Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZACHEÜS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZACHEÜS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

En Jezus, ingekomen zijnde, ging door Jericho. En zie, er was een man, met name geheeten Zacheüs; en deze was een overste der tollenaren, en hij was rijk, en zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet wegens de schare, omdat hij klein van persoon was. En vooruitloopende, klom hij op een wilden vijgeboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij zou door dien weg voorbijgaan. Luc. 19:1—4.

De Heere Jezus reisde naar Jeruzalem, en was genaderd tot Jericho. Daar verrichtte Hij een teeken van Zijn macht en ontferming door de genezing van den blinden bedelaar Bar-Timeüs (Luc. 18 : 35— 43). Als een loopend vuurtje verbreidde zich het gerucht van 's Heeren heilsdaad door de Palmstad. Ieder kende den ongelukkige, die dag aan dag buiten de poort aan den weg zat, en zijn hand ophief om een aalmoes. Velen gingen de straat op, om den genezene en vooral diens Weldoener te zien. Het was een volte en een gedrang, alsof een vorst zijn intocht hield.

Onder de menigte was er één, voor wien onze aandacht wordt gevraagd.

De man heette Zacheüs. Deze naam beteekent: rein. Doch de naam paste bitter weinig bij den drager ervan; Zacheüs was allesbehalve rein, hij was integendeel een groot zondaar. Wij lezen: „Deze was een overste der tollenaren, en hij was rijk." De tollenaren, de ontvangers der belasting, eischten doorgaans méér geld, dan hun rechtens toekwam; zij werden vermogende lieden ten koste van hun medeburgers. En van hun ruime inkomsten leidden zij veelal een overdadig, slordig leven, zonder rekening te houden met de inzeettingen des Heeren. Blijkens zijn eigen getuigenis, in het 8e vers opgeteekend, was Zacheüs niet beter dan zijn ambtgenooten; ook hij had zich door bedrog rijkdommen verworven.

De tollenaren werden als grove wetsovertreders door de Joden veracht; bovendien waren zij gehaat. Het was den Joden een doorn in het oog, dat zij, het erfdeel van Jehovah, belasting moesten opbrengen aan den Romeinschen keizer; daarom zagen zij met bitterheid naar de tollenaren, die, hoewel uit Abraham gesproten, zich in dienst hadden gesteld van de heidenen en alzoo medewerkten aan de vernedering van hun eigen volk.

Toen Zacheüs hoorde, dat de Profeet van Galilea door Jericho's straten zou gaan, kon hij het in zijn tolhuis niet meer

uithouden. Hij verliet het kantoor, en „zocht Jezus te zien, wie Hij was".

Wat zou hem daartoe bewogen hebben? Louter nieuwsgierigheid, zoodat hij later kon meepraten over de gebeurtenis, welke zijn stad voor een wijle in beroering bracht? Indien zulks het geval ware geweest, hebben wij er toch niet laag op neer te zien; want dan is de bloote nieuwsgierigheid door den Heere gebruikt, om Zacheüs te veranderen. Voor den Heere is niets te wonderlijk; ook door de nieuwsgierigheid kan Hij een ziel weglokken uit de tenten der wereld, en brengen onder het geklank van Zijn Evangelie, om een goed werk in haar te beginnen. Toen mijn vader in Utrecht kwam wonen, bracht een familie, die geheel buiten God leefde, een bezoek ter kennismaking. Het gevolg was, dat men dien dominee ook wel eens wilde hooren. Er was geen sprake van heilbegeerte, welke drong; men was enkel benieuwd, den buurman eens op den kansel te zien. Maar de Heere leidde het zóó, dat de prediking de vrouw des huizes in het hart moest grijpen, en dat de kerkgang het begin mocht worden van een gezegenden ommekeer in het gezin. Een der zonen is zelfs predikant geworden, en bedient het ambt naar Schrift en Belijdenis.

Evenwel, Zacheüs is stellig niet uitsluitend door nieuwsegierigheid gedreven, om zijn belastingkantoor te verlaten. Wie de tekstgeschiedenis aandachtig leest, bemerkt, dat er nog wel een diepere beweegreden in den tollenaar school. Het einde van het verhaal bewijst, dat hij een dergenen was, die de Vader aan Zijn Zoon had gegeven; en zoo had de voorbereidende genade haar werk in Zacheüs begonnen.

Er was bij dezen man iets gaande; er knaagde wat in hem. Hij kende de uren, dat zijn consciëntie hem verontrustte over de wijze, waarop hij zijn geld verkreeg en verteerde. Dan gevoelde hij zich een onwaardige zoon van Abraham; dan moest hij zichzelven bekennen, dat zijn leve^onbevr< digend en verzondigd was; dan was er ook het verlangen naar een ander bestaan. Och, het waren slechts zwakke, vluchtige roeringen in zijn ziel, die weldra weer verdreven werden door zijn bezigheden en vermaken. Maar er was toch iets gaande bij hem.

Voorts — en ook dat behoorde tot de voorbereidende genade — had hij natuurlijk reeds allerlei over den Heiland vernomen. Bijzonderlijk zal hem getroffen hebben, dat de Heere Jezus de tollenaren niet hooghartig verstootte, doch hen opzocht, om hun Gods licht en waarheid te brengen. Levi-MattheüSjde vroegere belastingontvanger te Kapernaüm, was zelfs een van Zijn twaalf discipelen geworden. En de Farizeën noemden Hem een vriend van tollenaren en zondaren; dat was in hun mond geen eeretitel, maar een scheldwoord. Doch in Zacheüs zal daardoor juist eenige belangstelling en genegenheid voor den Heere zijn gewekt. Toen hij vernam, dat de Profeet van Galilea door Jericho's straten zou gaan, is de wensch misschien wel even in hem opgekomen: „Kon ik dien Rabbi maar eens spreken." In elk geval zocht hij Jezus te zien, wie Hij was. Het waren nog de eerste beginselen der voorbereidende genade, welke zich in Zacheüs deden gelden. Zijn gevoelens waren nog verward, en zijn begeerten onbestemd; hij kon er zich nog niet nauwkeurig rekenschap van geven, wat er in hem omging. Maar hij was dan toch zqekende gemaakt; er was een trekking naar den Christus Gods; hij was toch anders dan de honderden, die hem omringden.

Zacheüs was zoekende gemaakt, omdat de Heere hem reeds gezocht had — omdat hij verkoren was voor de vervulling van het profetisch woord: Ik ben gevonden door hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen die naar Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: ie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik!" (Jes. 65 : 1).

Dat er maar vele zulke Zacheüs-zielen in ons midden zijn. Zielen, die den onvrede van hun binnenste en het ontoereikende van de wereld leerden erkennen; zielen, in wie de drang gelegd is, op den Heere Christus te mogen zien. Het zoeken op zichzelf is niet genoeg, het beteekent nog geen zaligheid; doch het is de aanvang van het nieuwe leven, dat de Heere door Zijn Geest in Zijn gekenden wekt. En op dezen aanvang, hoe nietig en poover ook, laat Hij, die de Getrouwe is, een voorspoedigen voortgang volgen. De tollenaar van Jericho bewijst het ons.

Zacheüs was er op uitgegaan, om den Heere Jezus te zien. Hij was klein van persoon, daarom trachtte hij een plaats te verkrijgen in de voorste rij der' toeschouwers. Maar niemand was inschikkelijk voor hem, den geminachten en gehaten tollenaar. Men duwde en drong hem integendeel terug. Achter de menschenhaag kon hij, al stond hij op zijn teenen, over de hoofden niet heenkijken. En de Heere zou weldra voorbijgaan. Wat moest hij doen? Er deden zich dus bezwaren voor, om Jezus te zien; deze lagen deels in hemzelven, en deels bij de schare.

Van bezwaren weet iedere zoekend gemaakte ziel te spreken. De menschen kunnen een beletsel wezen op den weg des heils. Zacheüs ondervond het, evenals tevoren ook Bar-Timeüs; want toen de bedelaar riep: Zone Davids, ontferm U mijner", bestraften zij hem, opdat hij zou zwijgen (Luc. 18 : 38, 39). De wereld drijft niet naar Christus toe, maar houdt van Hem af. Zij gunt aan een ander niet, wat zij zelve verwerpt. Zij spreekt tot den zoekende haar afkeurend woord, op vriendelijken of barschen toon; zij posteert zich tusschen den zoekende en den Heere, vleiend of uitdagend. O, wat kan een Zacheüs-ziel het er moeilijk en benauwd door krijgen. In kerkelijke kringen ontmoet de zoekende, helaas, soms eveneens hinderpalen; onverschilligen en liefdeloozen, keurmeesters en bedillers zijn allerminst een aanmoediging, doch veeleer een storende rem. Nog ernstiger zijn evenwel de beletselen, welke in den zoekende zeiven worden aangetroffen. Zacheüs had te kampen met zijn lichaamsgestalte, en zoo zijn er ook innerlijke slagboomen. De zoekende kent ze slechts ten deele, omdat hij zichzelven nog maar weinig kent. Pas later, wanneer hij bij het licht des Geestes den weg overziet, waarlangs hij geleid werd, krijgt hij een klaar gezicht op den velerlei weerstand en op den duivel, die zich daarvan bediende, maar... dan zijn zij ook overwonnen, niet door hem zeiven, doch door de machtige barmhartigheid des Heeren Heeren. En dan vermeerderen de ter zijde geschoven belemmeringen den lof en dank voor Hem, die alles wèl maakte.

Indien de trekking naar den Christus Gods niet van den hemel in Zacheüs ware gelegd, zou hij geen verdere moeite hebben gedaan om Hem te zien, doch naar huis zijn teruggekeerd, mopperend over zijn teleurstelling en over de onvriendelijkheid dermenschen. Nu echter maakten de bezwaren hem niet boos en moedeloos; zij prikkelden veeleer zijn ijver, om het goede voor zijn ziel te zoeken. Dat was van den Heere, die reeds beslag op hem gelegd had en hem aan Zich bond, éér Zacheüs het wist.

Wat deed de tollenaar? Het 4e vers verhaalt het ons. Hij liep vooruit; dat wil zeggen: hij onttrok zich aan het gewoel, en zocht verderop een plaatsje, waar het niet zoo druk was, en waar de Heiland straks langs zou komen. Maar hij was er nog niet zeker van, dat hij zoodoende zijn wensch zou verkrijgen; want de Heere Jezus was door velen omringd, en als de stoet hem dan toch weer harteloos naar achteren duwde, zou hij andermaal beschaamd worden in zijn verwachting. Daarom overlegde hij, wat hij nog méér kon doen. Zijn oog viel op een vijgeboom aan den kant van den weg; hij bedacht zich niet lang, maar klom er als een straatjongen in. Zacheüs stoorde er zich niet aan, dat deze handelwijze eigenlijk niet strookte met zijn waardigheid van ontvanger; hij stoorde zich evenmin aan de spottende opmerkingen der omstanders. Hij was van één ding vervuld: dat hij nu een prachtig uitzicht had, hetwelk hem niet kon worden benomen; dat nu zijn verlangen zou worden bevredigd, ondanks de hindernissen, die zich hadden voorgedaan.

Hier is allerlei tot leering van zoekende zielen.

Ten eerste. Als gij begeerte hebt naar den Heere, en er bezwaren oprijzen, wat doet gij dan? Gaat gij aanstonds zuchtend en ontmoedigd bij de pakken neerzitten? Dan staat het te vreezen, dat uw begeerte de echte niet is, niet door den Heiligen Geest is gewekt. Want de waarlijk-zoekende kan het niet opgeven, hij blijft werkzaam op hope tegen hope. De struikelblokken doen hem wèl zijn zwakheid en onvermogen kennen, doch zij dringen hem tevens zich vast te klemmen aan het woord: „Met mijn God loop ik door een bende, met mijn God spring ik over een muur."

Het is de Geest, die aandrijft tot volharden. Hier hebt gij dus een toetssteen, om uzelven voor het aangezicht des Heeren te beproeven, hoedanig uw zoeken is.

Ten tweede. Zacheüs liep vooruit, hij scheidde zich af van de menigte en zocht een stillere plek op. Daar stond hij met een verlangend hart te wachten en uit te zien. Dat moet gij ook doen, zoekende ziel. Begeef u niet voortdurend onder de menschen, verkeer niet gestadig in het geroezemoes en in de verstrooiing der wereld. Maar ga zoo telkens in de binnenkamer, in de eenzaamheid. Stort daar uw hart uit voor Hem, van Wien de psalmist beleed: , , Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid." Hef daar uw oogen op naar de bergen, vanwaar uw hulp komen zal.

Ten derde. Zacheüs liep vooruit, maar hij bleef op den weg, waarlangs de Heere Jezus zou voorbijgaan. Hij waagde het niet post te vatten in een straat, waar de Heiland misschien of waarschijnlijk door zou komen. Neen, hij hield zich aan de straat, die de Heere zekerlijk zou betreden. Zoekende ziel, dool niet op het ongewisse rond, doch houd u aan de plaatsen, waar Hij voorbijgaat. Hij heeft deze plaatsen aangewezen, want Hij heeft gezegd: „Onderzoekt de Schriften; die zijn het, die van Mij getuigen." Zoek Hem derhalve in Zijn Woord. Sla tehuis uw Bijbel open, en vraag dan: „Spreek Heere, Uw dienstknecht, Uw dienstmaagd hoort." Ga tot die bijeenkomsten der gemeente, waar het Woord onder de tucht des Geestes zuiver bediend en recht gesneden wordt. Voeg u bij het volk des Heeren, wanneer het in onderlinge samensprekingen het Woord overdenkt, met de bede: „Ontdek mijn oogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet."

Ten vierde. Zacheüs klom in een vijgeboom. Dat leert ons, elke gelegenheid aan te grijpen, om den Heere Jezus te zien. Zoekende ziel, laat geen middel u te onaanzienlijk, geen inspanning u te groot zijn; laat geen hoogmoed of gemakzucht u weerhouden; Laat geen spot of hoon van omstanders u afschrikken. Wat hebben de menschen er niet voor over, om een optocht te zien, die door de stad trekt. Zoudt § gij er minder voor over hebben, om den Gezegende des Vaders, den Borg en Middelaar met het oog des geloofs te mogen

aanschouwen? Eens zullen wij Hem moeten zien, wandes hemels, en alle vleesch vóór Zijn vierschaar wordt gedaagd. Maar hoe verschrikkelijk zal het zien ten jongsten dage wezen, indien wij Hem in het heden der genade niet leerden aannemen en omhelzen als den Goël, die voor al de Zijnen aan het recht Gods voldeed, en in ongehouden goedheid aan elk Zijner bondelingen vrijspraak en behoudenis schenkt.

Neem een voorbeeld aan den tollenaar. Klim desnoods in een vijgeboom. Als gij Hem maar zien moogt — zien moogt in Zijn zondaarsliefde!

Utr.

E. v. M..

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ZACHEÜS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 juli 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's