Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE VOORLOPER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VOORLOPER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus. Hebreën 6 : 20a. *

In Hebreën 6 vermaant de apostel de Hebreën te staan naar de volle verzekerdheid der hoop tot het einde toe, opdat het hun niet moge vergaan als de tijdgelovigen. Het kan immers zover gaan, er kunnen zulke veelbelovende dingen zijn, schone lentebloesem, en toch ten slotte blijken, dat het niet is geweest het zaligmakende werk van de Heilige Geest. Wat is er toch een reden om onszelf te onderzoeken en te beproeven, biddend om het licht van Gods Woord en Gods Geest!

De volle verzekerdheid der hcop tot het einde toe, daar moet het ons om te doen zijn. Daar moet het toe komen, opdat, zo lezen we, gij niet traag wordt, maar navolgers zijt dergenen, die door geloof en lankmoedigheid de beloftenissen beërven. En als een van degenen, die door geloof en lankmoedigheid de beloften beërven, wijst de apostel aan Abraham, de vader der gelovigen.

Er is gegronde reden, om met geloof en lankmoedigheid vast te houden aan de beloftenissen, die God gegeven heeft door Zijn dienstknechten, geïnspireerd door de Heilige Geest, want ze zijn door de waarachtige God Zelf onder ede bevestigd: „God, willende de erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, is met een eed daartussen gekomen.

Er is dus wel gegronde reden om de voorgestelde hoop vast te houden. Het is een hoop, die niet beschaamt. Het is geen onzeker misschien. Neen, het is een levende hoop, waartoe men wedergeboren wordt door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Met deze hoop is nog nooit iemand teleurgesteld uitgekomen. Wij hebben, zo verzekert de apostel, die hoop als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel. En dan volgt in de stof van onze meditatie het heerlijke woord voor de tijd na de Hemelvaart van Christus: Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus.

Dat is de boodschap, het blijde en rijke Evangelie, dat de Hemelvaartsdag met de Hemelvaartsprediking ons weer door Gods sparende goedheid gebracht heeft: Daar, in het binnenste van het voorhangsel, daar in het Heilige der heiligen van het heiligdom in de hemel, daar is de Voorloper ingegaan voor al de gegevenen des Vaders, voor Zijn ganse, zo duur gekochte Kerk. De Heere Jezus, Die uit de hemel is neergedaald, die door de Vader in de wereld gezonden is, om hier op aarde te lijden en te strijden, om hier de zaligheid voor al de Zijnen te verdienen, Hij is ook weer naar de hemel teruggekeerd, als een volkomen Overwinnaar, om de verdiende zaligheid ook toe te passen, te schenken aan een arm en ellendig volk, dat door Hem wordt beweldadigd en rijk gemaakt.

Wij mogen dus aan de verhoogde Christus denken als aan Degene, Die voor het aangezicht van al de Zijnen is heengegaan, om voor hen de weg te bereiden, de weg tot de heilige en rechtvaardige, maar ook barmhartige God, de weg naar de hemel.

Ware de Zone Gods niet uit de hemel nedergedaald, en naar de hemel wedergekeerd, dan was er geen weg naar de hemel, dan was er geen wederkeer tot God. Door wat er in het Paradijs is geschied, door de val van onze eerste voorouders, Adam en Eva, is de weg tot God, is de weg tot de eeuwige gelukzaligheid vernield en vernietigd. Het zijn onze ongerechtigheden, die een scheiding maken tussen God en onze ziel. Dat is een aangrijpende gedachte, mijn lezers: er is geen weg tot God, er is geen weg naar de hemel. Maar er is wel een wecj naar de hel, een weg, die eindigt in de eeuwige rampzaligheid. En langs die weg hollen wij van nature voort.

Nu hebben wij echter de Hemelvaartsdag weer mogen beleven. En dat is de dag, waarop heeft plaats gegrepen, wat wij aldus lezen in de stof van onze overdenking: „Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus."

Dat is de blijde boodschap, die de hemelvaart van onze Heere Jezus ons brengt: Er is een Wegbereider, er is een Baanbreker, er is een Voorloper. Er is. dank zij Zijn werk, een weg tot God terug, een weg, die tot het eeuwige leven leidt.

En nu moeten wij voor die weg, in en door Christus Jezus bereid, een oog ontvangen. Anders zijn wij aldoor bezig zelf een weg naar de hemel uit te denken en te banen. Maar nu is het het werk van de Heilige Geest bij en in allen, die onder Zijn zaligmakende bearbeiding staan, hen te laten zien het onbetrouwbare, het verderfelijke van die eigengemaakte wegen, en hen heen te leiden naar Hem, Die zegt: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij." Alleen door het geloof in de Heere Jezus Christus komt gij op de door Hem gebaande weg. Och, leer dan de Heere smeken: „Vat Gij mijn rechterhand, 1 en leid mij op die weg, die tot zulk een prijs, tot de prijs van het bloed van de Verlosser, is bereid en opengesteld."

„Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus."

De Voorloper, Jezus, is ingegaan in het binnenste van het voorhangsel. Hij is ingegaan in Gods heiligdom in de hemel. In dat heiligdom is Hij ingegaan als de enige Hogepriester, om, niet met vreemd bloed, niet met het bloed van offerdieren, maar met Zijn eigen bloed te verschijnen voor het aangezichte Gods.

De Voorloper Jezus is ingegaan in de; hemel, om daar in te nemen Zijn plaats aan de rechterhand van God, de almachtige Vader. Daar is Hij verhoogd in de hoogste heerlijkheid. Daar heeft de Vader Hem uitermate verhoogd, en heeft Hem een naam gegeven, welke boven alle naam is, opdat in de naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in de hemel en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods, des Vaders. Gelukkig degene, die daarvan wel eens iets mag zien!

De Voorloper is ingegaan in de hemel ten nutte, ten behoeve van al de gegevenen Zijns Vaders. Voor Zichzelf behoefde Hij de hemel niet te verwerven, en de

toegang tot de hemel niet te ontsluiten. Hij was bij de Vader verheerlijkt met Goddelijke heerlijkheid, die Hij bij Hem had van voor de grondlegging der wereld. Er staat met nadruk, dat Hij de Voorloper is. En van die Voorloper wordt gezegd:

, , Daar de Voorloper voor óns is ingegaan, namelijk Jezus." De Zaligmaker, de Voorloper heeft bezit genomen van de hemel voor Zijn volk. O, welk een wonder is dat, dat die reine, heerlijke plaats, de schoonste plaats, dat die in bezit is genomen voor onreine zondaren, dat er niet alleen behoeft gesproken te worden van een verloren Paradijs, maar dat er ook mag worden getuigd van een herwonnen Paradijs!

De Voorloper, Die voor de Zijnen is ingegaan in de hemel, is aan de rechterhand des Vaders niet ledig. Hij is daar werkzaam ten nutte van de Zijnen. Hij is in de hemel ingegaan, om daar voor Zijn duurgekochten een plaats te bereiden. De Voorloper, de Wegbereider is ook de Plaatsbereider.

Dat heeft Hij Zelf gezegd in deze zo • aangrijpende woorden: „Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik heengegaan zal zijn, en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben." — O, wat is dat een liefelijke gedachte: de Voorloper is in de hemel, in het Vaderhuis met zijn vele woningen, altijd bezig, om daar plaats voor de Zijnen te bereiden. Ja, zulk een Voorloper hebben arme zondaren zo nodig. Is Hij u reeds onmisbaar geworden?

De Voorloper, die ook is de barmhartige Hogepriester, is het, die daartoe bij de Vader tussentreedt met Zijn voorbede. En die voorbede is gegrond in Zijn volbracht verlossingswerk. In de hemel wordt dus een plaatsje bereid voor allen, die voor rekening liggen van de getrouwe Zaligmaker. Als hun ure daar is, waarop zij zullen moeten scheiden van de aarde, dan is er een woning voor ze klaar. Wat is dat een rustgevende gedachte! Te moeten verhuizen en nog geen woning te hebben, dat is moeilijk en bezwarend. Maar, aan de moede pelgrims naar Sion wordt verzekerd, dat er een woning voor hen klaar gemaakt wordt, en als hun tijd is gekomen, geheel voor hen gereed zal zijn.

Gij behoeft die woning niet in gereedheid te brengen. Gij zoudt het ook niet kunnen, want zij ligt zo ver, in het hemelse Kanaan, en zij ligt zo hoog, in de hemel der hemelen. Neen, de Voorloper is voor al de Zijnen ingegaan en Hij is altijd bezig om voor elk van hen een plaats te bereiden. En die Voorloper doet Zijn werk goed. Zoals Hij op aarde geleden en gestreden heeft, totdat Hij ten slotte kon uitroepen: , , Het is volbracht!", zo is het ook in de hemel met het werk van het plaatsbereiden voor allen en een iegelijk dergenen, die voor Zijn rekening liggen. Hij rust niet, voordat alles gereed is, zó, dat er niets aan ontbreekt, zó, dat Hij Zijn werk overziende kan zeggen: „Het is volbracht; Het is geschied." Ook dat werk van het plaatsbereiden is een geheel volkomen werk. Nog nooit is eeh woning hier op aarde, hoeveel zorg er ook aan besteed werd, zo in gereedheid gebracht voor de bewoners, als elk van de woningen in het Vaderhuis voor de pelgrims naar Sion bestemd.

Met welk een blijdschap zullen zij dan ook achter de Voorloper binnengaan in zulk een gereed gemaakte woning! Als zij daarbij bepaald worden, reeds op de pelgrimsreis, dan mogen zij zingen:

De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren; O, heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

En wederom:

De lieflijkheên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Met welk een verwondering zullen zij straks rondzien in die zo schoon en zo volkomen toebereide plaats, daar de Voorloper voor hen is ingegaan, namelijk Jezus! Daar zal wat op te merken zijn, als gij zien moogt al die arbeid, die voor u is verricht, al die zorg, die voor u is besteed, als het zo duidelijk zal blijken, dat er niets is vergeten, dat alles uw verwachting ver overtreft.

In zulk een toebereide plaats, toebereid als vrucht van het offer van de enige Hogepriester, en door de kracht van Zijn voorbiddende werkzaamheid, wordt natuurlijk alleen binnengebracht een toebereid volk. Er is een toebereiding van de woningen in de hemel, maar er is ook een toebereiding van de bewoners op de aarde. Daartoe heeft de Heere Christus de belofte des Vaders, namelijk de Heilige Geest, verworven en ontvangen. Daartoe heeft Hij die Geest ook uitgestort op de Pinksterdag. Die Geest zou wonen en werken in het midden van Zijn Kerk, in het hart van elk der gegevenen des Vaders. Zo worden zondaren door de Geest toebereid.» in de weg van wedergeboorte, van bekering en geloof, om straks op Gods tijd, achter de Voorloper aan, binnengeleid te worden in de hemel van Gods heerlijkheid.

O, wat is dat nodig te staan onder de toebereidende werking van de Heilige Geest! Als dat ontbreekt, dan zijn wij bezig door onze zonden en ongeloof ons toe te bereiden voor het eeuwig verderf. Wij zouden zo maar zonder wedergeboorte, zonder bekering en geloof binnen willen gaan. Maar, mijn lezer, dat gaat niet. Dan zouden wij komen in een vreemde plaats.

Wij zouden er ons niet thuis kunnen gevoelen. Er zou geen plaats voor ons bereid zijn. Neen! wij moeten toebereid wor-, den in de weg van wedergeboorte, van bekering en van geloof en gebed, in de weg ook van veel afbraak en opbouw, in de weg van vele verdrukkingen.

En als de Heilige Geest gereed is met Zijn werk, dan is er een toebereid volk, dat binnen mag komen in een toebereide plaats, om daar voor eeuwig verenigd te zijn met hun Voorloper, met God de Vader, en met God de Heilige Geest; in die schoonste plaats, daar de Voorloper voor al Zijn volk is ingegaan, nl. Jezus.

Welk een vooruitzicht voor allen, die als getrokkenen des Vaders achter de Voorloper aan mogen wandelen! — Daarvan is gezongen op menig sterfbed:

Maar, blij vooruitzicht, dat mij streelt! Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw godd'lijk beeld.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE VOORLOPER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 mei 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's