Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods vrijmachtig welbehagen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods vrijmachtig welbehagen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan.

Jesaja 53 : 10 (laatste ged.)

Het is niet zo gemakkelijk voor ons mensen om het vrijmachtig welbehagen des Heeren te erkennen en te eerbiedigen. Wij zijn immers kinderen van onze eerste voorouders, Adam en Eva. Die zijn al in ongeloof, zij verlieten het woord van God en in hoogmoed, zij wilden als God wezen, tegen het welbehagen des Heeren ingegaan. Zo zijn zij gevallen van de hoogte, waarop hun God ze in Zijn grote liefde geplaatst had in de staat der rechtheid, in de diepte van zonde en ellende, waarin zij zichzelf hebben geworpen. Door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid hebben zij zichzelf en al hun nakomelingen van deze gave beroofd. Wij worden als opstandelingen, als revolutionairen, geboren, Wij zijn dus van nature vijanden van God. En als zodanig willen wij ons niet onderwerpen aan Zijn vrijmachtig welbehagen, maar staan er vijandig en opstandig tegenover.

Zal er in ons en bij ons iets gevonden worden van het erkennen en van eerbiedigen van het welbehagen des Heeren, van het welbehagen van Jehova, van de God des verbonds en der trouw, dan moeten wij wederom geboren worden door de onwederstandelijke, levenwekkende invloed van de Heilige Geest. Zo en zo alleen, door dat wonder van de wedergeboorte, door het van dood levend worden, door het geloof in de Heere Jezus Christus, komt er weer in het hart van de zondaar een klein beginsel van het zich onderwerpen aan, van het aanvaarden, het eerbiedigen van het welbehagen des Heeren. Als daar dus iets van mag worden gevonden in ons hart en in ons leven, dan hebben wij dat niet van onszelf. Het is een wondere vrucht van Gods vrije en rijke genade in de Heere Jezus Christus. Welgelukzalig is de mens, die teruggebracht wordt, die mag komen tot het buigen onder het welbehagen Gods. Dat is het een mishagen hebben in wat Hem mishaagt. Dat is het een behagen hebben in wat Hem behaagt. Door de wonderlijke werking van de Heilige Geest wordt de vijandschap, wordt het verzet gebroken. De wapens worden neergelegd. Een opstandeling wordt het eens met de God des eeds en des verbonds. O, hoe gelukkig is toch te pfijzen de mens met wie dit wonder mag gebeuren. Zo komt gij door de wederbarende werk ; ng des Heiligen Geestes, door het geloof in Christus, door het wederkeren als een verloren zoon, als een verloren dochter, tot de Vader met belijdenis van zonde in het hart en op de lippen, zo komt gij tot een andere staat. Gij wordt overgebracht uit de staat der zonde in de staat der genade, uit de staat des doods door de zonden en de misdaden tot de staat des levens door en in Christus. Zo ook leert gij iets kennen van het aanvaarden, van liefhebben, van het rusten in het vrijmachtig welbehagen des Heeren.

Maar, al is het ook in dit opzicht slechts een klein beginsel, toch verzekert de getrouwe en waarachtige God in Zijn Woord, tot bemoediging en vertroosting van al de Zijnen: „En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." Hier wordt ons de verzekering gegeven, dat het welbehagen des Heeren zal voortgaan, en dat het gelukkiglijk zal voortgaan. Niets en niemand zal dat vrijmachtig welbehagen Gods in zijn gelukkige voortgang kunnen stuiten en tegenhouden.

„En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." In dit machtige, trouwe woord ligt voor het arme en ellendige volk, dat op de naam des Heeren vertrouwt, ligt voor de kleinen, voor de getrouwen in de lande zulk een bron van rijke vertroosting. De Heere zal nimmer laten varen de werken Zijner handen. Hij gaat voort met Zijn raad uit te voeren. Hij heeft het immers Zelf gezegd, en Hij zegt het tot' op de dag van Jezus Christus: „Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen."

Maar, in dit machtige, trouwe woord: „En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan", horen wij ook waarschuwend en voorbereidend doorklinken de verzekering, dat het welbehagen des Heeren niet zal voortgaan zonder strijd. Neen, er is veel en krachtige tegenstand allerwege, vanuit de hel door de duivel en zijn trawanten, vanuit de wereld door allerlei boze, vijandige machten, vanuit de harten der mensen. Vele machten zijn er, die het welbehagen Gods in zijn voortgang pogen te stuiten en tegen te houden. De macht der wereld verheft zich, zoals wel het duidelijkst is gebleken in de tijden van vervolging. En die tijden waren er niet alleen in het verleden. Ook in onze dagen van verkoeling en van afval zijn ze weer gekomen. En zij zullen al meer doorbreken, de tijden zullen al donkerder, al zwaarder worden, naarmate het einde dichterbij komt. Ook de hellemacht vergadert en mobiliseert haar laatste krachten. Dat is al zo klaar en helder aan de dag gekomen, toen de Heere Jezus als de Zaligmaker op aarde rondwandelde. Hoe is satan toen rondgegaan als een briesende leeuw, zoekende wie hij zou mogen verslinden! Zelfs aan het kruis van Golgotha heeft hij nog al het mogelijke gedaan om de Zaligmaker ten val te brengen en om het heerlijke werk der verlossing te verbreken en te verijdelen.

Ja, ook ieder mens in zijn natuurstaat is een vijand van God, en wordt bevonden tegen God te strijden, nu eens op zeer goddeloze en dan weer op schijnbaar vrome wijze. De apostel Paulus getuigt zelf van zijn eertijds, met diepe schaamte en smart: „ik meende waarlijk tegen Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen te moeten doen." Dat is de strijd tegen het welbehagen Gods op vrome wijze. Wij kunnen en willen God geen God laten. Er is een woelen, een strijden, een worstelen tegen God in. Ieder wil doen, wat hemzelf behaagt. Wereld-en helleen zonde-macht, zij zijn één in deze leuze: „Geen God en geen meester." - — Of ja, wij willen nog wel een god, maar een die een afgod is, die aan ons onderworpen is, die doet niet wat hem, maar wat ons behaagt. Wij willen een god, die geen God is, die ons voorspoed geeft en ons

rijk maakt, die ons in grote nood helpt en redt. Niet zijn, maar ons welbehagen moet gelukkiglijk voortgaan.

De enige en waarachtige God echter, Die de hemel heeft tot Zijn troon en de aarde tot een voetbank Zijner voeten, zal lachen, en de Heere zal Zijn vijanden bespotten. Hij is de Almachtige. Hij vraagt aan de vorsten en volkeren der aarde, aan al wat groot is en hoog, aan u en aan mij:

Durft gij bestaan te twisten met Mijn kracht? Zal nietig stof Mij 't hoog gezag ontwringen, Of weerstand biên aan Mijn geduchte macht?

En diezelfde God gaat voort met aldus ernstig te waarschuwen en op te wekken tot bekering:

Ontziet Mijn toorn, verdoolde stervelingen. Gij zult vergeefs Mijn rijksbestel weerstreven! Mijn Koning is gezalfd door Mijn beleid: Hij, door Mijn hand op Zions troon verheven, Heerst op de berg van Mijne heiligheid.

Och, dat wij leren luisteren, voor het eerst of opnieuw, naar die ernstige, ontdekkende vraag, naar die dringende waarschuwing, naar die liefdevolle opwekking des Heeren! Zo komt het tot een neerzinken aan Zijn voeten, tot een belijden en schuld, tot een erkennen van Zijn gerechtigheid, tot een roepen om genade. Zo komt het in één woord tot de gestalte en tot het gebed van de tollenaar: „O God, wees mij, zondaar, genadig!"

Ja, daar moet het heen. Daar moeten wij komen, zal het wel met ons zijn. Het welbehagen des Heeren gaat immers voort ten spijt van welke macht dan ook. Wie zou Zijn hand af kunnen keren? Wie heeft zich tegen Hem verzet en verhard, en heeft vrede gehad? De Heere gaat voort, ondanks alle verzet de wereld te regeren. Alles leidt Hij heen naar de voleinding der wereld. Al is het Godsbestuur voor ons onbegrijpelijk, als in raadselen gehuld, al is het alles donker voor ons oog, toch gaat het welbehagen des Heeren voort. Het gaat voort ook in tijden als de onze, waarin alles één grote chaos schijnt. De Heere regeert. Hij voert Zijn raad uit. Alles maakt Hij daaraan dienstbaar, ook het woelen der volken, ook onze zonden zelfs.

Het welbehagen des Heeren gaat gelukkiglijk voort, ook al menen wij, dat het alles anders moest lopen, dat het geheel verkeerd gaat. Het Goddelijk borduurwerk van Zijn raad en voorzienig bestel kunnen wij van onze zijde niet beoordelen. Van Gods zijde bezien is het een schoon borduurwerk, waarvan alle draden lopen, zoals zij lopen moeten. Het is een werk, dat zijn Maker verheerlijkt. Maar, hoe dwaas, hoe zondig dan ook van ons om op Gods borduurwerk, op Zijn vrijmachtig, Goddelijk welbehagen, aanmerkingen te maken. Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Misschien zult gij het — dat geve de Heere in Zijn rijke genade — na deze verstaan.

In het bijzonder met betrekking tot Zijn Kerk geldt de verzekering: „En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." Hij brengt de Zijnen toe. Hij zegt tot het Noorden: geef, en tot het Zuiden: houd niet terug. Hij spreekt met macht: „Ik zal Rahab en Babel vermelden onder degenen, die Mij kennen." Steeds meerdere stenen worden ingevoegd in de geestelijke tempel. Nieuwe ranken worden ingeplant in de ware wijnstok. Verloren schapen worden gezocht en gevonden en toegebracht tot de stal van de Goede Herder. Verloren zonen en dochteren keren onder de ontdekkende leiding des Geestes schuldbelijdend terug. Het gaat alles voort naar de voltooiing, totdat de volkomenheid Zijns rijks toekomt. Al is er nog zoveel verzet, nog zoveel vijandschap, spot, ongeloof, afval, het welbehagen des Heeren gaat gelukkiglijk voort. Tot het geloof in de Heere Jezus Christus zullen er zovelen komen, als er verordineerd zijn ten eeuwigen leven.

Maar d' altoos wijze raad des Heeren Houdt eeuwig stand, heeft altoos kracht; Niets kan Zijn hoog besluit ooit keren, 't Blijft van geslachte tot geslacht.

Het scheepje van de Strijdende Kerk gaat menigwerf over hoge zeeën. Het wordt geslingerd in hevige branding. Toch zal het straks ankeren in veilige haven, in de haven der eeuwige behoudenis. O, - welk een schone toekomst, welk een blij vooruitzicht! De Heere geve ons daarop het gezicht in onze onzekere, donkere tijd, vooral voor de Kerk des Heeren, en voor het werk der Zending.

„En het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." Welk een troost is dat bij de arbeid in de wijngaard des Heeren! Het is niet ons werk. Het is Gods werk. Dat wij dan maar getrouw en rustig voortwerken. Moge het zijn in de gestalte van Nehemia, die mocht zeggen: „God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen."

Het welbehagen des Heeren zal gelukkiglijk voortgaan voor de Kerk in haar geheel, maar ook voor de ziel van elk der Zijnen in het bijzonder. Ik denk hier aan het woord des geloofs in Filipp. 1 : 6, dat al zo menigeen door de toepassende werking des Geestes tot troost mocht zijn te midden van velerlei bestrijding: Vertrouwende datzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus." Het is vaak donker. Er is veel strijd. Toch gaat het welbehagen des Heeren voort. Neen, wereld, satan en zonde, gij zult het niet winnen: Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong, die in het gericht tegen u opstaat, zult Gij verdoemen; dit is de erve der knechten des Heeren, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de Heere" (Jes. 54 : 17).

Hij is de Alpha en de Omega, de Eerste en de Laatste. Ach, als dat eens niet zo ware! Dan zou het welbehagen des Heeren, het werk uwer verlossing, niet voortgaan. Het zou vernietigd worden. Als gij ziet op de winden en op de golven, als gij ziet op uzelf, dan is er alle reden om te vrezen, dan denkt gij nog te zullen omkomen. Dat gij dan maar veel, biddend en vertrouwend, moogt zien op het welbehagen des Heeren!

Hij staat voor Zijn werk in. Niets kan u scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onze Heere. Het welbehagen des Heeren ook over u in Christus, kind van God, gaat gelukkiglijk voort. De zaligheid is u nu nader, dan toen gij eerst geloofd hebt. Het welbehagen des Heeren gaat voort tot uw zaligheid en tot de ere van Gods grote naam. Zij uw bede dan, voor het eerst of opnieuw:

O Heer', laat mij, naar 't welbehagen, Dat G' in Uw volk steeds hebt getoond, Ook roem op Uw bescherming dragen En met Uw zegen zijn bekroond.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gods vrijmachtig welbehagen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 augustus 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's