Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wet van het tarwegraan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wet van het tarwegraan

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorwaar, voortvaar zeg Ik v, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen: aar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. Johannes 12 : 24.

In ongerepte schoonheid en heerlijkheid heeft de grote Schepper aller dingen de mens, Zijn beelddrager, geplaatst in het onvergelijkelijke Paradijs, in de hof van Eden.

Die staat der rechtheid, die Paradijstoestand, wordt ons in de H. Catechismus zo schoon getekend in antwoord op de vraag: „Heeft dan God de mens alzo boos en verkeerd geschapen? " — Gij kent het antwoord: „Neen Hij, maar God heeft de mens goed en naar Zijn everbeeld geschapen, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid; opdat hij God, zijn Schepper, recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven en te prijzen."

Doch in die wonderschone hof had God niet alleen geplaatst de boom des levens, maar ook de boom der kennis des goeds en des kwaads, omdat Hij door de mens in vrijwilligheid gediend wilde worden. Aan die boom zouden Adam en Eva beproefd wordeh. Van die boom gebood de Heere God de mens: „Van alle boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten, maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads zult gij niet eten, want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood ster-11 ven.

Ernstig was de mens door God Zelf gewaarschuwd. Hij wist, wat er op 't spel stond. Het proefgebod was niet zwaar. Temidden van rijke overvloed was het gemakkelijk te houden door mensen met zo vele schatten en gaven begiftigd. En toch! Eva heeft zich laten verleiden door de slang. Adam heeft gehoor gegeven^aan zijn vrouw. Zij hebben gegeten van de vrucht van de verboden boom. Het proefgebod hebben zij overtreden door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid.

Het menselijk geslacht heeft ervaren de waarheid van de dreiging des Heeren: .Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven." Als een vruchtgevolg van de zonde is de dood in de wereld gekomen. En zo liggen wij van nature allen onder het oordeel des doods. Met grote kracht wordt het ons toegeroepen: De bezoldiging der zonde is de dood" (Rom. 6:23a).

De dood is gekomen over het ganse menselijke geslacht. En dat is de dood in zijn volle omvang. Als gij vraagt, wat dat wil zeggen, dan is het ontzettende antwoord: at wil zeggen, dat wij in onze natuurstaat neerliggen in de geestelijke dood, dat is: ij zijn dood door de zonden en de misdaden. En straks komt de lichamelijke dood, de koning der verschrikking, om lichaam en ziel van elkander te scheiden, en ons alzo weg te maaien van de akker der wereld. En als wij dan niet bereid zijn, als wij dan nog voor eigen rekening staan, dan storten wij neer in de eeuwige dood. „Dewelke zullen tot straf lijden het eeuwig verderf van voor het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte" (2 Thess. 3 : 9).

O, welk een droevig lot, welk een ontzaglijk oordeel heeft de mens zich op de hals gehaald!

Welk een voorrecht is het dan, welk een gadeloze ontferming, dat wij nochtans Kerstfeest mochten vieren, met het: „vrede op aarde, in de mensen een welbehagen". En dat nu op het Kerstfeest de lijdensweken volgen; de lijdensweken, waarin wij bepaald worden bij een Verlosser, bij een Borg, Die door Zijn borgtochtelijk lijden en sterven Zijn volk verlost van de tijdelijke, de geestelijke en de eeuwige dood.

Komt, laat ons tot voortzetting van de lijdensoverdenking uw aandacht mogen bepalen bij wat ons is opgetekend in Johannes 12 : 24: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen, maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort."

Dit ernstige woord is door de Heere Jezus uitgesproken op een van de gedenkwaardigste dagen van Zijn rondwandeling op aarde, nl. op de dag van Zijn intocht in Jeruzalem, de dag, waarop het volk Hem had toegeroepen: „Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in de naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israëls."

Op die dag waren van dit alles ook enige Grieken getuigen. Die Grieken waren proselieten, Jodengenoten. Zij waren opgekomen naar Jeruzalem, opdat zij op het feest zouden aanbidden in de tempel.

Deze Grieken nu gingen tot Filippus, en baden hem, zeggende: „Heer, wij wilden Jezus wel zien." Zij wilden dus met de Heere Jezus in nadere aanraking komen. Zij wensten Hem te ontmoeten, Hem te spreken. Filippus deelde dit verzoek van deze Grieken mede aan Andreas. En zij samen wenden zich tot de Heere Jezus om Hem de begeerte der Grieken over te brengen.

Van deze Grieken wordt ons nu verder niets meer verteld. De Bijbel is toch zulk een wonderlijk boek. Het stoort zich niet aan onze nieuwsgierigheid. Het geeft er geen acht op, dat wij zo gaarne zouden weten, hoe 't nu met die Grieken verder is gegaan.

Maar, wat Gods Woord ons wel meedeelt, dat is, dat de begeerte van deze Grieken bij de Zaligmaker der wereld allerlei gedachten opwekt. De komst van die heidenen bepaalt Hem bij Zijn aanstaande verheerlijking door de prediking van het Evangelie aan alle creaturen. Deze Grieken, zij zijn als de voorboden van een schare, die niemand tellen kan uit alle geslachten, ' talen, natiën en tongen. Vandaar dat de Heiland op de vraag van Filippus en Andreas antwoordt: „De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden."

Maar de weg tot die heerlijkheid loopt door dood en graf heen. Het gaat bij de Heiland door lijden tot heerlijkheid. Vandaar, dat Hij aldus voortgaat: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht."

Deze woorden bepalen onze aandacht bij de wet van het tarwegraan, en geven ons te mediteren:

1. Over het alleen blijven van het tarwegraan. 2. Over het sterven van het tarwegraan. 3. Over het vrucht dragen van het tarwegraan.

„Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen", zo heeft de grote Profeet gesproken met het oog op Zijn lijden en sterven, dat aanstaande was.

Zoals meermalen in zijn gelijkenissen, zo ontleende Hij ook hier een beeld aan wat we in de nafhur opmerken. Als het tarwegraan niet wordt gezaaid, niet in de aarde valt, niet sterft, als het tarwegraan op de graanzolder blijft liggen, dan blijft het alleen; het brengt geen vrucht voort.

Het tarwegraan kan lange tijd op de graanzolder liggen. En of ge nu na dagen of na weken of na maanden, komt, er is geen vrucht, er is geen ontkiemen, het blijft er liggen, zoals het er lag. Zolang het niet in de aarde is gevallen, zolang het niet sterft, zo blijft hetzelve alleen.

De wet van het tarwegraan past de Heere Jezus hier nu toe op Zichzelf. Hij verklaart: als het Mij niet gaat naar de wet van het tarwegraan, als Ik de dood niet inga, dan blijf Ik alleen, dan kan Ik geen Redder van verlorenen, geen Zaligmaker van zondaren zijn.

Die les hebben de discipelen nodig. Zij willen immers niet weten van een lijdende en stervende Messias. Toen de Heere Jezus Zijn discipelen begon te vertonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem en veel lijden van de ouderlingen, en overpriesters, en schriftgeleerden, en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden, toen begon Petrus, Hem tot zich genomen hebbende, Hem te bestraffen, zeggende: „Heere, wees U genadig! dit zal geenszins geschieden."

De discipelen dachten zich een Messias, met Wie het ging van heerlijkheid tot heerlijkheid. Ook zij ergerden zich aan een Christus, met Wie het ging door lijden tot heerlijkheid.

Daarom is het, dat zij zo nodig hebben de les van het stervende tarwegraan. Door dat onderricht brengt de grote Profeet het hen zo met nadruk onder de ogen: als Ik in de aarde niet val, en sterf, dan is er geen levensgemeenschap met Mij mogelijk, dan kan Ik uw Redder niet zijn, dan blijf Ik alleen. Slechts het leven, dat uit de dood opbloeit, is vruchtbaar.

Die les, voor de discipelen zo nodig, is ook voor ons onmisbaar. Ook wij, al hebben wij er door opvoeding en onderricht kennis aan, weten niet, dat wij een Borg en Middelaar nodig hebben, Die is waarachtig mens, om te kunnen lijden en sterven. De Heere Jezus zou geen Zaligmaker kunnen zijn zonder dat borgtochtelijk lijden en sterven. Als Hij de dood niet ingaat, dan blijft Hij alleen.

Alleen! — welk een aangrijpende gedachte. Ware Hij niet gestorven, dan zou Hij zijn een Herder zonder schapen.

Alleen! — als Hij niet in de aarde gevallen en gestorven was, dan was Hij een Koning zonder onderdanen.

Alleen! — Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen. Zonder te sterven als Borg zou de Heere Jezus ook alleen gebleven zijn, alleen, een Bruidegom zonder Bruid.

Alleen! — Zonder te sterven, zou Hij de grote Doorbreker niet zijn, Die de hemel ontsluit voor een arm zondaarsvolk. Niemand zou dan met Hem gezet zijn in de hemel. Niemand zou binnentreden in die stad, die gouden straten en die paarlen poorten heeft.

Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen. Zonder Zijn offerdood zou de Heere Jezus alleen zijn gebleven, alleen en niet de oudste Broeder in het midden van vele broederen, alleen, en du# niemand door Hem met de Vader verzoend; en dus allen onder de vloek, allen in de dood, allen voor eeuwig verloren.

O, dat: zo blijft hetzelve alleen, welk een ontroerende gedachte! Dan zou er geen verlossing, dan zou er geen leven, dan zou er geen vrede zijn. Dan zou niemand deel kunnen hebben aan de Heere Jezus. Want levensgemeenschap met Hem is alleen mogelijk in de weg van lijden, sterven en opstanding.

Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen, dat gaat ook door voor ons persoonlijk leven. Als het met ons niet gaat naar de wet van het tarwegraan, nl. sterven om te leven, sterven om vrucht voort te brengen, dan is ons leven onvruchtbaar, dan ontbreken de levensvruchten tot heil van de naaste, en tot verheerlijking van God. Zonder te sterven blijft gij alleen. Alleen, zonder God in de wereld. Alleen, zonder waarlijk voor anderen ten zegen te zijn.

Zonder te sterven, voor gij sterft, blijft gij alleen, alleen straks ook in de vallei van de schaduw des doods, en daarna eeuwig alleen in de akeligste eenzaamheid, temidden van al de verlorenen toch voor eeuwig alleen.

O, mijn lezer, laat u toch waarschuwen door dat ernstige: „Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft het alleen." Er is een gemeenschap, een levende gemeenschap van schapen van de Goede Herder, van broeders en zusters in de Heere. Vraag toch, voordat het te laat is, daarin opgenomen te worden. O, welk een zalig voorrecht is het, verlost van het alleen zijn, deelgenoot te mogen zijn van die gemeenschap van verlorenen, die gered is, het eigendom te mogen zijn van de Heere Jezus Christus, gekocht met Zijn dierbaar bloed!

z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De wet van het tarwegraan

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's