Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vrijzinnigen en het apostolicum

In Woord en Dienst heeft Ds G. Gerbrandy van Utrecht enkele vragen beantwoord in verband met de apostolische geloofsbelijdenis. Daarbij heeft hij o.a. gezegd:

„God openbaart zich aan ons door Jezus Christus. En de Hervormde Kerk wil onder de nieuwe kerkorde een Christusbelijdende volkskerk zijn. Zij belijdt niet de waarheden van maagdelijke geboorte, kruisiging, opstanding en hemelvaart, maar zij belijdt Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, zittende aan de rechterhand Gods des Almachtigen Vaders, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

Wanneer iemand nu in woord of geschrift bepaalde gegevens van het Apostolicum, b.v. de opstanding loochent, dan zou ik zeggen „Zij hebben mijn Heer weggenomen".

Nu zijn de vrijzinnigen hiertegen iq het geweer gekomen in hun blad Kerk en Wereld. De Persschouwer weet dat die vrijzinnigen geacht moeten worden — volgens leidende figuren in de kerk dan — als lerende en levende in gemeenschap met de belijdenis. Maar die vrijzinnigen maken het hem zo moeilijk om dit vast te blijven houden. Prof. Haitjema heeft onlangs nog gezegd, dat de vrijzinnigen zo veranderd zijn. Maar waarin zijn ze toch veranderd? Laten we maar eens luisteren naar een bekende vrijzinnige predikant Ds J. van Rossum. Hij schrijft o.a.:

In „Woord en Dienst" van 23 Mei j.1. in de rubriek „om het wezen en welwezen der Kerk" las ik het antwoord van ds G. Gerbrandy op vragen, die door iemand gesteld waren. Deze vragen betroffen de letterüjke aanvaarding van het apostolicum. Omdat deze vragen toch wel erg dringend blijken te zijn, mag m.i. achter het antwoord van Ds G. niet een punt gezet worden. Dit antwoord heeft bij mij tenminste weer nieuwe vragen opgeroepen. Zelf werd ik destijds, toen ik nog voorganger was van een grote afdeling van Vrijz. Hervormden, door de kerkeraad ter plaatse niet geaccepteerd, omdat deze kerkeraad, tenminste voor 9/10, van de vrijzinnigen de letterlijke aanvaarding van het apostolicum vroeg. Pas dan zou er iets kunnen gebeuren.

Over dit laatste zal ik nu natuurlijk verder zwijgen, maar men zal wel kunnen begrijpen, dat men zo iets niet gauw vergeet. En het gaat niet om één gemeente, maar om de hele Hervormde Kerk in Nederland. Toen ik dan het antwoord van G. G. las op de vraag of onze Herv. Kerk thans (bedoeld is sinds 1 Mei 1951) vasthoudt aan de letterlijke omschrijving, zoals deze in het apostolicum gegeven is, welk antwoord „ondubbelzinnig ja" luidde, toen ben ik geschrokken. Niet omdat iemand dit antwoord meent te moeten geven — velen zullen immers zó antwoorden — maar omdat G. G. toch door de leiding van onze Kerk gevraagd werd op de gestelde vragen in te gaan.

En de leiding van onze Kerk zal toch wel weten aan wie ze zulks opdraagt. Ondubbelzinnig ja wil zeggen: elemaal letterlijk, precies zoals het er staat. Mag ik vragen: eldt dit dan ook voor het „nedergedaald ter helle"? Een flauwe afgezaagde vraag wordt dit misschien gevonden. Maar zó is het beslist niet bedoeld. Het ondubbelzinnig ja houdt in, dat óók het „nedergedaald ter helle" letterlijk aanvaard behoort te worden. En I Petrus 3 : 19 en 4 : 6 onderstrepen het. En de Heidelbergse Catechismus is er met zijn vergeestelijking dus totaal naast.

De verdediging van de wijze, waarop „Fundamenten en Perspectieven" de ontvangenis van de H. Geest behandelt, vind ik zwak. G. G. zegt: de opstellers van F. en P. proberen te spreken in de taal van onze tijd. De uitdrukking „ontvangen van de H. Geest" spreekt de mens van, onze tijd niet aan. Vandaar de woorden „een gans oorspronkelijke en vrijmachtige daad. Maar het betékent precies hetzelfde.

Ik ben de mening toegedaan dat, wanneer F. en P. inderdaad vast wil houden aan de maagdelijke geboorte, men dit dan ook zó had moeten zeggen. Want nu kan er niet anders dan grote verwarring ontstaan. Terwijl bij een duidelijk zeggen er wel meningsverschil, maar geen spraakverwarring te verwachten is. Herhaaldelijk hoorde ik F. en P. vooral daarom zo bejubelen, omdat men o.a. de maagdelijke geboorte er vergeefs in zocht. Brunner, Kohnstamm, v. d. Leeuw c.s. hebben hun invloed wel doen gelden. Ik ben hier blij om. Maar de verdediging van G. G. begrijp ik zeer beslist niet. Tenslotte: een spiritueel verstaan van de opstanding wordt afgewezen. Verwezen wordt naar 1 Kor. 15. De opstanding is opstanding des v 1 e s e s. Ik meen niet met de slechtste naam aan te komen, als ik de naam van Prof. Dr G. J. Heering noem. In zijn boek „De verwachting van het Koninkrijk Gods" schrijft Heering .— als hij het heeft over de lichamelijke opstanding — dat deze voorstelling wel op de duur ontstaan is, maar „volkomen in strijd met 1 Kor. 15 vs 50 (zie blz. 32)". Dat Prof. Dr W. Banning in zijn boek „De Evangelische Boodschap" zijn bezwaren heeft uitgesproken t^gen de leer der lichamelijke opstanding (bl. 74, 75) zal bekend zijn. Maar Heering en Banning en zeer velen met hen, zeggen nu niet met Ds Gerbrandy „Zij hebben mijn Heer weggenomen". Wij, die de opstanding van Christus niet realistisch, maar wel reëel aanvaarden, weten ons de Heer niet minder nabij. Het zij met liefde en in grote bescheidenheid gezegd.

De Persschouwer is blij, dat Ds van Rossum het eerlijk zegt, dat hij centrale leerstukken der kerk zoals de lichamelijke opstanding van Christus verwerpt en dat met hem vooraanstaande vrijzinnigen dit ook verwerpen. Maar hoe moet dat nu met die gemeenschap met de belijdenis der vaderen, wat nog veèl dieper is dan overeenstemming met de belijdenis der vaderen. Het zal wel hogere kerkpolitiek zijn, waar de Persschouwer niet bij kan, want hij begrijpt het echt niet meer. Waarom zwijgen die vrijzinnigen er ook niet over? Waarom zijn ze ook zo ondeugend om in 't openbaar hun vrijzinnige stellingen te verdedigen? Waarom maken ze het de midden-orthodoxie ook zo moeilijk? Vooral daar die midden-orthodoxie hen zo ter wille is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 oktober 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 oktober 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's