Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De God van Bethel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De God van Bethel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben die God van Bethel.

Genesis 31 : 13.

De Heer' zal in dit moeilijk leven Zijn volk en erfdeel nooit begeven.

Altijd en overal is Hij voor hen een God van nabij en niet van verre. Hij omringt hen met Zijn tedere zorg en met de kostelijke blijken van Zijn ontferming.

Moeilijk is het leven op aarde in het bijzonder ook voor de kinderen des Heeren, zó moeilijk somtijds, dat hun ziel geheel wordt ternedergebogen. Horen wij een Jakob niet klagen, „al deze dingen zijn tegen mij"? - Lezen wij niet van Elia: „hij bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg, neem nu Heere! mijn ziel"? En wie uwer denkt in dit verband niet aan Job, die uit eigen ervaring sprak, toen hij zuchtte: „Heeft niet de mens een strijd op aarde? " En voor Job was die strijd zo zwaar, dat hij eens klaagde: „De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen."

Zover kan het wel eens gaan, dat het schijnt: God heeft Zijn volk en erfdeel begeven, Hij zorgt er niet meer voor, Hij denkt er niet meer aan.

In die schijn, die zij voor werkelijkheid houden, verblijden zich dan de goddelozen. In drieste, zondige overmoed durven zij dan spottend en honend te vragen: „Waar is God, Die gij verwacht? "

Helaas! het zijn niet altijd alléén de spotters, die menen: God heeft Zijn volk verlaten. Ook bij de gelovigen zelf komt die gedachte wel op. Lezen wij niet als een van Zions klachten, bij Jesaja deze woorden: „De Heere heeft mij Verlaten, en de Heere heeft mij vergeten"? „Van God verlaten, door God vergeten", zo zuchten zielen, die als Heman bedrukt en doorbrakende zijn.

Het is toch een wonderlijk volk, dat volk des Heeren. Nu eens zingen zij van Gods goedertierenheden, blij en opgewekt en met hun ganse hart: „Zo min de hemel ooit uit zijne stand zal wijken, zo min zal Uwe trouw ooit wankelen of bezwijken." Ja, er zijn ogenblikken, waarin zij dat gelóven, waarin zij in die trouw rusten. Er komen echter andere tijden en dan is het: Waarom, Heer'! vergeet Gij mij? " Gelukkig evenwel, dat God Zijn volk zou verlaten, is niet meer dan schijn. Wij behoeven niets af te doen van de woorden, waarmee wij aanvingen:

De Heer' zal, in dit moeilijk leven, Zijn volk en erfdeel nooit begeven. Al zijn zij ontrouw, Hij blijft getrouw, Hij kan Zichzelf niet verloochenen. Dat mag nog wel eens op verrassende en verrukkende wijze ervaren worden. Neen! God de Heere zal de Zijnen niet begeven, Hij zal Zijn keurlingen niet verlaten. Hij bewaart ze als Zijn oogappel in Zijn eeuwige, onveranderlijke en oneindige liefde.

Somtijds verbergt Hij, om wijze redenen, Zijn aangezicht, zodat Zijn kinderen niet in het licht, maar in het donker wandelen. Toch is de zon er wel, al gaat zij schuil achter dikke, donkere wolken, al is zij gehuld in een nevelenfloers. Zo is de Heere er ook dan, als Zijn kinderen Zijn vriendelijk aangezicht moeten missen. Vergeten, verlaten zal Hij, die Hij getrokken heeft, nooit!

Zelf komt Hij hen daaraan somtijds herinneren. Hij buigt Zich dan tot u neder, om het u in te fluisteren op tere wijze: „Ik, Die u eertijds opgezocht heb, Ik vergeet u niet. Ik denk nog ernstiglijk aan u."

Dat vinden wij bevestigd in het woord der Schrift, dat wij nu met elkander, door Gods voorzienig bestel, hebben, te overdenken, nl. Genesis 31 : 13a: k ben die God van Bethel.

Bethel, het woord, dat betekent huis Gods, heeft een lieflijke klank voor allen, aan wie God wel eens is verschenen. Daar, waar God Zich aan u openbaart, daar, waar Hij tot u spreekt, u vertroost, u sterkt tot de goede strijd, daar, waar Hij u voorkomt met Zijn rijke beloften, daar hebt gij een Bethel. En daar, waar gij een Bethel moogt hebben, is er ook voor u oorzaak om in verwondering en aanbidding uit te roepen: „Dit is niet dan een huis Gods, en dit is de poort des hemels." O, die Bethels, die plaatsen, waar uw God in Christus tot u kwam, waar gij Hem hebt mogen ontmoeten, ze zijn u zo dierbaar! Maar, wat moet dan dat Bethel, waar eens een ladder was gesteld op de aarde, welker opperste in de hemel was, wat moet dat Bethel voor Jakob niet zijn geweest! Daar openbaarde God Zich aan hem op bijzondere wijze.

Na die heerlijke ontmoeting van Bethel wachtte Jakob een moeilijk leven bij Laban. Twintig jaren heeft hij Laban gediend. Het waren jaren, waarin het voor Jakob ook niet altijd even licht geweest is. Maar de Heere zal in dit moeilijk leven Zijn volk en erfdeel nooit begeven. Dat mocht Jakob telkens ondervinden en vooral op het einde van zijn verblijf bij zijn schoonvader Laban.Toen kwam de Heere weder tot hem in de droom, om hem te verzekeren: „Ik heb gezien alles, wat Laban u doet." En om er dan zo vertroostend aan toe te voegen de herinnering: „Ik ben die God van Bethel." De Heere wil zeggen: „Jakob, vergeet dat Bethel en de God van Bethel toch niet, laat dit u bemoedigen, want nog steeds ben Ik dezelfde God."

„Ik ben die God van Bethel." Door deze woorden worden drie vertroostende waarheden onder onze aandacht gebracht: le. Ik ben die God van Bethel, dat betekent:

Ik ben een opzoekend God.

2e. Ik ben die God van Bethel, dat is: Ik ben een belovend God.

3e. Ik ben die God van Bethel, d.w.z. Ik ben een volbrengend God.

„Ik ben die God van Bethel", dat betekent: Ik ben een opzoekend God. Jehova, de God van Bethel, de God van Jakob, is een God, Die zondaren opzoekt. Daarvan legt, wat te Bethel plaats greep, luide getuigenis af. Jakob had zich die ontmoeting met God, dat Bethelsbezoek, onwaardig gemaakt. Om de eerstgeboortezegen te ontvangen, had hij zijn oude, blinde vader, Izaak, bedrogen. Gij weet, hoe Rebecca en Jakob samenspanden, en zo ging hij met de kostelijke klederen van Ezau aan, met vellen van geitenbokjes over zijn handen en over de gladdigheid van zijn hals, met de zo smakelijk toebereide spijzen tot zijn vader Izaak. Door bedrog

trachtte hij voor zich de zegen te verwerven. En daartoe ook diende hij zich aan met de woorden: , , Ik ben Ezau, ik heb gedaan. gelijk als gij tot mij gesproken hadt. sta toch op, zit, en eet van mijn wildbraad, opdat uw ziel mij zegene."

Izaak aarzelde eerst, omdat hij de zaak niet recht vertrouwde. Maar tenslotte zegende hij Jakob toch.

Over dit bedrog was Ezau zó vertoornd, dat hij het plan opvatte zijn broeder te doden. Toen Rebecca dit hoorde, rustte zij niet, voordat Jakob wegtrok naar Paddan-Aram, tot Laban haar broeder.

Jakob verliet zijn vader en zijn moeder om te gaan naar zijn oom Laban. En op die reis gebeurde, wat wij bij Hozea lezen: „Te Bethel vond Hij hem, en aldaar sprak Hij met ons."

Jakob stond schuldig tegenover zijn vader, stond schuldig in de eerste plaats tegenover God. Hij had het er slecht afgebracht. En toch zoekt de Heere hem op. Hij wordt niet weggeworpen. God openbaart zich aan hem in Zijn heerlijkheid en in Zijn genade. Dat Bethelsbezoek was zijn recht niet. Het viel hem ten deel als een onverdiend gunstbewijs. Hebben wij dus geen reden, om het: „Ik ben die God van Bethel" aldus te vertolken: Ik ben een opzoekend God; Ik ben die God, Die Bethelbezoeken brengt? " - Ja, met Zijn: „Ik ben die God van Bethel", stelt Hij Zich met eerbied gesproken aan Jakob, en ook aan ons, voor als die God, Die Zich met zondaren inlaat, Die zondaren opzoekt.

De God van Bethel, dat betekent dus: die God, Die zondaren opzoekt. — Als zodanig openbaarde Hij Zich reeds in het Paradijs. Tot de gevallen mens, die God trachtte te ontvluchten, kwam Hij met Zijn: „waar zijt Gij? " — En sindsdien zijn er alle eeuwen door geweest, aan wie de Heere God Zichzelf verheerlijkt heeft in Zijn wonderlijke, opzoekende zondaarsliefde. Hoevelen in het verleden hebben het ondervonden, dat God, Die zeer hoog woont, ook zeer laag ziet, dat Hij naar alles verbeurd hebbende zondaren Zijn handen nog wil uitbreiden!

En hoevelen ook in het heden, in onze tijd, hebben de God van Bethel leren kennen, als een opzoekend God! Alle kinderen Gods hebben, in welke vorm dan ook, van die Bethelsbezoeken ontvangen.

De God van Bethel zoekt zondaren op. Dat is een wonder van vrije en rijke genade. Het is nog te begrijpen, dat Hij Zich inlaat met reine engelen, die niet zijn gevallen, dat Hij kwam tot Adam in de staat der rechtheid, maar een onbegrijpelijk wonder van vrije genade is het, dat Hij gevallen zondaren opzoekt. Is het niet om onder weg te zinken, als gij, nietig mensenkind, wordt verwaardigd tot zulk een Bethelsbezoek van de hoge, heilige en rechtvaardige God. de Kenner der harten van allen?

„Ik ben die God van Bethel", die God, Die zondaren opzoekt, en Die dat doet door en in Christus. Te Bethel sprak God tot Jakob, staande op die ladder, die op de aarde gesteld was, welker opperste aan de hemel raakte, en ziet, de engelen Gods klommen daarbij op en neder. Dat moet een heerlijk, een ontzagwekkend gezicht zijn geweest, die ladder van de aarde tot de hemel reikende, met de op en neder klimmende engelen, terwijl de Heere Zelf op dezelve stond om Zich zo aan Jakob te openbaren en tot hem te spreken.

Wat heeft dit alles toch te beduiden? Die ladder met die op en neder klimmende engelen is een zinnebeeldige voorstelling van de voorzienigheid Gods, van Zijn albestuur. Zij moet er ons bij bepalen, dat God van uit Zijn hoge hemel alles hier op aarde bestuurt en regeert, en dat Hij daarbij van Zijn engelen Zich bedient.

Maar die ladder op de aarde staande, en met haar opperste in de hemel rakende, heeft ons nog meer te zeggen. Zij spreekt ons van de Heere Jezus. Hij is de ware Jakobsladder. Eens heeft Hij Zelf met hef oog hierop tot Nathanaël gezegd: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: van nu aan zult gij de hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op de Zoon des mensen." Die ladder te Bethel stond op de aarde, dat ziet op de menselijke natuur van de Heere Jezus Christus.

Die ladder reikte tot aan de hemel, dat ziet op Zijn goddelijke natuur. Die ladder te Bethel stond op de aarde, dat bepaalt ons ook bij de diepe vernedering van de Zaligmaker. Die ladder raakte tot aan de hemel, dat ziet op Zijn onbegrijpelijke verhoging. Die ladder verbond hemel en aarde, zo was God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. O, wat is dat groot! Wij hebben in Adam de band tussen hemel en aarde doorgesneden. En dat de hoge God nu die band toch weer wilde herstellen en dat wel ten koste van het offer van Zijn eigen Zoon, Die uit de hemel neerdaalde op deze lage aarde, om Zichzelf ten offer te brengen.

De ladder Jakobs is dus in meerderlei opzicht een type van Christus. De God van Bethel. Die, staande op die ladder. Zich openbaart, is dus die God, Die zondaren opzoekt door en in Christus, de Middelaar Gods en der mensen. Buiten die openbaring Gods in Christus Jezus is het onmogelijk, dat God zondaren aanneemt en opzoekt. Buiten Christus is Hij een verterend vuur. Buiten Christus moet Hij ons bezoeken met Zijn ijzeren scepter van recht en van gerechtigheid. En wie zal dan bestaan?

In Christus Jezus echter is de God van Bethel een opzoekend God, in liefde en in genade. Zulk een bezoek is het rijkste bezoek, dat een mens hier op aarde kan ontvangen. En de Heere God brengt in het leven der Zijnen meerdere van zulke genade-bezoeken. Hij verzekert immers: , , Ik ben die God van Bethel."

Kent gij die God van Bethel, mijn lezer? En ziet gij telkens uit naar Zijn komst?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De God van Bethel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's