Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BEKERINGSWEG VAN HOOP

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEKERINGSWEG VAN HOOP

7 minuten leestijd

(6)

Aan het slot van ons vorige artikel wezen we op de noodzakelijkheid van de openbaring van Christus aan de zondaar. Waarin bestaat nu deze openbaring van Christus? Hoe gaat het toe?

Hoop vertelt: Ik zag Hem niet met de ogen des vleses, maar met het oog van mijn ziel. Ik zal u zeggen, hoe het geschied is. Op zekere dag was ik zeer bedroefd, meer bedroefd dan ooit te voren. Mijn zonden en schuld stonden in al hun vreselijkheid voor mijn ogen. Ik zag duidelijk in, dat er voor mij geen hoop en uitkomst meer was. Maar zie, toen was het mij plotseling, alsof de ogen des Heeren met onbeschrijfelijke tederheid op mij gericht werden. Ik hoorde van zijn lippen dit woord komen: „geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden." Maar diep beschaamd antwoordde ik: „Ach Heere, ik ben een zondaar, een zeer groot zondaar." En Hij zeide: „Mijn genade is u genoeg."

Het zal ieder wel duidelijk zijn, dat de Heere Jezus geopenbaard wordt door het Woord. Doch het desbetreffende gedeelte daarvan komt dan ook wel met klem en kracht op het hart. „Ik hoorde van zijn lippen", zegt Hoop. En dan worden hem voorts ook vele dingen duidelijk. Hij ziet nu hoe eenvoudig het is. Het komt alle-

maal zo dicht bij hem. Hoop verstaat nu, dat hij reeds een gelovige is, die met heel zijn hart uitgaat naar het heil, dat in Christus gegeven is. Dan komen hem de veelheid zijner zonden voor ogen. Doch de Heere zegt: , , Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." Er hebben onderhandelingen plaats tussen Christus en Hoop. Het krijgt allemaal zo'n secure grondslag. De grondvorm van het evangelie komt in zo'n bekeringsweg levensgroot bloot te liggen. De mens krijgt de tijd om zichzelf te leren kennen. Het wordt niet allemaal met een stoomcursus afgewerkt. Integendeel, aan elk onderdeel wordt de nodige aandacht geschonken. De mogelijkheden, die er liggen in de eigen werken en in de vroomheid van de mens krijgen voldoende gelegenheid zich te uiten. Het wordt met alle gewenste klaarheid naar voren gebracht, dat de mens een goddeloze is en blijft. De natuurlijke mens brengt niets bij en de vrome mens evenmin. Wie zou een andere bekeringsweg kunnen voorstellen, waarbij het evangelie zo zuiver tot zijn recht komt?

Alles loopt uit op de Borg en Zaligmaker Jezus Christus. Hij wordt dierbaarder en dierbaarder. , , Ik geloofde", zegt Hoop, , , dat alles wat Hij gedaan had om de wet Gods te vervullen en de vloek te dragen, niet was geweest voor Hemzelf, maar voor diegenen, die door het geloof Zijn verdiensten zouden aannemen." En toen vloeide mijn hart over van blijdschap, mijn ogen van tranen. De diepste roerselen van mijn ziel werden door Jezus' liefde gelokt om voortaan voor Hem te leven en niets anders meer te beminnen dan Zijn naam, Zijn volk en Zijn wegen."

Men wil nog wel eens beweren, dat in die bekeringswegen de vrome mens wordt verheerlijkt. Die vrome mens komt inderdaad in vele richtingen bar aan zijn trek. Bij jubilea en begrafenissen krijgt hij zijn volle deel. Maar in de bekeringsweg van Hoop en zijns gelijken komt de vrome mens niet aan zijn trek. Daar komt de mens openbaar als zondaar en niet meer. De mens niets in het stuk der genade en Christus alles. Wat heeft men eigenlijk op deze bevindelijke prediking en bekering tegen? Weet men wel zeker, dat dit het evangelie niet is? Wat is het evangelie dan van God wat en de mens wat?

Wij komen nog even op de vorm van de openbaring van Christus aan de ziel terug. Comrie geeft er deze beschrijving van:

De Heere door Zijn Heilige Geest laat enige stralen van Zijn Goddelijk licht in de ziel instralen, waardoor de weg der verlossing door een Borg ontdekt wordt en de Borg zelf in de heerlijkheid en beminnenswaardigheid van zijn persoon, en in de volmaaktheid en algenoegzaamheid van zijn verdiensten gezien wordt, zodat de hoogachting voor hem tot de hoogste top opstijgt: Wien heb ik nevens U, o God, in de hemel? En de liefde tot Hem dermate ontvonkt wordt, dat al de zielsgenegenheden niet alleen ingenomen, maar brandende worden tot deze weergaloos heerlijke en dierbare Emmanuël— Dewijl de ziel, schoon van liefde tot de Borg brandende, uit gezicht van zijn beminnelijkheid en noodzakelijkheid, dikwerf met veel vreze bekommerd is, of zij, daar zij zo onwaardig bij zichzelf is, de vrijheid zou durven nemen om Hem aan te nemen, zo wordt het aanbod van genade met veel indruk op het hart gebracht, waardoor ze bespeurt, dat de nodiging aan haar gedaan wordt, en dat het Gods gebod is, dat zij, hoe ellendig zij is, in de Borg niet alleen mag, maar ook moet geloven. Dat trouwverbond draagt dan nu haar goedkeuring weg. Zij geeft aan Jezus het ja-woord, het zegel op Gods getuigenis zettende, dat Hij waarachtig is en roepende: „o God, mag en moet één, wiens zonden als scharlaken en karmozijn zijn, op Uw eigen woord tot de Borg komen; zie daar, Gij zijt mij te machtig, Gij hebt mij overreed; ik kan mijn hart niet houden, mij geschiede dan naar uw Woord! Dus, gelijk als Christus dan in barmhartigheid ondertrouwt, zo komt de ziel door dit gelovig toestemmen in dit huwelijksverbond. En beiden worden « « »» een.

Volkomen reformatorisch, zoals men ziet. Daar moet toch inderdaad iets gebeuren. Calvijn schreef: , , Alsnu staat ons te bemerken hoe en op wat wijze tot ons komen de goederen, die de Vader zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, niet tot zijn eigen gebruik en nuttigheid, maar opdat hij de armen en gebrekkigen rijk maken zou. Vooreerst moeten wij weten, dat alles wat Christus geleden en gedaan heeft tot zaligheid van het menselijk geslacht, ons onnut en onprofijtelijk is, zo lang als Hij buiten ons is en wij van Hem vervreemd zijn. Zo moet Hij dan ons eigen worden en in ons wonen, zal Hij ons kunnen mededelen, de dingen, die Hij van zijn Vader ontvangen heeft."

Men ziet de overeenstemming tussen Calvijn, Heidelbergse Catechismus Zondag 7 en Comrie op dit punt. De laatste voegt er nog nadrukkelijk aan toe: , , Is aan te merken, dat de ziel. in al de genoemde daden, zich met de Persoon van de Borg Zelf verenigt, want niets, noch hemel, noch aarde, noch belofte, noch blijdschap zou haar hart helpen; o zij moet dadelijk en wezenlijk in de Borg zelve overgaan. Hij moet de hare zijn en zij de Zijne."

Over dit probleem hoort men in vele kringen weinig spreken. Daar wordt in de prediking van alles verhandeld. Van de kwestie van dienstweigering af tot de R.K. straatprocessies toe. Doch over de vraag of de hoorder in waarheid met Christus Jezus één is geworden, wordt daar wel zoveel over gesproken? En zou dit niet de belangrijkste vraag zijn voor de hele kerk? Al die andere problemen lossen zich zelf op. Doch deze éne vraag zal in het jongste gericht de allesbeheersende vraag zijn: heb ik mij waarlijk met de Persoon van Christus verenigd of heb ik slechts een belofte aangenomen? Bij Hoop droeg deze vereniging de volgende vruchten:

„Ik zag nu duidelijk in, dat heel de wereld met al haar gerechtigheid onder het strenge vonnis der wet ligt en dat de rechtvaardige God, om de gerechtigheid van Christus ons volkomen rechtvaardigen kan en wil. Ik schaamde mij diep over de verdorvenheid van mijn vroegere leven en stond verbaasd, dat ik zo onwetend was geweest, want nooit te voren was er in mijn hart een gedachte opgekomen, die mij, zoals nu, de geheel enige schoonheid van Koning Jezus voor ogen stelde. Nu wilde ik in heiligheid des levens gaan wandelen. De begeerte ontwaakte in mij, om iets te mogen doen ter ere van Hem, die mij zo uitnemend had liefgehad. Ja, al had ik op dat ogenblik 1000 levens te verliezen gehad, ik zou ze gaarne als een offer der dankbaarheid mijn God en Koning hebben toegewijd."

Ellende, verlossing, dankbaarheid. Wat heeft men op deze volgorde eigenlijk tegen? L.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE BEKERINGSWEG VAN HOOP

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's