Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De twijfel van Johannes de Doper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De twijfel van Johannes de Doper

8 minuten leestijd

Nee, zegt onze lezer, nee, dat kan niet. Het is eenvoudig niet mogelijk, dat Johannes de Doper getwijfeld zou hebben. Johannes zond twee van zijn discipelen naar Jezus met de vraag: „Zijt Gij degene, Die komen zou of verwachten wij een ander? " In Mattheüs 11 kan men het lezen en in Lucas 7. Dat weet ik wel, zegt onze lezer, maar Johannes liet dat niet voor zichzelf vragen. Zijn discipelen waren in twijfel verward geraakt en met 't oog op hen, zond hij deze twee uit. Johannes zelf had te veel gehoord en gezien. Toen sprak weer de andere partij. Deze voerde aan, dat een echt bekeerd mens ook wel eens twijfelt. Ook deze opmerking voldeed onze lezer niet. Een kind Gods twijfelt inderdaad wel eens. Maar hij twijfelt er niet aan, dat de Heere Jezus de Verlosser en Zaligmaker is. Hij twijfelt er aan of die Christus zijn Verlosser en Heiland is. Hoe kan nu 'n gezant twijfelen aan zijn zender?

Tot zover onze lezer. Wat moeten wij er nu over schrijven? Het is een oude

kwestie. Calvijn schrijft er reeds over en acht het onwaarschijnlijk, dat Johannes niet voor zichzelf overtuigd was, dat Jezus de Messias was. Anderen zijn daar niet zo vast van overtuigd. Mij komt het 't waarschijnlijkst voor, dat Johannes met zijn discipelen gesproken heeft over het optreden van de Heere Jezus. Dat lijdt m.i. geen twijfel. Lucas verhaalt ons, dat de discipelen van Johannes hem boodschapten over Jezus. Toen zal er verder gesprowen zijn, meer dan eens. Toen zal er ook

vergeleken zijn. Johannes had over de Messias gesproken. Hij had gezegd, dat Hij kwam met de wan in Zijn hand. Het kaf zou Hij met onuitblusselijk vuur verbranden. Johannes had dus een Christus gepredikt, die kwam om te oordelen. De Joden mochten zich wel met haast bekeren, want als Hij, Die komen zou, straks werkelijk kwam, zouden er geweldige dingen gebeuren. Maar wat vertellen de discipelen van Johannes? Zij vermelden van genezingen en hulp, doch niet van gerichten. Johannes de Doper zuchtte zelf in de gevangenis. Maar de Heere Jezus deed geen wonder om hem er uit te halen. Dat zal de Voorloper met zijn discipelen besproken hebben. Dus toen stonden er twee zaken naast en tegenover elkaar. Aan de ene kant, wat Johannes beleefd had. Hij had het teken van de duif gezien bij de Doop van Jezus. Hij had de stem gehoord. Hij had — uit kracht van inwendige onderwijzing —' gezegd, dat hij niet waardig was de schoenriem van Jezus los te maken.

Maar als Hij dan de Messias was, waarom handelde Jezus dan niet anders? Is dit nu twijfel? Men zou het nog eer ontevredenheid over de gang van zaken kunnen noemen. Deze laatste gedachte vindt steun in het woord van de Heiland uit de boodschap aan Johannes: En zalig is Hij, die aan Mij niet zal ge-ergerd worden." Johannes wat in dat gevaar, zou men kunnen denken en daarom geeft de Heiland deze waarschuwing mee. Wat is eigenlijk geergerd worden en het daarmee samenhangende woord ergernis? Ergernis is in het Griesks skandalon. Skandalon is b.v. het haakje van een muizenval, waar het spek aan zit. Ergernissen zijn allerlei dingen, die ons ten val kunnen brengen. Mt. 13 : 21 spreekt van vervolging of verdrukking, waardoor iemand ge-ergerd wordt. Dat is hier: fvalt van het geloof. Zo kan de ene mens een ergernis zijn voor de ander doordat hij een ander tot zonde verleidt. Maar nu kan ook de Heere Jezus een skandalon worden. Hij is immers voor de joden een ergernis! Op welke wijze geschiedt zulks? Doordat men om dingen, die de Heere Jezus doet of lijdt, gedaan heeft of geleden heeft, spreekt of gesproken heeft, zich van Hem afwendt. Duidelijk? Dan gaan we weer verder.

Johannes was het dus niet eens met de gang van zaken. Hij kan het ene niet met het andere overeenbrengen. Het komt mij voor, dat niet alleen zijn discipelen hier met moeilijkheden zaten. Johannes zat er zelf ook mee. Dat volgt m.i. uit hetgeen Jezus van Johannes de Doper zegt. Zijt gij uitgegaan, vraagt de Heiland aan de schare, om een riet te zien, dat van de wind ginds en weder bewogen wordt? Neen, zegt de Zaligmaker, dat is hij niet. Hij is een profeet. Al laat hij nu deze vragen stellen, hij is toch geen riet. Nog eens, Johannes laat ook voor zichzelf vragen stellen, doch niet zozeer uit twijfel als wel uit ontevredenheid en niet begrijpen. De kern van het antwoord des Heeren is dan, dat Hij handelt in overeenstemming met de profeten. De Heere wijst op alles wat Hij doet en dit moet Johannes de Doper woorden uit Jesaja 35 en Jes. 61 in herinnering roepen. De Heere Jezus wijst dus Johannes, zonder het er uitdrukkelijk bij te zeggen, naar de Schrift.

Nu zegt echter onze lezer ook nog, dat echt bekeerde mensen wel kunnen twijfelen aan hun staat, doch niet aan de Heere Jezus. Ik zou dat niet zo hard durven zeggen. Een mens ligt voor alles bloot, ook een bekeerde. Brakel schrijft dat de verzoeking tot ongeloof en atheïsterij vaker bij de kinderen Gods voorkomt, dan men wel denkt, bizonder in degenen die schrander van verstand zijn. Sommigen durven het niet te zeggen, dat zij soms door de gedachte geplaagd worden: Is er wel een God, een hemel, een hel. Zij vrezen dat anderen hen om die gedachte zouden versmaden. Die bestrijding kan diep gaan en grote beroeringen in de ziel veroorzaken.

Zo komen ook vele kinderen Gods in twijfeling over Gods Woord. Is de Bijbel Gods Woord? Dat wordt hun van binnen gevraagd. En op dat ogenblik weten zij er geen antwoord op. Maar als de Bijbel niet Gods Woord is, wat kan men dan weten van de Heere Jezus. Wie dus door deze twijfelingen beroerd wordt, kan ook niet geloven, dat Jezus de Christus is. Hij twijfelt er aan. Èn de twijfelende ziel is aan de baren der zee gelijk. Zo iemand kan niet tot Jezus gaan. Hij kan zich ook niet troosten met enige belofte uit Gods Woord. Christus en de hele weg der zaligheid staat wankel voor hem. Heeft iemand lust of behoefte om van deze dingen meer te horen dan neme hij de Redelijke Godsdienst van W. a Brakel, deel II ter hand.

Maar ik durf niet te zeggen, dat een kind Gods niet aan deze dingen kan twijfelen. En dan is voorts niet te vergeten, dat voor Johannes de Doper het historisch geloof en het persoonlijk geloof samenvielen. Dat onderscheid bestond voor hem niet.

En dan heb ik nog een toegift. Iemand heeft een dochtertje. Als hij haar voor de kou van de winter lange kousen laat aantrekken wordt zij uitgelachen. Als dat moet wil hij dat graag verdragen en aan zijn kind opleggen. Wanneer hij zijn dochtertje in de winter met een lange broek kleedt wordt zij niet uitgelachen.

Maar nu doet zich een andere moeilijkheid voor. In Deuteronomium 22 : 5 lezen wij: Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw, en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken: ant al wie zulks doet is de Heere, uw God, een gruwel". Het is onze lezer ook bekend, dat man en vrouw in de bijbelse tijd kleding droegen, die wij rokken noemen, lange rokken. Heden ten dage kan men die in het Oosten nog zien dragen. Toch werd er blijkbaar onderscheid gemaakt in deze kleding. Het verbod is duidelijk. Het doel zal wel zijn om het onderscheid in de geslachten zichtbaar te doen blijven, ook in de kleding. Is nu de broek, die zijn dochter draagt een mannendracht? Ieder ter zake kundige weet, dat dit verschillend is. Ik voor mij zou gaarne zien, dat men aan Deut. 22 : 5 niet voorbijging. Laat er onderscheid blijven. Doch daarmee is de vrouwelijke vorm van een lange broek met bijpassende rok niet veroordeeld. Wat geen mannendracht is, kan niet onder dit verbod vallen. In het oorspronkelijke is niet alleen van kleding sprake doch ook van wapenen en andere gebruiksvoorwerpen. Laat men er zorg voor dragen zou ik zeggen, om het Woord Gods in ere te houden en er niet willekeurig in gaan schrappen, door zo'n tekst als verouderd aan te merken. Laat men ook niet wijzer willen zijn dan het Woord. Onze lezer vraagt: Mag het of mag het niet volgens Gods Woord? Anders zouden wij aan dingen vast gaan houden en er tegen vechten, wat soms maar mensenlijke ideeën zijn". Dit laatste ook maar niet vergeten. Dan is deze kwestie niet zo moeilijk meer. Mannendracht is voor een vrouw uitdrukkelijk verboden. Doch wat bepaald geen mannendracht is, doch alleen maar daar op lijkt is niet verboden. De kleding van man en vrouw in Israël leek op elkaar, doch was niet gelijk. Zo kan ieder weten, wat hij doen moet. Misschien is deze of gene het niet met mij eens. Ik wil er niet over twisten. Een iegelijk zij echter in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd, dat hij aan de Schrift niets afdoet, doch niets aan toevoegt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De twijfel van Johannes de Doper

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's