Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geleide van de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geleide van de Geest

11 minuten leestijd

Uw goede Geest geleide mij in een effen land.

Psalm 143 : 10b.

De Heilige Geest was al beloofd van oude tijden af. In het Paradijs was, bij de val in zonde, de band tussen de mens en zijn God verbroken. Daar is de mens zijn God kwijtgeraakt. Zo is de toestand, de verschrikkelijke toestand, geworden: „zonder God in de wereld".

„Zonder God", dat wil natuurlijk ook zeggen: verstoken van de gemeenschap des Heiligen Geestes. Adam en Eva waren in de staat der rechtheid kinderen Gods, en werden dus door de Geest Gods - geleid. Maar, bij het eten van de verboden vrucht gaven zij zich over aan de boze geest, aan de geest uit de afgrond. Nu was het: „Gij zijt uit de vader, de duivel, die was een mensenmoorder van den beginne."

Ontzettende verandering: üit de gemeenschap des Heiligen Geestes, in de gemeenschap van de geest uit de afgrond! Nu kan de Heilige Geest niet meer rusten op en in de van God afgevallen mens, in dat hart dood door de zonden en de misdaden. De Geest des Heeren verliet dat hart, dat was geworden tot een verontreinigde, tot een afgodstempel.

Hoe zal de Geest Gods nog ooit wéderkeren tot zulk een tempel, om daarin te wonen, om daarin £e rusten? Dat is toch onmogelijk!

Neen, mijn lezer, dat is niet onmogelijk. Wel van onze kant bezien. Ik hoop zelfs, dat gij die onmogelijkheid al dieper moogt inleven. Maar bij God zijn alle dingen mogelijk. Hij heeft in Zijn eniggeboren Zoon reeds van eeuwigheid af gedachten des vredes gehad over een in zichzelf verloren zondaarsvolk. Hij beloofde de Redder. En wat buiten die Middelaar Gods en der mensen onmogelijk is, nl. dat de Heilige Geest zou rusten op en in de verdorven mens, dat zal in de Middelaar volle, heerlijke werkelijkheid worden. Op Hem kan de Geest rusten. En door en in Hem op allen, die leerden geloven in Hem, op Wie de Geest nederdaalde in de gedaante van een duif.

Is het voor u persoonlijk reeds onmogelijk geworden, dat de Heilige Geest op u en in u zou rusten? O, hoor dan het blijde Evangelie van de mogelijkheid in Christus: „Want er zal een rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een scheut uit Zijn wortelen zal vrucht voortbrengen. En op Hem zal de Geest des Heeren rusten (hoort gij het? ), de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren."

Aan dat rusten van de Geest niet met mate op de Christus is het te danken, dat diè Geest op het Pinksterfeest kon worden uitgestort, om woning te maken in de Kerk des Heeren, om ook op haar te rusten. Daar gaan wij over mediteren uit Psalm 143:10b: Uw goede Geest geleide mij in een effen land."

Psalm 143 is, zoals gij waarschijnlijk zult weten, een van de zeven boetepsalmen, die ons door de inspiratie, door de drijving van de Heilige Geest zijn gegeven in ons diepe, rijke Psalmboek, dat, als van God aan Zijn Kerk gegeven, aan Zijn Kerk van alle tijden en van alle plaatsen, geen vervanging en zelfs geen aanvulling nodig heeft. Hier hebben wij het Oud-Testamentische, maar óók het Nieuw-Testamentische Kerklied. Het is uit het Oude Verbond overgebracht in het Nieuwe, door de Heere Jezus Zelf, Die te midden van Zijn laatste lijden, de vervulling van de belofte in alle offers in tabernakel en tempel, met Zijn discipelen de lofzang, het groot Hallel, dat is Psalm 113—118, gezongen heeft. Het Oud-Testamentische, het Nieuw-Testamentische lied in de Psalmen, door God zelf geschonken, is uit het Oude Verbond overgenomen door Hem, Die na Zijn dood, begrafenis en opstanding, toen dus het voorhangsel gescheurd was van boven tot beneden, Die toen, bij de intrede van de Nieuw-Testamentische bedeling Zijn discipelen, en in hen degenen die door hun Woord in Hem geloven zouden, de Psalmen aldus als het Nieuw-Testamentische lied heeft aangewezen en aangeprezen: Het moest alles vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en de Psalmen" (Luc. 24:44). Psalm 143 is dus een van die heerlijke Psalmen, die Oud-Testamentische en toch ook Nieuw-Testamentische liederen, het hart van het Kerkboek, van het dienstboek van alle tijden en van alle plaatsen. Het is een van die Psalmen, waarmee de Hugenoten, waarmee de Zweden onder Gustaaf Adolf, ten strijde trokken, waarmee de martelaars de marteldood, in gingen.

Psalm 143 is in dat Psalmboek een van de zeven boetepsalmen, die immers zijn Ps. 6, 32, 38, 51, 102, 130 en 143, waarin beproefden en bedroefden, aangevochtenen en bestredenen, waarin de leden van de Strijdende Kerk, de ecclesia militans, ten allen tijde hun strijd, hun moeite, hun kruis, hun klachten vertolkt vonden. Hebt ook gij die 7 boetepsalmen reeds zó leren kennen?

Psalm 143 is door een Schriftuitlegger eens genoemd: „De kruis-, de boete-, de gebeds-school van ware Christenen". En voorwaar, daarmede is de Psalm goed weergegeven. David, naar de kroon gestoken, vervolgd door zijn eigen zoon, Absalom, heeft daarin een zwaar kruis te dragen. Dat is wat voor een vader! Maar die kruis-school wordt voor hem ook een boete-school. Hij ziet daarin voltrekken het oordeel Gods over hem en over zijn huis vanwege zijn zonden. God de Heere had gesproken: „Het zwaard zal van uw huis niet wijken." David doet boete, als hij belijdt en vraagt: „En ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn" (vs. 2). Zo werd de boeteschool een gebeds-school. En op die school leerde David ook bidden: Uw goede Geest geleide mij in een effen land.

Wij leggen achtereenvolgens de nadruk op de 3 gedeelten van onze tekst:1) Uw goede Geest: w goede Geest geleide mij in een effen land. 2) Geleide mij: w goede Geest geleide mij in een effen land. 3) In een effen land: w goede Geest geleide mij in een effen land.

1. Met David hebben wij te vragen om de goede Geest Gods. Die hebben wij nodig in elk opzicht. Wij moeten deel krijgen aan de uitstorting des Geestes in ons hart. De betekenis van Pinksteren is deze: De Geest werkte natuurlijk ook tevoren wel, maar nü daalde Hij neder om te gaan wónen in de Kerk van Christus. De Heiland had het de Zijnen immers beloofd: „Ik zal u geen wezen laten." Hij moest heengaan. Dat was hun nut. Maar, Hij zou de Vader bidden, en Die zou hun een andere Trooster zenden, nl. de Geest der waarheid, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Kerstfeest bepaalt ons bij de komst van de Zóón, Pinkster bij de komst van de Heilige Géést. ,

En gelijk het voor u persoonlijk niet genoeg is, dat de Heere Jezus in Bèthlehem is geboren, Hij moet geboren worden in uw hart, zo is het voor een ieder persoonlijk ook niet voldoende, dat de Heilige Geest te Jeruzalem is uitgestort. Hij moet ook worden uitgestort in uw hart. Dat hart moet worden een tempel des Heiligen Geestes. Daarin moet, en wil Hij rusten.

Gelukkig hij of zij, die leert treuren over de onreinheid, over de schuld van eigen hart, die het niet meer uit kan houden onder de heerschappij, onder de leiding van satan, en die zo leert roepen om de Geest des Heeren.

Als gij vraagt: Hoe krijg ik deel aan dat wondere werk van de uitstorting des Heiligen Geestes? — Dan is het antwoord: zie het maar op het eerste Pinksterfeest van de Christelijke Kerk. In dit opzicht is er niets veranderd. Wij mogen u wijzen de oude, beproefde weg. Het is nog altijd de weg van bidden, van smeken, van wachten.

Volhardende in het bidden en smeken, wachtende op de vervulling van Gods beloften, gingen de jongeren de dag van het Pinksterfeest tegen. Daar was de wachtende Kerk. En ziet! weer was er reden om te zingen: Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

Het antwoord uit de hemel kwam: Zo gaat het nog altijd. Vraag dan de Heere maar: „Heere, leer mij bidden, leer mij smeken; leer mij wachten."

Dat bidden en smeken en wachten wordt in de hemel opgemerkt. Die zo wachten, zullen het ervaren: „Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem, Hij zal gewisselijk komen." En, wat is dat groot, welk een genade, als de Heilige Geest wordt uitgestort in uw hart, op üw gebed, maar vooral óp en óm de voorbede van de barmhartige Hogepriester. Dan is het waarlijk Pinksterfeest!

De Geest is het, Die u Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt door het oprechte geloof. Zelf heeft de Heiland het gezegd: „Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen." Wat ziet gij nu een rijkdom in de Christus der Schriften! Hij is de Parel van grote waarde.

Bid dan maar veel om de voortdurende bearbeiding des Geestes. Dan zult gij steeds meer te zien krijgen, steeds meer deelachtig worden van die verborgen schatten uit de schatkameren van Gods vrije genade.

De goede Geest Gods ontvangen, dat is toch wel zeer begeerlijk. O, bid dan toch gedurig: „Uw goede Geest geleide mij in een effen land; och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe Geest."

Bij alle dorheid en afwijking, o volk van God! bij alle strijd en zorg, bij alle diepten en hoogten, stijge uit uw bezwaarde harten de bede op: „Uw goede Geest geleide mij in een effen land." Ja, die Geest is de góéde Geest, Die woning wil maken in het boze hart van een slecht mens. Die zulk een wederbaart, bekeert, leert geloven en tot Leidsman wil zijn.

Ja, „niemand kan zeggen: Jezus de Heere , te zijn dan door de Heilige Geest." Die goede Geest leert u de goede Hèrder te kennen, die goede Herder, Die Zijn leven gesteld heeft voor Zijn schapen. Hij is het, Die Zijn schapen leidt in de grazige weiden van Gods Woord, Die ze zachtkens voert aan de oevers van zeer stille wateren, Die de Zijnen een andere Trooster heeft verworven, èn geschonken. Aan Diens leiding geeft Hij ze over. Zo moogt gij geloven, dat Gods toorn tegen u gestild, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg is gedaan, dat uw schuld is geboet, uw zonden zijn vergeven. Dan is het door de Heilige Geest, in geloof, in hoop en in liefde: Hij is mijn grote Profeet; Hij is mijn enige Hogepriester; Hij is mijn eeuwige Koning.

Wordt die goede Geest u gegeven naar de belofte: „Indien dan gij, die boos zij't, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven dengenen, die Hem bidden", dan leert zulk een die Geest ook kennen als de Trooster. Hoe kan Hij troosten de ongetroosten, de verbrokenen van hart en de verslagenen van geest.

Hoe kan Hij dezulken troosten met Jézus, en met Jezus alleen. Dan kan zulk een getrooste antwoorden op de vraag: „Welke is uw enige troost beide in het leven en in het sterven? " En dat antwoord is, — gij kent het toch nog wel? het eerste antwoord van onze Heidelberger: „Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en in het sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers, Jezus Christus, eigen ben. Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald, en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder de wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest des eeuwigen levens verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt."

Hoe kan die goede Geest Gods kinderen tróósten ook op allerlei drükwegen, op ziek-en sterfbedden. Dan wordt het alles zo anders. Dan wordt déze belofte vervuld: „In zijn krankheid verandert gij zijn ganse leger." Dan wordt het zware licht. — Dan verstomt de klacht op de lippen. Dan worden de tranen van uw aangezicht afgewist. Dan wordt er onder het kruis, in pijn en smart, gezongen, b.v.: In de grootste smarten, Blijven onze harten In de Heer' gerust, 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heten, Al mijn hoop en lust.

Ja, onuitsprekelijk gelukkig is degene, die leert bidden met de psalmist: „Uw goede Geest geleide mij in een effen land." O, die goede Geest te bezitten, dat is zulk een rijk bezit! In die Geest is een vólheid. Er wordt in de Heilige Schrift gesproken van de zeven Geesten, die voor de troon zijn. Dat is de volheid, want 7 is het getal van de volheid, de volheid van de Geest, van Zijn werkingen en van Zijn gaven. Degenen, die in deze volheid delen, dat zijn de gelukkigen, dat zijn de rijken.

Door die goede Geest geleid te worden, dat houdt wat in! Als gij daar iets van krijgt te zien, dan bidt gij met onze tekst: „Uw goede Geest geleide mij in een effen land." Doch daarover zo de Heere wil, en wij leven, in het Gereformeerd Weekblad van 11 Juli.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juli 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het geleide van de Geest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juli 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's