droomt zo daarheen van Maandag tot Zaterdag. Des Zondags gaat men eenmaal, als het heel mooi is. tweemaal naar de kerk en denkt bij zichzelf: laat de prediker nu maar zeggen, wat tot mijn zaligheid dient, dat is zijn en niet mijn zaak. Zo nu en dan leest mert wat in de bijbel, maar — dan blijft men in het ene en dan in het andere bijbelboek steken.

Dat komt daaruit voort, dat er geen ware kennis der wet is, noch van eigen ellende, noch van de weg der verlossing... Deze onze ellende nu leren wij kennen uit Gods wet."

Ik heb nog twee vragen, „Is de levendmaking of wedergeboorte vrucht van de prediking der Wet of van het Evangelie. Vrucht van de verkondiging van het Evangelie, een geloof van de wet gaat vooraf.

En nu de laatste: „hoe zien wij dan de gang bij het oude bondsvolk; eerst op de prediking van Mozes de uitleiding uit Egypte, dan de afkondiging van de wet en de reis door de woestijn, om daarna in te gaan in het beloofde land? "

Ik zie deze gang zo. Eerst schept God zich een volk, aan wie Hij zijn woorden wil toebetrouwen. Die schepping heeft plaats onder wonderen. Het grootste wonder is de uittocht uit Egypte. Dat is een onbekend en onwedergeboren volk, dat daar in de woestijn een volk Gods wordt genoemd, want in het merendeel van hen had God geen behagen, lezen we. Maar zij ontvangen de woorden Gods. En dan krijgen ze eerst de Wet der Tien Geboden met hun eis en vloek. Daarna de wet der offeranden, waarin Christus geborgen was. Ook hier gaat de wet als wet, voorop en volgt het evangelie. Daar zijn er in Israël geweest, die door de wet zijn verbrijzeld en door de evangelische offeranden vertroost. Dat zijn er niet veel geweest. Men krijgt de indruk bij sommige schrijvers alsof heel Israël Gods volk is en daar begint dus de wet der Tien Geboden mee en dan heeft de wet alleen een plaats in het stuk der dankbaarheid. Maar de Apostel Paulus schrijft, dat de wet is tussenin gekomen om de zonden openbaar te maken. Daar staat dat God in het merendeel van hen geen behagen had en dat zij openbaar zijn gekomen als grote zondaren, doch niet als berouwvolle zondaren.

Men moet bij Israël niet nalaten te onderscheiden: Israël naar het vlees en Israël naar de Geest. De laatste zijn door de wet aan hun zonden ontdekt, tot de dag van hun dood toe en door de evangelische ceremoniële wetten getroost. Hun volgorde kan men in de vijf boeken van Mozes vinden. Schepping — wet Gods — evangelie. Dat is in Genesis 1—3 en in de geschiedenis van Israël.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Is het geloof in Jezus Christus een eis der wet?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's