Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een voorbereiding tot Mijn begrafenis (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voorbereiding tot Mijn begrafenis (2)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Zijn discipelen dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: aartoe dit verlies? Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen de armen gegeven worden. Mattheüs 26 : 8 en 9.

Wij hebben het gezelschap gade mogen slaan, dat te Bethanië bijeen was bij gelegenheid van een avondmaal, dat de Heere Jezus bereid was ten huize van Simon de melaatse. Het was een uitgezocht gezelschap. Daar was iets te zien, gelijk op aarde, al is het maar zelden, toch ook nu nog wel eens te zien mag wezen, van de gemeenschap der heiligen. Gemeenschap der heiligen, d.w.z. gemeenschap met onze Heere Jezus Christus allereerst en allermeest, maar dan toch ook door Hem en in Hem gemeenschap met elkander, één in de Ene.

Maar, daar in Bethanië, aan die maaltijd ten huize van Simon de melaatse, was ook iets, ja zelfs zeer veel, te zien van het ten dele hier op aarde, van het besmette en bezoedelde van het allerheerlijkste hier beneden. Het is alles zó ten dele, zó besmet, zó bezoedeld, dat wij er hier, en telkens weer, de nadruk op moeten leggen: Vergeet toch niet, denk er om, dat het is: „Ik gelóóf de gemeenschap der heiligen", en niet: „Ik zie". — Ach, er is meestal zo uiterst weinig van te zien, veeleer het tegendeel. Als wij de werkelijkheid willen weergeven, dan moet het zijn: „ik zie de verscheurdheid der heiligen, ik zie de liefdeloosheid der heiligen, ik zie het kerkisme der heiligen, ik zie het zoeken om de eerste te zijn der heiligen, " En zo zouden wij nog wel door kunnen gaan.

En toch, en toch: „ik geloof de gemeenschap der heiligen." Hier in Bethanië was er iets van te zien, werd er iets van genoten. Maar ach, het was ook in Bethanië, aan het avondmaal ten huize van Simon de Melaatse, zo ten dele. Er was zoveel, dat deze geloofswaarheid van de gemeenschap der heiligen scheen te weerspreken en zelfs te loochenen.

Ziende op Martha, op Lazarus, op Maria met haar zalving van hoofd en voeten van haar Meester vooral, dan was er, Gode zij dank! iets te zien van de gemeenschap der heiligen. En het allermeest, ziende op de Heere Jezus Zelf. Hij openbaarde, Hij gaf Zichzelf. Het was alles een voorbereiding voor Zijn begrafenis. In grote liefde voor de Zijnen was Hij onder de zalving van Maria met die zeer kostelijke nardus bezig met gedachten aan Zijn dood en begrafenis, om alzo de schuld van al de gegevenen des Vaders te betalen.

Ziende echter op Judas, en op de andere discipelen, dan was het maar treurig gesteld. Een allerdroevigste houding tegenover Maria werd aangenomen. En niet minder een pijnlijke houdinq teqenover hun Meester. Ach, wat is de mens, wat is in hem te prijzen?

Wij letten allereerst — zij het met een bevend hart, biddend om bewaring, — op Judas, een van de discipelen.

Wij lezen samen even, wat ons van hem is opgetekend in de geschiedenis van de zalving van de Heere Jezus door Maria, naar de beschrijving van Johannes. Wij lezen dan samen: , , Zo zeide dan één van Zijn discipelen, nl. Judas, Simons zoon, Iskariot, die Hem verraden zou: Waarom is deze zalf niet verkocht voor 300 penningen, en den armen gegeven? En dit zeide hij, omdat hij een dief was, en de beurs had, en droeg hetgeen gegeven werd." — Wat is dat erg! Welk een bittere woorden voor de tere ziel van Maria, die met de zalf haar ganse hart had uitgestort voor haar Heiland! En nog erger, wat is dat geweest een bittere druppel in de lijdensbeker van de lijdende Borg! Een van Zijn discipelen, die, een liefdedaad aan Hem verricht, nu Hij de dood ingaat, en in het graf gelegd zal worden, niet begrijpt, niet kan waarderen, maar scherp afkeurt. Een van Zijn discipelen, die veel meer dan Hém, het gèld liefheeft, die de waarde van de zalf zit te berekenen en goed weet te taxeren, maar die niets weet van de waarde van Zijn persoon en werk. Een van Zijn discipelen, die liefde veinst voor de armen, terwijl Hij in werkelijkheid een dief is, en nu de kans om wat uit de beurs, die hij draagt, te nemen, ziet verminderen. Het was een harde, een smartelijke zaak voor Hem, Die alles weet en eiding tot Mijn beg een ieder doorziet, ook Judas, die Hem verraden zou.

Hoe menigmaal moet een kind des Heeren ook in dit opzicht met Christus lijden. Er is een lijden door miskenning, door onderwaardering. Dat lijden is de Zaligmaker niet bespaard. Op welk een geringe waarde werd Hij door Judas gesteld. Hij, en Zijn werk tot redding van zondaren en tot volkomen genoegdoening aan de gerechtigheid Gods. Van de oneindige waarde van Zijn zelfovergave, van Zijn borgtochtelijk werk, heeft Judas geen begrip. Dat brengt hij in het geheel niet in rekening. Hij weet alleen maar te berekenen de waarde van de albasten fles met zeer kostelijke zalf. Hij stelt die op 300 penningen. Het zalven van de Heere Jezus door Maria is niet alleen zonder waarde, neen! het is enkel verlies, een verlies van 300 penningen. En de vraag rijst op: „waartoe dit verlies? "

Van deze miskenning heeft dan mét Chpstus de christen te lijden. Maria van Bethanië leed er onder. De wereld vindt het weggegooid geld, als gij met milde hand geeft, opdat de naam van de Heere Jezus genoemd zal worden onder al de volkeren. Zij beschuldigt zulk een, vooral als gij het zelf niet te breed hebt, van dwaasheid en dweperij. Als uw hart u dringt tot liefdebetoon aan de dierbare Borg, in daden, of ook in woorden, of in uw lied, reken dan maar niet op waardering en goedkeuring van de zijde der wereld.

Ja, reken zelfs niet altijd op waardering van de zijde van allen, die de Heere Jezus toch in beginsel liefhebben. Ook zij hebben, vooral als de liefdesuitingen krachtig zijn, omdat uw hart zo vol is, allerlei aanmerkingen. Nu eens is het: „overdreven dan weer: „dat hadt ge beter voor een ander doel kunnen geven"; of ook: „ge kunt het later zelf wel nodig hebben."

Allerlei aanmerkingen, veel critiek van de zijde van hen, die met u moesten instemmen, met u de Heere Jezus liefde moesten betonen, dat heeft ook Maria diep gegriefd. Wij lezen wederom met elkander een gedeelte van de geschiedenis

van de zalving van de Heere Jezus door Maria. Wij lezen nu uit het Evangelie naar de beschrijving van Mattheüs: , .En Zijn discipelen — let er op: Zijn discipelen < — dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies? Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen den armen gegeven." En Marcus voegt er nog aan toe: „En zij vergrimden tegen haar."

Welk een lijden voor de Heere Jezus! „Zijn discipelen", zij lieten zich beïnvloeden door Judas. Zij vonden diens berekeningen, en diens voorgewende zorg voor de armen, volkomen juist. Ook zij vallen Maria aan, en doen haar moeite aan. Ook Zijn discipelen hebben zo weinig oog voor de hone waardij van de Heere Jezus en voor Zijn werk als Middelaar en Verlosser. Ook Zijn discipelen kunnen veel beter taxeren de waarde van het vergankelijke, van het stoffelijke.

En zijn wij beter? Brengen wij het er beter af? Ach, ook wij hebben in Zijn lijdensbeker gemengd de bittere druppels van miskenning, van onderwaardering, van meerwaardering van het aardse, en van onze vroomheid en goede werken. Wat is er toch een reden om in de lijdensweken de hand in eigen boezem te steken! Zij zal er melaats uitkomen.

Och, dat het u, die de Heere Jezus nodig hebt gekregen, naar Hem vraagt, misschien zelfs moogt weten, dat gij Zijn eigendom zijt, gekocht met Zijn dierbaar bloed, toch diep moge smarten, dat de lijdensgeschiedenis van de dierbare Borg een spiegel is, waarin gij uw gedaante ziet, zwart van zonde en ellende, melaats van de voetzool af tot aan de hoofdschedel toe!

Maar! dat dit lijden door en om uw zonde u ook een soiegel zij van Zijn zondaarsliefde, van Zijn offerbereidheid, van Zijn borgtochtelijk werk. En dat dit gezicht op de dierbare Borg, op Zijn volkomen verlossing, op Zijn hoge waarde in Góds oog, en nu door genade ook in üw oog, u verblijde door de kracht des Heiligen Geestes met een ootmoedige, verwonderde, onuitsprekelijke vreugde. Dan gaan uw lippen open, en gij zingt met mond en hart:

Beminlijk Vorst, Uw schoonheid, hoog te loven. Gaat al het schoon der mensen ver te boven; GenS is op Uw lippen uitgestort; Dies G' eeuwiglijk van God gezegend wordt.

Of ook: 'k Zal van de deugd der milde goedheid zingen. Van 't heilig recht der strenge rechtsgedingen; Een psalmgezang, o hooggeduchte Heer', Uw Naam ter eer.

Bij het avondmaal te Bethanië ten huize van Simon de Melaatse, is iets te zien van de gemeenschap der heiligen. Die zien wij in Martha, al is zij dan ook nu weer bezig met veel dienens, in Maria, die in de regel zo stil luisterend zat aan de voeten van Jezus, maar nu ook dienende was. Maar toch anders dan Martha, bij wie het meer een stoffelijk dienen was, druk bezig met het verzorgen van de gasten, terwijl het bij Maria was een geestelijk dienen, een dienen van de Heere Jezus in de voorbereiding .voor Zijn begrafenis. Bij beiden echter ril het diepst van heur hart het geloof door de liefde werkende. En dan zien wij de gemeenschap der heiligen ook in Lazarus, die zonder spreken en zonder dienen zit te genieten van de tegenwoordigheid van Hem, Die is de opstanding en het leven. Dat had hij geestelijk, dat had hij ook lichamelijk mogen ondervinden. Die wonderen van genade zijn hem zó groot, dat hij er geen woorden voor kan vinden, dat hij er alleen maar in stilte, in dankbare wederliefde van kan genieten.

Wat is er toch een rijke verscheidenheid tussen degenen, die de verschijning van de Heere Jezus hebben Iiefgekregen! En ook daarin schittert ons tegen de rijkdom van Gods genadewerken. Maar, hoeveel verscheidenheid er ook zijn moge in de gemeenschap der heiligen, allen zijn zij één in Hem, aan Wie zij alles, alles hebben te danken, met Wie zij door de krachtdadige werking van de Heilige Geest in de wedergeboorte, in de bekering, in het geloof in innige gemeenschap zijn gekomen. Gemeenschap met Hem, Die Zichzelf voor hen ten offer geeft, en door en in Hem gemeenschap met elkander. En bovenal, als zij verder voortgeleid worden, gemeenschap met God de Vader, als zij door de Geest der aanneming tot kinderen mogen stamelen: „Abba, Vader."

Maar! naast die gemeenschap der heiligen openbaart zich daar aan dat avondmaal te Bethanië ten huize van Simon de melaatse, ook op ontzettende wijze de boosheid van ons natuurlijk hart, dat meer liefde heeft voor 300 penningen, voor guldens en rijksdaalders, dan voor de Parel van grote waarde. En die boosheid trachten wij dan nog met Judas te bedekken, met allerlei mooity schijnheilige woorden. 7

O, mijn lezer, wij hebben genade nodig, rijke en vrije genade! Wij moeten wederom geboren worden. En anders gaan wij met Judas eens uit in de nacht, in de nacht van zonde en schuld, in de nacht van eeuwige straffen naar lichaam en ziel, in de nacht van de buitenste, van de eeuwige duisternis. Wees gewaarschuwd, en laat u, wij bidden het u van Christus' wege. toch waarschuwen, voordat het te laat is.

En dan, naast die gemeenschap der heiligen te Bethanië openbaart zich ook de geringschatting van de Heilige, zelfs door degenen, die Hij liefheeft en die Hem toch ook in beginsel wederliefhebben. Ach, wat een diepe smart voor de Zaligmaker!

Daar openbaart zich ook de onderlinge, niet-opbouwende critiek, die opbouwende moet er zijn, en mocht zij er maar meer zijn in oprechtheid en in liefde, maar de afbrekende critiek van liefdeloosheid en van afgunst. Ook Zijn discipelen vallen Maria bij haar liefdevolle, diepzinnige zalving moeilijk. Ach, wat is de mens, wat is in Hem te prijzen, zelfs na ontvangene genade! Mijn lezers, wij komen er allen schuldig uit. als het wel is. Smarte die schuld u diep!

Zij het onze bede: „Heere, leer mij liefhebben! Leer mij liefhebben de dierbare Borg en Middelaar, opdat ik uit de volheid mijns harten moge kunnen zeggen op de vraag: „Maar wie is deze Middelaar? — Onze Heere Jezus Christus." — Heere, leer mij liefhebben al de Uwen, opdat ik geen van deze kleinen ergere. Heere, leer mij liefhebben, bewogen door Uw zondaarsliefde in Christus.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een voorbereiding tot Mijn begrafenis (2)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's