De Heere is waarlijk opgestaan
De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien. Lucas 24 : 34.
„De Heere is waarlijk opgestaan" — met deze woorden hebben christenen in de loop der eeuwen elkander wel begroet op het Paasfeest. Dat zal natuurlijk menigmaal niet meer geweest zijn dan een ledige vórm, zonder inhoud en zonder wezen. Maar, wij mogen toch zeker geloven, dat het ook wel eens in de blijmoedigheid des geloofs is geweest: , , De Heere is' waarlijk opgestaan." — Met welk een zelfbeschuldiging, maar tegelijkertijd ook met welk een innerlijke vreugde, ziende op Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, mag er ook nu nog wel eens gezongen worden:
De steen, die door de tempelbouwers Veracht'lijk was een plaats ontzegd, Is, tot verbazing der beschouwers, Van God ten hoofd des hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen.
Door 's Heeren hand alleen geschied; Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
Ook voor het Paasfeest 1953 leide ons in deze zaken • in de Heilige Geest, van Wie de Zaligmaker Zelf gezegd heeft: „Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen." Er is reden te over om aan de morgen van het feest der opstanding in onze bedehuizen samen té komen om de naam des Heeren te verheerlijken, om, elkander opwekkend, te zingen:
Komt, nadert voor Zijn aangezicht; Zingt Hem een vrolijk lofgedicht.
Zal er ooit reden zijn tot blijdschap, dan zal het toch wel zijn op de dag van de overwinning van: de dood, en van de openbaring van het leven, op de dag, de roem der dagen, waarop wij de heerlijke gedachtenis vieren van de opstanding van de Zaligmaker van zondaren. De roem der dagen is de betekenisvolle Paasdag, omdat er van uitgaat een sprake van leven, van leven op een aarde, waarop de koning der verschrikking rondgaat met zijn gevreesde en vreselijke zeis, waarop de dood zijn scepter oppermachtig zwaait.
Een sprake van leven komt op het Paasfeest tot ons. Maar niet in de allereerste plaats van leven in de natuur. Dat is de arme en troosteloze prediking van velen op deze heerlijke dag, waarin het Paasfeest wordt verlaagd tot een natuurfeest. Dan is het, meermalen in schone vorm, maar leeg in wezen: „Uit het geopende graf der aarde vloeit zachtkens een stroom des nieuwen levens, die, afgeleid in verschillende bedding, overal leven wekt, en schoonheid schept." .
En nu gevoelen ook wij wel het liefelijke, het opwekkende van het wonderrijke voorjaar, waarin de natuur overal nieuw, fris leven doet aanschouwen. Wel leeft ook de mens weer in menig opzicht met de natuur op. Maar, hoe heerlijk dat alles ook moge zijn, het is niet de reden, waarom wij Paasfeest vieren. Wat is zulk een Paasfeest arm. Het heeft slechts betrekking op de tijdelijke dingen.
Paasfeest vieren wij, om te gedenken de wonderen, die de Heere van ouds heeft gedaan, om nog eens weer te overpeinzen de wonderen van genade van de volheid des tijds. „Houdt in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden opgewekt is" (2 Tim. 2:8). Dan zien wij, welk een schitterende, glansrijke kroon de Heere heeft gezet op het volbrachte verlossingswerk. Na bij het kruis gestaan te hebben, mag de gemeente des Heeren blikken in het geopende, ledige graf met de rijzende zon er boven.
„De Heere is waarlijk opgestaan", dat is immers de blijde jubeltoon, die de beide Emmaüsgangers, nu weer Jeruzalemgangers, tegenklonk uit de zamen ver gaderde kring van de elven, en die met hen waren. Met brandende harten hadden Kleopas en zijn metgezel geluisterd naar de Heere Jezus, Die bij hen kwam, en met hen ging, al werden hun ogen gehouden, dat zij Hem niet kenden. Toen Hij echter met hen aanzat, het brood nam, en zegende, en het hun gaf, als Hij het gebroken had, toen werden hun ogen geopend, en zij kenden Hem. En Hij kwam weg uit hun gezicht. Welk een verrassing! Dat was Paasfeest vieren.
Doch, al kwam de Verrezene weg uit hun gezicht, in werkelijkheid bleef Hij bij hen. Met Hem in het oog, ziende op Jezus, met Hem in het hart, werden de Emmaüsgangers Jeruzalemgangers. Het was ook voor hen geworden een dag van goede boodschap, zodat in hun hart leefde de vraag: zullen wij dan zwijgen? Al is het bij de avond, al is de dag gedaald, zij móéten terug naar Jeruzalem, om daar deze blijde boodschap, het rijke Paasevangelie te gaan brengen.
Maar, als zij te Jeruzalem gekomen, de elven zamenvergaderd vonden, en die met hen waren, toen bleek het, dat hun geliefde Meester niet stil had gezeten, dat Hij de bedroefden niet aan hun lot overliet, dat Hij, hoewel zij het er niet naar gemaakt hadden, met innerlijke ontferming over hen bewogen was, dat Hij zelfs de bitterlijk wenende Petrus niet had verworpen, niet had verlaten. Met grote vreugde worden Kleopas en zijn metgezel begroet door de kring, die op dit ongewone, late uur zamenvergaderd was, in levendig gesprek, in diepe verwondering. De vreugde huns harten kunnen zij niet inhouden. Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over. Het is blijdschap in de Heere, als zij de Emmaüsgangers begroeten met hun vreugdevol: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien."
Welk een wonderlijke ommekeer in deze kring van geërgerden aan, van verlaters van, van verloochenaars van hun Heiland! Droevig hadden zij het er afgebracht. En door hun zonden waren zij terecht gekomen in dikke duisternis. De Heere verbergt Zijn aangezicht voor hen. Gods kinderen zondigen niet goedkoop. En nu was er grote onzekerheid, teleurstelling, verslagenheid en droefheid in hun hart. Hij echter, Die de Zijnen heeft liefgehad, heeft ze liefgehad tot het einde. Hij zoekt op zelfs degenen, die aan Hem zijn geërgerd geworden, die Hem hebben verlaten, die Hem hebben verloochend. Hij openbaart Zich aan hen als de levende Verlosser, Die spreekt: „Ik ben de Op-
standing en het leven. Ik leef, en gij zult leven." En, als Hij komt, dan moet het duister zwichten. Dan gaat het licht op in de duisternis. Zo is geweest de kostelijke bevinding van de beide Emmaüsgangers. Dat heeft Simon Petrus tot zijn verootmoediging en tot zijn bemoediging mogen ervaren. Daarin mochten ook de andere discipelen, een ieder in zijn mate, delen. En nu waren zij door Gods vrije genade, — zij hadden het er werkelijk niet naar gemaakt, < — vol van verwondering en van vreugde, begerend Hem te verheerlijken, Die ook in de staat van Zijn verhoging hen niet voorbijging. Die Zich in Zijn overwinnaarsheerlijkheid aan de Zijnen wilde openbaren. In de vreugde huns harten is het ook op hun lippen tot Zijn verheerlijking: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien."
Ja, dat is wel de schone, begeerlijke taak van alle begenadigden en beweldadigden op het feest van de opstanding des Heeren Hem te verheerlijken, Zijn overwinning uit te roepen. Met diepe eerbied, in zielsaanbidding, noemen zij de Verrezene: „De Heere": „De Heere is waarlijk opgestaan." Nu zien zij iets van Zijn heerlijkheid. Nu buigen zij zich diep in het stof bij de openbaring van Zijn majesteit. Nu erkennen zij, dat Hij is ingegaan door de dood tot het leven, dat Hij is de Overwinnaar van de dood, en dat Hij het leven en de onverderfelijkheid aan het licht heeft gebracht. Met welk een ontzag, met welk een ontroering, met welk een liefde, met welk een beschaamdheid en schuldgevoel, zal het nu in hun hart en op hun lippen zijn geweest: „Het is de Heere! De Heere, Die waarlijk is opgestaan."
En nu hebben zij de betekenis van deze naam, het \ ronder ook van de opstanding, zeker nog wel niet ten volle verstaan. Het was ook hi > r nog maar een klein beginsel van geloof., van hoop en van liefde. De Heilige Geest was nog niet uitgestort. Eerst als Die gekomen zou zijn om hen in alle wa< rheid te leiden, zouden zij het heilsfeit van de opstanding van Christus dieper verstaan. Maar toch hebben zij dit alles, al is Siet nog niet in al zijn rijkdom, in beginsel beleden. Zij waren ontroerd, verwonderd, verblijd over het wonder van de opstanding des Heeren. En dit alles hebben zij neer willen leggen, en uit willen spreken in hun belijdenis: „De Heere is waarlijk opgestaan." Dat mag niet ontkend worden, zelfs niet, al blijft het ook hier waar: , ., Gij zult het na deze verstaan."
En ook au nog, al leven wij na de uitstorting van de Heilige Geest, al mogen wij wandelen bij het licht van het Nieuwe Testament, blijft het een kennen ten dele. Dat geldt niet alleen van bekommerde zondaren, die wel eens iets mogen genieten van Gxis genade, van de pasbeginnenden op de weg ten leven. Dat geldt ook van dt; verdergevorderden, zelfs van de vaders en van de moeders in Israël. Ach, wat weet gij, die toch niet vreemd zijt van de dingen van het Koninkrijk Gods. die door genade een leerling zijt geworden van de school des Heiligen.
Geestes. wat weet gij nog van de rijkdom, die er ligt in die schone naam: „De Heere"? Wat weet gij nog van de diepe en rijke betekenis van Zijn opstanding, van dat „waarlijk opgestaan"? — Gij komt hier niet verder dan tot het A.B.C. des geloofs. Er is nog zoveel te leren, dat gij nog niet kent.
Maar die eerste beginselen zijn al zo groot en zo rijk. Als gij daar eens in wordt ingeleid door die Goddelijke Leermeester, de Heilige Geest, wat moogt gij daar dan al een rijkdom, een diepte in zien. Wat kunt gij dan een volheid van overdenkingen hebben, en daarvan wonderlijk genieten! Zo is het misschien onder de prediking, hetzij dat gij hoorder, hetzij, dat gij zelf prediker zijt.
Zo kan het wel eens zijn in de nacht, als gij de slaap niet kunt vatten. Die slapeloze nachten zijn dikwijls moeilijk en vermoeiend, maar ze zijn ook wel eens verkwikkend en opwekkend, als het mag wezen: „Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn." — Zo is het u misschien ook wel eens geweest in de nacht voor of in de nacht na het Paasfeest, zodat het in blijdschap der ziel, tot verheerlijking van de Christus mocht zijn: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon, is ook van mij, gezien."
„De Heere", zo zegt de tekst van onze meditatie met eerbiedig ontzag. En wie onzer zou hierbij niet denken aan vraag en antwoord 34 van de 13e Zondag van onze Heidelbergse Catechismus? Daar komt tot ons de vraag: „Waarom noemt gij Hem onze Heere? " En het antwoord is: „Omdat Hij ons met lichaam en ziel, van al onze zonden, niet met goud of zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle geweld des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt heeft."
O, mijn lezer, dat gij op dit Paasfeest iets moogt zien van de heerlijkheid van de verhoogde Middelaar en Verlosser, en dat het dan met hart en mond in aanbidding moge zijn: „De Heere is waarlijk opgestaan."
Wat is Zijn verhoging in Zijn opstanding, na de diepte van Zijn vernedering in het worden tot zonde en tot vloek, in het nedergedaald ter helle, toch wonderlijk en heerlijk. De apostel Paulus werd er met kracht bij bepaald, toen hij schreef in zijn brief aan de Romeinen: Die krachtiglijk is bewezen te zijn de Zoon van God, naar de Geest der heiligmaking, uit de opstanding der ddoden, namelijk Jezus Christus, onze Heere" (1 : 4). Dat wil niet zeggen, dat Hij door de opstanding Gods Zoon wérd. Neen, dat was Hij al krachtens de eeuwige generatie van de Vader. Maar nu kwam het voor zondaren zo duidelijk aan de dag. Petrus had het al mogen belijden. Maar Gods volk heeft behoefte aan de bevestiging van wat zij zelf belijden. Het geloofsoog kan zo verduisterd zijn. Hier wordt het bevestigd, dat de Heere Jezus is de Zoon van God. Dierbare bevestiging. Nu kan Hij de zaligheid, die Hij verdiend heeft, ook schenken en toepassen. Nu kunt gij nooit te groot, nooit groot genoeg van Hem denken. Hij is de Heere. Van Hem geldt het: De Heere is waarlijk opgestaan." Ach, twijfel daar niet aan. Leer dat in het geloof te aanvaarden. Bid ootmoedig om dat zaligmakend geloof.
In de opstanding blijkt ook zonneklaar 's Heilands macht. Hij kon van de dood niet worden gehouden. Hij heeft de duivel overwonnen. Hij is een volkomen Zaligmaker. Hij leeft voor de Zijnen. Welk een genade, te mogen delen in de kracht van Zijn lijden en sterven en van Zijn opstanding! Zij of worde het uw begeerte, uw bede: „Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding."
Z.
S. v. D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1953
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1953
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's