Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heeft God lust in de dood van de goddeloze?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heeft God lust in de dood van de goddeloze?

8 minuten leestijd

Man, zegt een lezer, medewerker van de redactie, vinden de redacteuren het goed, dat u daarover schrijft? Dat weet toch een kind. Staat het niet zeer nadrukkelijk in Ezechiël 33 : 11 met deze woorden: Zeg tot hen: o waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zult gij sterven, gij huis Israëls? En staat het niet even duidelijk in Ezechiël 18 : 23: Zou Ik enigszins lust hebben aan de dood des goddelozen? spreekt de Heere, Heere. Is het niet, als hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij leve? "

Ja, zeg ik, u hebt gelijk, lezer. Het staat er heel duidelijk. Maar nu waren de ouden altijd gewend om aan tegenwerpingen het woord te geven, opdat de waarheid van een tekst, des te krachtiger zou spreken. En nu heb ik een tegenwerping aangaande deze tekst ontvangen. In de maand Maart heb ik geschreven, dat we bij twee grote stukken moeten blijven. Ten eerste: od heeft geen lust in de dood des goddelozen. Ho, schreef mij nog in diezelfde maand een lezer, hier rijzen bij mij reeds de vragen." Welk bezwaar heeft hij dan? Hij schrijft: De Statenvertaling tekent n.1. aan bij Ezech. 18 : 23: hier is eigenlijk gesproken van de dood des goddelozen, die zich hebben bekeerd en niet van degenen, die zich nimmermeer bekeren, enz."

Zodoende krijgen we ineens de Kanttekenaars tegen. Hebben wij dan toch de Bijbel verkeerd gelezen en heeft God liever, dat de mens onbekeerd blijft en zo in de tijdelijke en eeuwige dood ingaat, dan dat de mens zich. bekeert en leeft? Daar moeten we eens even over praten of u het goed vindt, of niet. Eerst gaan we de Kanttekening volledig overschrijven.

Hier is ze: Lustende lust hebben, staat er in het Hebr. Deze vraag loochent sterkelijk. Zo is de zin, dat Hij geenszins belust is, of door enige lust gedreven om de goddeloze te doden. Want of hij schoon besloten heeft de onboetvaardige te straffen, nochtans en is eigenlijk zijn einde niet het verderf van zijn schepsel, maar de openbaring van Zijn gerechtigheid. Rom. 9:17. Ten anderen is hier eigenlijk gesproken van de dood des goddelozen, die zich bekeert, en niet van degenen, die zich nimmermeer bekeren, gelijk de voorgaande en volgende woorden

uitwijzen. Alsof God zeide: „Gijlieden meent, dat Ik zo belust ben om te vernielen en te doden, dat Ik ook de goddeloze, die zich bekeert niet wil sparen, noch zijn bekering voor aangenaam houden. Maar dat is een lastering en verre van Mij." Bij het volgende „is 't niet" uit vers 23 tekent de Statenbijbel aan: „T.w. Dat ik lust en welgevallen hier aan hebbe? Deze vraag verzekert sterkelijk, dat de bekering des goddelozen Gode zo aangenaam is, dat de bekeerde gewisselijk leven zal en dat Hij geenszins lust heeft om de bekeerde goddeloze te doden." Dus God heeft lust in uw bekering, lezer.

De Kanttekening bij Ez. 33 : 11 verschilt van de bovenstaande weinig of niets. Zij luidt: Gelijk gij meent en klaagt, dat ik belust ben om u te doden, schoon gij u van uw boosheid bekeerdet, alsof het evenveel bij mij zij, of gij u bekeert of niet, hoe gij het ook maakt, wel of kwalijk, gij moet er evenzeer aan; gelijk goddeloze murmureerders of huichelaars plegen te spreken."

Dit zijn de uitspraken van de Kantekenaren. Ik stel het op prijs, dat daar onze aandacht op gevestigd is. Men kan immers van een tekst of van een woord alles maken. Zo kan men ook zeggen, dat niemand enig gevaar heeft te duchten, want God zal nooit iemand doen sterven, want Hij heeft daar geen lust in. Men kan met deze teksten de uitverkiezing trachten te bestrijden en zeggen: God kan nooit besloten hebben sommigen in het verderf te laten, want Hij heeft lust in de bekering en het leven van allen.

Maar als men dit zegt, gaat men de bedoeling van deze kostelijke evangeliewoorden voorbij. Verkiezing of jongste gericht moeten we hier niet bij betrekken. Het gaat over een concrete situatie in het heden. Hier zit een kerk vol mensen voor u. Hoe staat de grote God tegenover deze mensen? Laat het Hem onverschillig wat zij doen? Neen, zeggen de Kanttekenaren. En dat zeggen zij terecht, want dat heeft de profeet, door wie God sprak, met een eed bezworen. Het is bij God niet gelijk of iemand bidt van harte of vloekt van harte. Het is bij God niet hetzelfde of iemand uit de nood van zijn ziel roept, dan wel of iemand in verharding zwijgt. Zeg dat maar tegen die Kerk vol mensen, dat God geen lust heeft in hun dood, doch dat die eeuwige dood zeker komen zal, wanneer de bekering niet tussenbeide komt. Het staat in Ex. 18 : 23 heel sterk, dat God geen lust heeft in de ondergang van de goddeloze. Dit staat toch vast. Dat zijn toch de eigen woorden van de Bijbel. De bekering van de goddeloze is God aangenaam. Natuurlijk kan er nu best iemand komen, die zegt, dat dit verstaan moet worden van de uitverkoren goddeloze, maar dan weerspreekt hij de Schrift, want Gods Woord spreekt kortaf van „de goddelozen". Ik geloof niet, dat wij in dit leven alles van God en Zijn beleid zullen begrijpen. Daarom moeten wij maar dicht bij de Schrift blijven en zo nodig twee dingen vasthouden, die wij nog niet tot één kunnen verenigen. Dit geldt zeker van de geopenbaarde wil en de verborgen wil Gods. Zij zijn in God één. Doch wij zijn maar mensen. En als dan de Heere zegt, dat Hij er lust in heeft, dat iedere goddeloze zich bekeert, dan verheugen wij ons daarin. Maar als dan iemand zegt, dat men niet moet denken, dat men dus maar onbekeerd kan blijven, zeggen we: at denken we helemaal niet. We zijn het, integendeel, roerend met u eens. Doch als dan een ander zegt: od heeft alleen maar geen lust in de dood van bekeerde goddelozen, dan zeggen wij: at staat er ook niet. Dat zal zo wezen in het jongste gericht, doch die situatie is hier niet ondersteld. Op heden geldt: od heeft er lust in, dat iedere goddeloze zich bekeert. Roep dit troostwoord toe aan allen. Het is bij de Heere niet hetzelfde, wat gij doet. Hij nodigt iedere zondaar in de prediking van het evangelie tot bekering. Calvijn tekent bij Ez. 3 : 18 aan: Hoofddoel van wet en evangelie is, dat de mensen met God als hun Vader verzoend worden. Bij Ez. 18 : 21: Door hun vergeving te beloven, nodigt God alle overtreders der wet tot zich", op voorwaarde van bekering. En bij vers 23: God bevestigt hetzelfde met andere woorden: at Hij begeert, dat zij, die de dood tegengingen, op de weg des levens komen. Daarom wordt nu het Evangelie gepredikt en werd dit alle eeuwen door betuigd. Ook de heidenen, die de wet en de profeten niet hadden, hadden hiervan toch enig instinct. Ze werden steeds gedreven door een verborgen instinct. Ze werden steeds gedreven door een verborgen begeerte om vergeving te zoeken, om dat hun dit ingeschapen was, dat God behagen heeft in allen, die Hem zoeken.

In de wet en profeten werd dit klaarder betuigd, en in het Evangelie nodigt God vriendelijk tot vergeving. En dat is de ware kennis des heils, die barmhartigheid te omhelzen, die in Christus ons wordt aangeboden. Maar dan wil God de dood des zondaars ook niet. Hij is niet alleen bereid te ontvangen, maar nodigt ook met luider stem verlorenen." Wil de Heere nu die verlorenen zalig maken zonder voorafgaand berouw? Calvijn antwoordt: „Het berouw gaat aan de vergeving vooraf." Iets verder: „Vraagt men nu of er dan geen verkiezing in God is, als Hij toch allen roept, dan is het antwoord, dat de profeet hier niet spreekt van Gods verborgen wil, maar van de geopenbaarde. En zegt men dan, dat er zo verdeeldheid in God wordt gebracht, dan is het antwoord, dat God altijd hetzelfde wil, maar op verschillende wijzen en zo, dat wij het niet doorzien. Gods wil is eenvoudig, maar voor onze waarneming is er verschil in. En dat is niet vreemd, dat dat oneindige licht onze ogen verblindt, zodat wij niet recht kunnen onderscheiden hoe God aller behoudenis wil, en toch de goddelozen verdoemt. Wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar laat ons met de mate van ons verstand tevreden zijn."

Tot zover Calvijn. En nu blijf ik maar staan op het woord der Schrift, mits goed verstaan in de situatie van het heden der genade: o gij, die dit leest, gij allen, uw bekering, uw laten van slechte dingen, uw roepen om genade, uw zoeken van Gods licht en waarheid is Gode aangenaam, al zijt gij nog zo goddeloos. God heeft lust in uw behoud in de weg van bekering. Zo gij Zijn stem dan heden hoort.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Heeft God lust in de dood van de goddeloze?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's