Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PROFEET ELIA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PROFEET ELIA

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

NAAR EKRON

II.

Maar de Engel des Heeren sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gijlieden heengaat om Baal-Zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom nu zegt de Heere alzoo: Gij zult niet afkomen van dat bed, waarop gij geklommen zijt; maar gij zult den dood sterven. En Elia ging weg. Zoo kwamen de boden weder tot hem; en hij zeide tot hen: Wat is dit, dat gij wederkomt? En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning, die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zoo zegt de Heere: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gij zendt om Baal-Zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen; maar gij zult den dood sterven.

En hij sprak tot hen: oedanig was de gestalte des mans, die u tegemoet opgekomen is, en deze woorden tot u gesproken heeft? En zij zeiden tot hem: ij was een man met een harig kleed, en met een lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide hij: et is Elia, de Thisbiet. II Koningen 1 : 3—8.

De boden van Ahazia waren afgereisd naar Ekron, om Baal-Zebub over het verloop van 's konings ziekte te raadplegen. Op hun tocht kwamen zij een man tegen, die hen deed halt houden. Het was Elia, doch dat wisten zij blijkbaar niet. De Engel des Heeren was aan den Thisbiet verschenen. Niet „een" engel, maar „de" Engel des Heeren - — in clien vorm openbaarde Christus Zich vóór Zijn vleeschwording onder de oude Bedeeling — maakte hem met Ahazia's plannen bekend. En de opdracht, aan Elia verstrekt, botste met het bevel van Samaria's koning; de Thisbiet toch moest tot de boden zeggen: „Niet naar Ekron".

Met een ernstig gelaat zal de profeet de afgezanten van den koning hebben aangezien, toen hij zeide: „Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gijlieden heengaat om Baal-Zebub, den god van

Ekron, te vragen? " De boden zullen verbaasd zijn geweest, daar de vreemdeling bewees, dat hij op de hoogte was van het doel hunner reis. Door de aanklacht, welke in Elia's woorden lag, zullen zij evenwel niet verontrust zijn; het was, helaas, immers gewoonte in Israël geworden, om de Baals te verheffen ten koste van den God der vaderen. De verbazing van de boden zal echter omgeslagen zijn in schrik, toen Elia in 's Heeren naam vervolgde: , , Zegt aan Ahazia: Gij zult niet afkomen van dit bed, waarop gij geklommen zijt, maar gij zult den dood sterven."

De geschiedschrijver vermeldt: , , En Elia ging weg." Des Heeren dienstknecht had zijn taak getrouw volbracht; en nu bleef hij niet over allerlei nog wat napraten met de boden — daardoor zou hij den indruk van zijn woord hebben verslapt — maar hij vertrok, gelijk hij gekomen was: als een, wien de majesteit Gods omzweeft.

Onthutst zagen Ahazia's boden hem na, totdat hij uit hun gezicht was verdwenen. Niemand veroorloofde zich, een schampere of spottende opmerking over den man in het harige kleed te maken; niemand trok de waarachtigheid van zijn mededeeling in twijfel; niemand gevoelde lust om, ondanks Elia's bevel, toch naar Ekron te trekken. Zij begaven zich weder naar het paleis, dat zij hoogstens twee dagen tevoren verlaten hadden. De afgezanten gehoorzaamden dus niet aan het bevel van hun koning. Dit is des te opmerkelijker, daar zij met een somber bericht naar huis werden gestuurd. Indien hun verzekerd ware, dat de koning van zijn ziekte zou herstellen, zoo behoefde het ons niet te verwonderen, dat zij Ekron vergaten, en zich naar hun vorst spoedden. Maar nu... de boden, die anders onvoorwaardelijk bogen voor 's konings gezag, schoven ditmaal Ahazia's ordinantie ter zijde, hoewel zij hem zijn dood moesten aankondigen.

Ziethier, lezers en lezeressen, de macht van Gods woord ons aanschouwelijk voor oogen gesteld. De boden van Israëls koning volgden de orders van hun meester stipt op; maar toen Elia hun de tijding van zijn Zender voorhield, telden zij Ahazia's gebod niet meer. Zij hebben misschien niet eens overwogen, dat hun afwijken van het koninklijke bevel het misnoegen van Ahazia kon opwekken — zóó zeer waren zij onder het beslag van Jehovah's woord. Is de Heere u nimmer tegengetreden, gelijk Hij het Ahazia's dienaren deed? Daarvoor heeft Hij geen Elia noodig; ook minder begenadigden kan Hij gebruiken; zelfs door den dienst van een kind bevestigt Hij Jesaja 55, dat Zijn woord niet ledig zal wederkeeren, maar doen zal, hetgeen Hem behaagt. Alle Sionieten mogen er van verhalen, hoe Jehovah hen, evenals Ahazia's boden, door Zijn woord wegriep van Ekron, en hun schadelijke, zondige doolpaden deed verlaten. Wie daar bevindelijke kennis aan heeft, begrijpt, dat de dichter van den langen 119en Psalm niet anders doet dan Gods woord prijzen, en over dit ééne onderwerp niet uitgezongen geraakt. Wanneer het woord des Heeren, onder de bestiering van den Heiligen Geest, een Adamskind arresteert, is deze gebeurtenis allerminst een zaak van verheuging. Een mensch wordt er door ontdekt aan zijn staat en toestand, en krijgt te bukken voor een rechtvaardig God, Wiens doemvonnis hij moet billijken. Hij kan het er zóó benauwd door hebben, dat hij bij oogenblikken wenscht nooit door het woord der Waarheid te zijn gegrepen. Maar zulk een geprangd gemoed blijft niet eindeloos in het verdriet. Want Gods Woord, dat doodelijke wonden slaat, is tevens een genezende balsem. De zondaar, die zichzelf in zijn armoede en verlorenheid leert verfoeien, zal — geloofd zij 's Heeren goedertierenheid — ook onderricht ontvangen aangaande den rijkdom ter behoudenis van den Middelaar; ja, hij zal Immanuël in het geloof mogen omhelzen, en alzoo niet alleen Gods recht, maar ook Diens genade gaan verheerlijken. Wie dat ervaart, zal het woord des Levens zegenen, en niet meer wenschen, dat het hem ongemoeid had gelaten. Lezers, lezeressen, dat de God van Elia, de Vader des Heeren Jezus Christus, ons door Zijn woord verhinderend tegemoet trede, zoo vaak wij ons opmaken om naar Ekron te reizen. En indien wij reeds in de verderfelijke stad zijn aangekomen, drijve Hij er ons door Zijn woord uit, en geleide Zijn goede Geest ons in een effen land.

Het woord Gods, door Elia gesproken, behelsde voor Ahazia slechts een gerichtsen doodsaankondiging. De welaangename tijd was voor hem verstreken; hij had er geen profijt van getrokken. Ons wordt het woord des Heeren nog gepredikt niet eenzijdig in zijn dreiging, doch tweezijdig als vloek en zegen tegader. Verhardt uw harten dan niet, maar vraagt om de leiding des Geestes, opdat het woord van den Hemelkoning openbaar kome als een kracht tot zaligheid.

Ahazia's boden hadden hun reis moeten afbreken, en keerden daardoor veel eerder in het paleis terug, dan men verwacht had. De zieke koning zag hen verwonderd aan, toen zij zijn kamer binnenstapten. Hij informeerde naar de oorzaak hunner spoedige thuiskomst, en toen deden zij verslag van hun wedervaren: „Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat henen, keert weder tot den koning, die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zóó zegt de Heere: Is het omdat er geen God in Israël is, dat gij zendt om Baal-Zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven." Nauwkeurig herhaalden de hovelingen de boodschap van Elia. Och, als Jehovah de zaak niet in handen had genomen, zouden zij een en ander hebben weggelaten, van hetgeen hun vorst onaangenaam in de ooren moest klinken; ja, wellicht hadden zij de boodschap omgekeerd, en verzekerd, dat Ahazia gewisselijk zou herstellen. Doch nu dreef de Heere hen aan, om de volle waarheid, en niets dan de waarheid, te zeggen.

De koning wilde weten, wie aldus tot hen gesproken had; hij informeerde verder: „Hoedanig was de gestalte des mans, die u tegemoet gekomen is? " De boden konden zijn naam niet noemen; dan moesten zij maar een beschrijving van den persoon geven. Zij vertelden, dat hij in een harigen mantel was gehuld, en een lederen gordel om zijn lendenen droeg. De stem van Ahazia zal gehaperd hebben, toen hij verklaarde: „Het is Elia, de Thisbiet." Deze man was geen leugenprofeet; wat hij in den naam van Jehovah had voorzegd, was inderdaad gebeurd — de koning wist het even goed, als weleer zijn vader Achab. Onverschrokken, zonder aanzien des persoons, zeide de Godsman in de ongewone kleeding, waar het op stond. Ahazia kon geen hoop op herstel meer voeden; door een onbedriegelijken mond was hem zijn doodvonnis bekend gemaakt. Vele jaren reeds had hij zich aan den God Israëls niet gelegen laten liggen; en zijn afvaardiging naar Ekron, naar Baal-Zebub, was de druppel, die de maat deed overloopen.

Jehovah is jaloersch op Zijn eer, die Hij met geen ander wil deelen; Hij is er jaloersch op, door Zijn schepselen te worden erkend. Wel betoont Hij Zich lankmoedig; doch ten laatste straft Hij de schennis Zijner Majesteit. Wat wordt deze geduchte waarheid veelvuldig geloochend. Wie rondziet, en zijn oor te luisteren legt, moet huiveren, dewijl Ahazia zulk een talrijke familie heeft. Lezers, lezeressen, zendt uw boden, uw gebeden, naar de stad des grooten Konings; en maakt Hem uw stoffelijke en geestelijke nooden bekend. Erkent Zijn macht, Zijn ontferming; daarin brengt gij Hem hulde toe, en trekt gij een welgevallen van den Heere. Gij zucht, dat uit een onrein hart en van bezoedelde lippen geen smeeking kan opstijgen, welke den driemaal Heilige behaagt. Ja, gij hebt gelijk. Bedenkt evenwel, dat deze belijdenis, zoo zij oprecht is, u door den Heiligen Geest werd ingegeven; en vraagt, dat Hij Zijn goede werk voortzette, u leidende in alle waarheid — in de waarheid van uw verwerpelijkheid niet alleen, doch tevens in de waarheid van Gods goedgunstigheid, die om Christus' wille zich hemelhoog uitbreidt over een behoeftig en ellendig volk. Het oordeel des doods, dat gij u, evenals Ahazia, waardig maakte, zal worden opgeheven om plaats te maken voor de blijmare van vrijspraak en behoud.

Voor ditmaal bepalen wij er u nog eens bij, dat de Engel des Heeren, Christus vóór Zijn menschwording, aan Elia verscheen. Hoe diep boog de Tweede Persoon Zich neer! Maar Hij is nog méér afgedaald, toen Hij in de kribbe lag, en als een gevloekte aan het kruis hing. Hij wilde het plaatsbekleedende Lam Gods zijn voor degenen, die Hem van den Vader

gegeven waren, en hun vloek wegdragen, om in dien weg Zich de Leeuw uit Juda's stam te betoonen, die in Zijn zegepraal de gezochten en gekochten met Zijn zegening vervult. Schaduwachtig, profetisch werden deze weldaden, in de volheid des tijds geopenbaard, onder de oude Bedeeling aan het bondsvolk voorgesteld. Israël mocht uitzicht hebben op het Lam en den Leeuw, Jehovah's onuitsprekelijke Gave. Maar wie Ekron stelde boven het heiligdom, des levenden Gods, en den Beloofde der vaderen inruilde tegen Baal, had een Ahazia-gericht te duchten. Gelijk de Engel des Heeren Zijn wraak aan den verstokten koning van Samaria liet aanzeggen, zoo zal Christus in Zijn toekomst een rechtvaardig vonnis vellen over een iegelijk, die Zijn bloed vertreden, en Zijn Geest miskend heeft.

Och, dat menige weerbarstige Ahazia onder ons in het heden der genade nog tot inkeer kwame. Welgelukzalig, wie op Hem krijgt te bouwen, de Baals der wereld versmadende. In den zegen van Mozes lezen wij het woord, tot Levi's stam gericht: Uw Thummim en uw Urim zijn aan den Man, uw Gunstgenoot" (Deut. 33 : 8). Aaron en diens opvolgers droegen een borstlap, bezet met twaalf edelsteenen, waarin de namen van Israëls patriarchen. Bij dit teeken hunner waardigheid behoorden de Urim en Thummim (Licht en Recht). De scheidende Mozes wees op den eenigen Hoogepriester, die Aarons bediening zou volmaken. De Thummim en Urim komen aan Jezus Christus toe. Dus: rkent Hem in Zijn Middelaarsambt; zoekt Uw Licht en Recht niet in uzelven, noch te Ekron, noch bij Baal. Hij is het Licht der wereld, en buiten Hem vindt gij geen licht, dat uw donkerte verjaagt, en u veilig doet wandelen. Hij straalt het licht van Zijn wijsheid, vertroosting en koningschap uit. Hij handhaaft het Recht. Hij, de Rechtvaardige, heeft aan Gods recht voldaan; Hij verlost Sion door recht, Hij leidt Zijn volk in het spoor der gerechtigheid. Uw Thummim en uw Urim zijn, krachtens de beschikking van den Eeuwige, aan den Man, uw Gunstgenoot.Welnu, laat ze dan ook aan Hem. Tracht ze Hem niet door hoogmoed, betweterij of rebellie te ontrooven. Laat Ahazia u een waarschuwend en afschrikwekkend voorbeeld wezen. Buigt toch uw stramme knieën voor den Man, den Zoon des menschen, die de Gunstgenoot wil wezen juist van hen, die zichzelven niets durven toeschrijven. Het is zulk een voorrecht te mogen weten, dat Hij ook uw naam draagt in Zijn borstlap, op Zijn hart. Tergt Hem niet, door, zelfs na ontvangen genade, nog heil te verwachten van Ekron. En als gij u niet bewaarde van de afgoden, zoo verleene de meerdere Elia u door Zijn Geest vrijmoedigheid, om met uw schuld te schuilen onder Golgotha's albedekkend zoenbloed, opdat gij niet den dood sterft, maar leven moogt tot verheerlijking van den drieëenigen Naam.

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE PROFEET ELIA

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's