HERDER EN SCHAPEN
(2)
Mijne schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij. Johannes 10:27
Door de ontzettende val van Adam en Eva in het Paradijs, en in die eerste voorouders ook van hun ganse nakomelingschap, ook van u en van mij, zijn er van nature op aarde geen schapen meer van de grote Herder in de hemel. Dat is een vreselijke gedachte, als de Heilige Geest ons in de weg der ontdekking daarbij eens bepaalt: degenen, die als schapen waren geformeerd, als schapen werden verzorgd, gevoed en geweid, door Gods herderlijke zorg en trouw, zijn door hun moedwillige ongehoorzaamheid, door hun eigen schuld dus, geworden tot bokken. Wij hebben ons daardoor Gods vloek op de hals gehaald, en verdiend, ten volle verdiend, dit oordeel van God: „Gaat weg van Mij, gij, vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is."
Wij liggen van nature onder het rechtvaardige oordeel van God. Wij hebben onszelf door onze val in ons hondshoofd Adam gestort in de geestelijke dood, in de dood door de zonden en de misdaden. Wij hebben ons waardig gemaakt de eeuwige dood, het voor eeuwig van God gescheiden zijn, het eeuwig verderf van voor het aangezichte Gods. En indien wij, als de lichamelijke dood ons overvalt, ons meevoert uit het land der levenden naar het kille graf op het kerkhof, nog niet zijn wedergeboren, nog niet zijn bekeerd met de waarachtige bekering, dan zal dat van God gescheiden zijn en blijven, ons eeuwig deel, ons rampzalig lot zijn.
Deze diep ernstige bedreiging moet ons voor ogen gesteld worden. Wij moeten elkander en onszelf waarschuwen. Wij moeten leren bidden, ook en juist op dit ontzettende punt, om de toepassing, om de ontdekking door de Heilige Geest. In die weg gaan wij verloren in onszelf. Zo krijgen wij kennis aan de hellevaart in • eigen hart:
Ik lag gekneld in banden van de dood. Daar d' angst der hel mij alle troost .deed missen: Ik was benauwd, omringd door droefenissen.
In die noodtoestand brengt de Heere een zondaar echter niet, om hem daarin voor eeuwig weg te laten zinken. Neen! Hij doet dat om hem door de Geest der genade en der gebeden te leren bidden om de redding van zijn ziel. Nu wordt het:
Maar riep de Heer' dus aan in al mijn nood: „Och Heer', och, wierd mijn ziel door U gered!"
En die redding is er, doordat er een Herder is, nl. de Heere Jezus Christus, van Wie het geldt: „De Goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen." Hij is in de verlorenheid, in de vloek der Zijnen ingegaan om ze uit die diepten van ellenden op te trekken en te redden. Zie het in het Kindeke in de kribbe, in de Man van smarten aan het kruis! O, welk een wonder van vrijmachtig welbehagen, van onpeilbare zondaarsliefde. Zo wordt het in de weg van wedergeboorte, bekering en geloof: „Mijne schapen!" — Daarin ligt de tederheid, de innige, opzoekende liefde, de reddende almacht, de diepe vreugde, de onbezweken trouw van de Goede Herder. Welk een zaligheid reeds hier op aarde daarin te mogen delen, vertroost te worden met dat innige: „Mijne schapen".
En nu gaat de Goede Herder aldus voort: tt Mijne schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij." — Er wordt wel eens gevraagd naar kenmerken, kenmerken van de discipelen van de Heere Jezus, van de schapen van de Goede Herder. Hier vinden wij ze. Er zijn er, die van dat vragen naar kenmerken niets moeten hebben, die er tegen getuigen en zeggen: „het is alles een zoeken van gronden in uzelf, het is alles een zoeken om eigen vroomheid op te richten.' Wij kunnen het enigszins verstaan, dat zo veroordeeld wordt het vragen naar kenmerken. Hier dreigen werkelijk grote gevaren. O, wij willen zo gaarne allerlei kenmerken bij onszelf opmerken om daarop dan te gaan rusten als op een gemakkelijk rustkussen. Wij willen zo gaarne een optelsom maken van alles wat wij ervaren hebben, van alles wat wij menen te bezitten. Zo zijn wij, zonder dat wij er zelf erg in hebben, toch weer op de weg van het: rijk en verrijkt, en geens dings gebrek. Wij willen het zoeken bij de kenmerken en niet bij de Christus. Wij willen maar niet van genade leven, en op genade sterven.
Onderzoek dan uzelf wel, mijn lezer, bij het licht van Gods Woord en Geest. Vraag waaruit dat vragen naar kenmerken voortkomt. Want ook hier is het snode van het kostelijke alleen te onderscheiden bij het licht en onder de leiding van Gods Woord en Gods Geest. Als gij die mist, dan loopt het alles uit op een schrikkelijk zelfbedrog.
Maar! - — al dreigen er bij het vragen naar kenmerken grote gevaren, daarom moeten wij nu niet aan de andere kant te ver gaan, om zo met het bad ook het kind weg te werpen. Als uw ziel geslingerd wordt, als satan u begeert te ziften als de tarwe, o vraag dan maar, niet om er op te gaan bouwen en rusten, doch tot uw vertroosting, en tot grootmaking van het werk des Heeren aan uw ziel begonnen, naar de kenmerken van het nieuwe leven, naar de kenmerken van de schapen van de Goede Herder.
Zoudt gij niet naar kenmerken mogen vragen en zoeken? Nodig, nuttig en troostrijk is het, als het maar geschiedt op de rechte plaats, nl. in de H. Schrift, op de rechte wijze, nl. als een arme zondaar bij 't licht des Geestes, met het rechte doel, nl. uw vertroosting en de verheerlijking van Gods werk en naam. — O, dat gij het zo maar veel en maar vrij mocht doen. Gods Woord geeft er u de vrijmoedigheid toe door zelf de kenmerken te noemen, zoals b.v. in onze tekst. Welke zijn de kenmerken van de schapen van de Goede Herder? — „Mijne schapen horen Mijn stem, Ik ken dezelve en zij volgen Mij."
„Mijne schapen horen Mijn stem." De schapen van de Goede Herder leren Hem enigermate kennen. Zij leren Hem kennen in het bijzonder ook aan Zijn stem. Zo is het bij de herder en de schapen in het Oosten in het rijk der natuur. De
schapen kennen hun herder. Zij kennen zijn stem, als hij ze alle bij name roept. Op de stem van een vreemde geven zij geen acht. Misschien luisteren de schapen even naar de stem van een vreemde, maar er op letten doen zij eigenlijk toch niet. Zij hebben het al direct gehoord: dat is de stem van onze herder niet. Al is het schaap maar een dom dier, de stem van zijn herder kent het, en weet het te onderscheiden van alle andere stemmen.
En zoals het is met de schapen in de stal en op de weide, zo is het ook met de schapen in geestelijk opzicht, de ware gelovigen, de schapen van de Goede Herder. De Heere Jezus, de opperste Herder der schapen, zegt het Zelf: „Mijn schapen horen Mijn stem."
„Mijn stèm." Aan uw stem vooral zijt gij te kennen voor degenen, die met u op enigerlei wijze verbonden zijn. Zij kennen u natuurlijk, als zij u persoonlijk voor zich zien. Waaraan? Ja, eigenlk aan alles, wat tot uw persoonlijkheid behoort, wat u onderscheidt zelfs van een broeder of zuster. Zij kennen u al van verre aan uw houding, aan uw gang. Iemand, die u goed kent, zal u misschien in het donker, als het stil is, al kennen aan uw stap. Maar in het bijzonder kennen wij elkander aan onze stem. Die stem is in zo sterke mate een stuk van onze persoonlijkheid. Die u goed kennen onderscheiden uw stem uit duizend andere.
Zo leren de schapen van de Goede Herder Zijn stem kennen en onderscheiden. Hij zegt het hier Zelf met zoveel nadruk: „Mijne schapen horen Mijn stem." Denk aan de bedroefde Maria Magdalena bij het ledige graf. Zij kende die stem wel, die sprak: „Maria!" Onmiddellijk antwoordt zij: „Rabbouni!" Denk aan Johannes bij de zee van Tiberias met zijn: „Het is de Heere!"
De stem van de Herder wordt gehoord in allerlei roepstemmen, in velerlei leidingen, in ernstige ziekten, maar in het bijzonder in het Woord van God. Door dat Woord spreekt de Herder tot Zijn schapen. En de schapen, zij horen het op de duur wel in de prediking, of het de stem van de Herder is, ja dan neen!
O, welk een voorrecht is het een horend oor ontvangen te hebben, acht te hebben leren geven op de stem van de Herder, zich af te wenden van allerlei andere stemmen, de stemmen van wereld en zonde en dwaalleer, de stemmen van valse Christussen, al zijn ze nog zo welluidend, om te luisteren met opmerkzaamheid, met verlangen, met blijdschap, naar de stem van de Goede Herder. Die stem spreekt altijd op de rechte toon, met wonderlijke tact, het juiste woord. Hij weet met de moeden te spreken een woord ter rechter tijd. Hoe menigmaal hebt gij dat al mogen ondervinden, gij schapen, of ook nog maar lammeren, van de Goede Herder.
Als Hij Zijn stem laat horen zo heel persoonlijk voor u, dan hoort gij haar niet maar met uw lichamelijk oor, neen! dan dringt zij door tot uw binnenste binnen, tot in uw hart. Zij heeft zulk een grote doordringende en indringende kracht! Neen! nu kunt gij u niet vergissen, dat is de stem van mijn Herder. Een van de kenmerken van Zijn schapen komt door Zijn genade en door de kracht van de Heilige Geest bij u tot openbaring. Hier is de vervulling van Zijn Woord: „Mijne schapen horen Mijn stem."
O, wat is er dan een opmerkzaamheid, een eerbiedig, heilbegerig luisteren! De woorden door die stem gesproken ontvangt gij als een schat in uw aarden vat. Het is een wonderlijk gebeuren. Nu gaat het u als Maria na de geboorte van het Kindeke: „Doch Maria bewaarde al deze woorden, overleggende die in haar hart." Hebt gij, mijn lezer, daar reeds kennis aan? Weet gij wat het is heilbegerig, biddend, in het geloof te luisteren naar de stem van de Goede Herder? Komt bij u wel eens tot openbaring, al is het met veel zwakheid en gebrek, dit kenmerk van de schapen van de opperste Herder, Christus Jezus: „Mijne schapen horen Mijn stem"?
„Mijne schapen horen Mijn stem", zo getuigt de Goede Herder. En het is waar, want het is Zijn eigen werk. De grote Profeet openbaart de verborgen raad en wil van God aangaande de verlossing van zondaren. De Goede Herder roept Zijn schapen bij name. En door de toepassende werking van de Heilige Geest is het: „Mijne schapen horen Mijn stem."
Hierbij laat de Goede Herder het echter niet. Hij gaat voort met ons te bepalen bij een tweede kenmerk van Zijn duurgekochte schapen: „Mijne schapen horen Mijn stem... èn zij volgen Mij." Het ware horen en het volgen van de Herder zijn onafscheidelijk aan elkander verbonden.
Er is een horen, dat het rechte horen niet is. Dat blijkt hieruit, dat het niets uitwerkt, dat het geen volgen met zich meebrengt. Wij denken aan zo menig horen in de kerk. De stem van de Goede Herder weerklinkt, doch zo menig hoorder kent die stem niet, en hoort dus eigenlijk die stem niet. En de boze komt, en neemt het met het uitwendige oor gehoorde weg. Het laat geen spoor achter in het hart. Het heeft geen uitwerking in het leven. En als het niet anders wordt, dan zal het tot in der eeuwigheid tegen ons getuigen. Het komt ook voor, dat er een horen is met aandacht en met een zekere gevoeligheid. Het Woord wordt terstond met vreugde ontvangen. Het heeft echter geen diepte van aarde in een hart, doorploegd door Gods Wet. Andere dingen verdringen het. Het blijft zonder blijvende uitwerking, zonder dat er een volgen mee verbonden is.
Het echte horen van de stem van de Herder is verbonden met het vólgen van de Herder. De Herder gaat Zijn schapen vóór, en Hij trekt ze met de koorden van Zijn goedertierenheid achter Zich aan. Daar gaat de Herder. Hij weet de weg. En Zijn schapen volgen Hem. Vooral, als er gevaar dreigt van het wild gedierte, dat op de schapen en de lammeren loert, dringen zij dicht op de Herder aan. Vlak achter de Goede Herder, dat is de beste, dat is de veiligste plaats. Hij waakt over Zijn kudde. Hij beschermt haar in het grootst gevaar. Al gaat het door bezaaide en door onbezaaide velden, toch gaat het goed. De Herder weet de weideplaatsen. Wat hebben de schapen het daar goed. „Hij verkwikt mijn ziel." De Heere weet de schaapskooi. Hij brengt al Zijn schapen binnen. Wel moeten zij klagen:
Gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond. Dat onbedacht zijn herder heeft verloren.
maar de Herder zoekt het verloren schaap op, voor het eerst en telkens opnieuw. Zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid. Hij geeft ze het eeuwige leven in onbezweken trouw!
Z.
S. v. D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's