Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zondagswetten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zondagswetten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(i)

Zo nu en dan komt men de voorstelling tegen, dat de Zondag in de 4de eeuw door Keizer Constantijn de Grote bij een wet is ingevoerd. Ik hoop, dat u uit onze vorige artikelen over de Zondag hebt begrepen, dat dit bezijden de waarheid is. De Zondag is van de Opstanding af in gebruik bij de Kerk als de dag des Heeren.

Het tweede, wat ieder in zijn oor moet knopen is dit, dat de personen, die de Joodse sabbat willen vieren, de apostel Paulus vierkant tegen zich heben in Galaten 4 : 9, 10, Coll. 2 : 16, 17, Rom. 14 : 5, 6. Diezelfde apostel viert echter de dag des Heeren.

Verder veronderstel ik wel enige belangstelling voor enkele punten uit de geschiedenis van de Zondag. Want al heeft Constantijn de viering van de dag des Heeren niet ingevoerd, hij heeft het houden van die dag als een rustdag voor de heidenen verplicht gesteld. De Christenen hielden hem toch al, maar de heidenen werden nu ook nolens volens Zondagsvierders.

Kerkelijke wetten waren er al. De synode van Elvira bedreigde reeds in 305 de man of de vrouw met straf, die driemaal achtereen de godsdienstoefening niet bijwoonde. Zo is er meer te noemen.

Maar op 7 Maart 321 vaardigde Constantijd het eerste edict over de Zondagsviering uit voor de Staat. Het is maar een korte wet. Alle rechters, de stadsbevolking, de uitoefening van een handwerk moesten op de vererenswaardige dag der zon rusten. De veldarbeid wordt echter toegelaten, omdat anders soms de gunstige gelegenheid, die op de Zondag wordt geboden tot zaaien en planten, zou verloren gaan. Over oogsten spreekt de Keizer in Maart nog niet.

Aan deze wet werd in Juni 321 een zinnetje toegevoegd, dat het op de dag des Heeren (zo heet de Zondag dit maal) toegestaan is slaven geheel of gedeeltelijk vrij te laten. Dat is een werk van de rechters. De oefening van barmhartigheid en naastenliefde is dus geoorloofd. Zo'n wet bevatte een grote zegen voor de kerk, omdat iedere kerkganger op deze wijze werkelijke vrijheid verkreeg om de dag des Heeren te houden. De slaaf zo goed als de vrije.

Latere ervaring heeft wel geleerd, dat er toch wel vruchten groeien al zaait of plant men niet op Zondag. Latere wetten leggen verdere nadruk op de beoefening der barmhartigheid. In 409 werd bepaald, dat de gevangenen op Zondag uit de gevangenissen te voorschijn moesten worden gebracht, naar hun verzorging geïnformeerd, hun het nodige verschaft en gelegenheid gegeven worden om zich te baden.

In 386 werd uitdrukkelijk bepaald, dat op Zondag geen publieke vermakelijkheden mochten worden gehouden, opdat niemand daardoor van de Christelijke godsdienstoefening worde afgetrokken. Dat laatste is er in 392 bijgevoegd. De Romeinse wetten durfden nog wel een stapje verder te gaan. De wet van 425 zegt, dat alle aandacht van de Christenen behoort gericht te zijn op de dienst des Heeren. Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis was toen nog niet door Guido de Brés geschreven, maar de Overheid gedroeg zich wil in die geest.

En wat was de straf als iemand deze Zondagswetten overtrad? In 386 werd uitdrukkelijk gezegd, dat zo iemand als een heiligschenner zou worden aangemerkt en berecht.

Zoals reeds is opgemerkt heeft niet alleen de Staat zich met de Zondag beziggehouden, doch ook de Kerk. We zagen dat de Staat op Zondag de arbeid en de publieke vermakelijkheden verbood. In onze Zondagswet is het eerste ongeveer verboden gebleven, maar vele bedrijven werken continu en de publieke vermakelijkheden zijn allen op Zondagmorgen verboden en dan ook nog maar ten dele. Zelfs in de wetten gingeij we achteruit. Maar nu nog even de voornaamste kerkelijke besluiten. Andere tijden, andere wetten. In 324 verbood een kerkvergadering, een synode om zo te zeggen, het vasten op Zondag. Dat hoeft men bij ons in niet èèn kerk te verbieden, dacht ik. Zijn er onder de lezers van het Geref. Weekblad .wel, die uit geestelijke redenen vasten?

Wij spreken wel eens over een nacht wakker liggen vanwege onze zonden, maar komt dat in werkelijkheid heel dikwijls voor? Doch stil maar, ik noemde het vasten. Van Willem Teellinck, u weet wel, dat was zo'n piëtist, waar sommige schrijvers van boeken en vele professoren en van sommige kerken bijna alle predikanten zo krachtig tegen plegen te waarschuwen als hele slechte mensen, echte boemannen. Van deze Teellinck nu vertelt Prof. Dr H. Bouwman, dat zijn gehele persoonlijkheid een prediking was van het practisch Christendom. Geheel zijn leven had hij gesteld in de dienst van God, van Zijn Kerk, van zijn volk. Zijn leven en werk zijn een vruchtbaar zaad geworden, dat honderd en duizendvoudige vrucht voortbracht. In zijn huisgezin en door zijn christelijke wandel was hij een voorbeeld. Wonderlijk dat men van een piëtist zulk een getuigenis moet geven, hoewel hij toch een vader is van het piëtisme, dat volgens prof. K. Dijk funest gewerkt heeft voor het gezonde gereformeerde leven. Hoe zal dat gezonde gereformeerde leven er wel uit zien?

Ik zou zeggen: gave God aan Nederland in deze tijd een paar van die Piëtistische predikanten zoals Teellinck en anderen, die een voorbeeld waren in hun huisgezin, in hun wandel, en de Kerk in Nederland was op een ander spoor, genezen van zijn ziekelijk objectivisme en van zijn negeren van het werk van de Heilige Geest in de praktijk. Wat helpt het al schrijft men daar dikke of minder dikke boeken over, als men er in de praktijk niet mee rekent, en in de prediking niet?

Doch om met Teellinck en het vasten verder te gaan: „Minstens eenmaal in het jaar, dikwijls meermalen, hield het gezin een vastendag. Teellinck achtte het nuttig om zich, door niets afgeleid, geheel , aan God te kunnen wijden." Het waren bijzondere mensen, die oude schrijvers en zij hadden een bijzondere invloed. Het ene zal wel met het andere samenhangen. In het Middelburg van heden klaagt men over de slapheid en dodigheid dezer gemeente. Die klacht zal Ds W. Teellinck ook wel eens geslaakt hebben, toen hij pas in Middelburg stond. Hij zag het Gereformeerde Christendom van zijn dagen als een lijk zonder leven, als een land zonder zon. Dat deed zijn ziel pijn. En om deze smaad van Israël af te wenden hield hij aan, tijdig en ontijdig, met bestraffing, vermaning en lering, en niet zonder gevolg. De volle energie van zijn leven was gericht op de reformatie van de hem toevertrouwde gemeente. Daaraan wijdde hij al zijn krachten en gaven. De vrucht van zijn onvermoeide werkzaamheid werd spoedig in Middelburg gezien. De ijver der gemeenteleden nam langzamerhand toe, en vrome oefeningen werden meer en meer gewoon. Het bespreken van de prediking kwam algemeen in gebruik. In groten getale kwamen de mensen ter kerk. Ja, het getal der kerkgangers wies zo, dat men genoodzaakt was, voor de gemeente nog een tweede kerk te openen. Zo'n buitengewonen zegen verleende God aan die „Piëtistische" predikanten, die schriftuurlijk en bevindelijk het Woord Gods brachten.

Maar nu gaan we weer naar de synoden met hun bepalingen voor de Zondag. In 325 verbood men het knielend bidden op Zondag en in 360 het rusten op Zaterdag. De lichaamshouding bij het gebed is nog al eens verschillend. Op Zondag was het in de godsdienstoefening de staande houding, waar men beslist op stond. Als Dr. 'W. Aalders in den Haag zich had willen aansluiten bij de eerste eeuwen van het christendom, had hij geen knielbanken m de Maranathakerk begeerd. Bij het gebed en de godsdienstoefening droegen de vrouwen een hoed, de mannen waren

blootshoofds. Van die hoed ben ik niet helemaal zeker, maar in elk geval een hoofdbedekking. Wij plegen bij het bidden onze handen te vouwen, maar dat deden de eerste christenen niet. Zij breidden hun armen uit naar boven. De Germanen hebben ons geleerd onze handen te vouwen. Bij hen was deze houding van oudsher een teken van onderwerping en huldiging. L. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Zondagswetten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juni 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's