Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De grote trek”!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De grote trek”!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is weer herfst. Straks gaan de vogels trekken naar warmer streken, ver van hier. Zullen ze in het a.s. voorjaar terugkomen?

Het is herfst in Europa. Ons kleine land is al te dicht-bevolkt. Velen zoeken in andere werelddelen een soms nieuwe werkkring. De trek tot emigratie is groot onder het na-oorlogs geslacht. Zullen wij ze hier ooit weer ontmoeten?

Maar ook, al zoeken wij, zoals vogels en mensen, geen verre, voor ons tot hiertoe onbekende gebieden op, wij zijn a 1-1 e n begrepen in de grote trek. Die uitdrukking nemen we hier even over, omdat bijna iederéen in de Herv. Kerk dit najaar het daarover zal hebben. De kerk moet telkens weer laten horen, dat zij er is, en dit najaar-1954 gebeurt dit onder het motto: de grote trek.

We kunnen daar op zichzelf geen bezwaar tegen hebben. Ieder mens is op reis. Ons leven op aarde is slechts een doorgang; we zijn op passage naar de

eeuwigheid; de mens gaat < — niemand uitgezonderd — naar zijn eeuwig huis.

De mensen zijn trekkers, reizigers naar hun allesbeslissende bestemming; ze gaan naar Gods gericht. Van bepaalde zijde heeft men Israëls God in vroeger jaren wel een , , trek-God" willen noemen (prof. Eerdmans). Maar daarin gaan wij niet mee. Wel verre van star en onbewegelijk te zijn — onze vaderen wisten van de eeuwige liefde-bewogenheid van God tot Zichzelf, en in Christus tot Zijn verkoren Kerk te spreken! — is God niet te vergelijken met de trekkende mens. Wij belijden Gods alom-tegenwoordigheid. God woont in de hemelen — dat is Zijn troon — en alwie op aarde, de voetbank van Zijn voeten, tot Hem nadert in waarheid en oprechtheid, is Hij nabij!

Het synodale boekje over 'de grote trek' begint met Abrams vertrek uit Ur der Chaldeën. Prof. Beek beweert, dat Abram „om onnaspeurlijke redenen de veilige stad", Ur, verliet.

Misschien bedoelt de hooggel. schr. te zinspelen op het heilgeheim van Gods verkiezing, die Abrams leven in Ur in beweging bracht. Hij zegt het niet. Tegenwoordig spreekt men liever van een 'Stem', die roept. En daarbij wordt de roeping Gods vaak algemeen gemaakt.

Aan Abram wordt het zo duidelijk, hoe onnaspeurbaar de werkingen van Gods Geest in zijn hart zijn, dat ze er geweest zijn. Krachtig en onweerstaanbaar. En achter die roeping erkennen en aanbidden wij Gods verkiezende heilsdaad. Alleen daaruit is het ontstaan, voortduren en de uiteindelijke redding van Gods volk, het nieuwe geslacht, dat de aarde erfelijk zal bezitten, te verklaren. Zij worden hier door Gods wederbarende genade, gasten en vreemdelingen. Maar... wonder van ontferming, ze worden huisgenoten Gods en medeburgers der heiligen.

Wanneer we in dit licht Gods Woord verstaan en lezen, neen. dan begint Gods bemoeienis niet eerst met Abram, maar met Adam. Het is alsof in onze dagen die eerste 11 hoofdstukken van de Bijbel niet meer .kanoniek', van Goddelijk gezag, te achten zijn. Van schepping naar Gods beeld, werkverbond, van zondeval en het verbond met Noach hoort men practisch niets meer. Het is alles (genade-)verbond, wat de kerkelijke klok slaat. Maar men zal Christus nooit leren kennen, als men eigen val in Adam niet gaat bewenen.

Laten we dit vaststellen: er is t w e e-e r 1 e i TREK in dit leven mogelijk. Alle mensen zijn in beweging, als het ware: op de vlucht voor de ware God. Ze graven zich daartoe in in de genietingen van 't aardse leven; of wel: ze verschansen zich achter de sterkten van hun eigenwillige godsdienst. Maar door Gods genade is er ook een getrokken worden, en daarmee gegeven een nalopen van de Kerk, als bruid van Christus. En die laatste, die alles-overtreffende gróte trek begint gelukkig niet pas met Abram, maar met Adam. God trok hem en zijn vrouw Eva, nadat ze zich verborgen hadden achter de struiken, en Hij sprak tot hen het reddende woord van het reeds in het gevallen paradijs aanlichtende genade-verbond: IK zal vijandschap zetten tussen het slangen-en het vrouwenzaad! God belooft dan al Zijn Zoon Jezus Christus als Verlosser van Zijn Kerk en Behouder van de gehele wereld.

Nu is er dus tweeërlei volk op weg, in beweging, aan het trekken. Van nature bewandelen we de brede weg des verderfs; door genade betreden we het smalle pad ten leven. Van dit tweeërlei lees ik maar weinig in het synodale geschrift. Naar ik vrees, betreft het hier verouderde begrippen.

Ja, de reis van Gods Kerk kan men „in kaart" brengen. Er is een reis-route. Belangrijk blijken die plaatsen te zijn, waar God Zijn volk ontmoet, hetzij om het te bestraffen vanwege hun verlating van Zijn wet en verbond, hetzij om te helpen, te bemoedigen, en verdere inleiding te schenken in de voortschrijding van Zijn openbaring. Denk aan Bethel en Pniël uit het leven van vader Jacob. Deze onbeduidende stippen op onze wéreld-kaart zijn bekender en meer geliefd bij Gods Kerk dan de steden Parijs en New-York het ooit zullen worden, 't Zijn de namen der plaatsen, waar God elk van Zijn kinderen nóg brengen, en waar Hij ze nóg onderwijzen wil. De bekendmaking van Gods heilgeheim der verkiezing gaat door de diepten en over de hoogten van Z ij n vast bestek. Zo krijgt de naam van de stad Jeruzalem een dubbele betekenis. Enerzijds duidt het aan die stad, waar men buiten Vorst Messias om „Israël" als vleselijk volk der Joden tot nieuwe bloei, macht en aanzien tracht te brengen. Anderzijds is het de stad des Geestes, Sion, waar, en vanwaar al Gods kinderen geboren zijn. Zo spreekt de Bijbel zelf van het .nieuwe' Jeruzalem. En tegenover het aardse, stelt Gods Woord het betere, het hemelse vaderland.

Al de patriarchen, profeten, apostelen, kleinen en groten in de genade zijn in de trekking daarheen door God begrepen, Ze worden uitgevoerd uit het So-

dom, het Egypte van deze wereld, en er zal niet éen klauw achterblijven. Het .gemengde' volk, de grote hoop van mee-en bijlopers, wordt eenmaal voor-goed afgescheiden.

Deze trekking gaat tegen eigen vlees en bloed in. Ze gaan, omdat ze móeten. Het is een héilige dwang, die ze niet kunnen weerstaan. HEERE, Gij zijt mij te sterk geworden, en hebt overmocht, —» is Jeremia's belijdenis.

En daarom hebben Gods ware kinderen en knechten een afkeer van het vermengen van het heilige Woord van God mèt de onheilige bedenkselen der mensen. Het geloof is nóg uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods. Het bedroeft, wanneer dr Hommes, geref. predikant uit Hillegersberg, met betrekking tot de hier in het land te vertonen Luther-film, afkomstig uit America, al te vroeg juicht (zie Zondagsblad van de Rotterdammer van begin September '54): het Evangelie in de bioscoop. Dat is helaas! ook de foutieve in-en opzet in het algemeen-hervormde kerkewerk, het zgn. apostolaat der kerk, dat men film en toneel, ja, wat niet al in dienst van het Evangelie meent te mogen stellen, om zo mensen , in de grote trek' te betrekken. Het verwordt daarentegen tot een evangelie naar de mens, en dan is het al geen evangelie meer.

In dit verband kan ik niet anders dan afkeuring uitspreken over zgn. , chr.' films. Het leven van christen uit Bunyans christenreize wordt niet aantrekkelijk, en leidt niet tot heilige jalousie, wanneer men het verfilmd voor zich ziet. Het innerlijke, geestelijke leven van Gods kinderen is —-wat men van bepaalde zijde wel genoemd heeft — o n-aanschouwelijk! Bij het horen van Luther-films, beklemt en verschrikt de gedachte, dat, waar Luthers geest is weergekeerd tot de Vader-der-geesten, en zijn stof wacht in het graf op Christus' wederkomst, men deze overleden, verheerlijkte Luther weer-op-voert uit de doden, of terughaalt uit de hemel. En dat doet — nu eens niet, zoals met bijbelheiligen, als David en Simson, enz.: de wereld... maar — het huidige vervallen, diep misvormde christendom. Het gaat steeds meer berg-afwaarts. Wie ertegen waarschuwt, is een zwartkijker én onruststoker. Maar God zal voor Zijn eigen eer doen strijden. Want het ware trekkers-volk hebben Hem en Z ij n eer méér lief dan de eer der mensen. En dat kan de vrome en goddeloze wereld nooit verstaan en begrijpen, omdat zij de ware liefde tot God en Zijn Zoon missen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 oktober 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

„De grote trek”!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 oktober 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's