DE EINDSTRIJD NADERT
(3)
Ik zal niet meer veel met u spreken, want de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets.
Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft, staat op, laat ons van hier gaan.
Johannes 14 : 30 en 31.
Wij hebben er met elkander bij stilstaan, dat de Heere Jezus met grote .rast en hartelijke liefde de Zijnen heeft willen voorbereiden op het einde van Zijn rondwandeling op aarde, op Zijn laatste lijden en strijden. Door Zijn afscheidsredenen in Johannes 14, 15 en 16 klinkt met zo'n diepe toon heen: De eindstrijd nadert. In het bijzonder is dit het geval in déze woorden van de stof onzer overdenking: „Ik zal niet meer veel met u spreken, want de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets."
De overste dezer wereld, Beëlzebul, die al zo menigmaal met zijn verzoekingen en bestrijdingen tot de Zaligmaker, de Heere Jezus Christus, gekomen was, maakt zich weer tot de aanval gereed. De Man van smarten, die nu de laatste, bittere lijdensbeker had te drinken, ziet, hoe hij zich aangordt, en zegt zo trouw en ernstig waarschuwend: „De overste dezer wereld komt." Hij wil met deze dringende waarschuwing Zijn discipelen nu reeds zeggen: „O, Mijn jongeren, waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak." Die liefderijke waarschuwing hadden de geliefde discipelen van de Heere Jezus wel zeer nodig, omdat de teleurstelling voor hen zo groot en zo bitter zou zijn. Dit alles, zo'n lijden, zo'n strijd, dat hadden zij nooit kunnen, nooit willen verwachten.
En nu wil hun Meester hen in Zijn innige liefde daarop voorbereiden. Hij is nog steeds Dezelfde, Die Hij was, toen Hij tot Simon Petrus en tot al de Zijnen sprak: Simon, Simon, zie, de satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broederen" (Lucas 22:31, 32).
Zo komt de Heiland ook nu nog door Zijn Woord en Geest met Zijn liefderijke, trouwe waarschuwingen tot allen, die Zijn verschijning hebben liefgehad. Misschien hebt ook gij, mijn lezer, wel eens zulk een waarschuwing gehad? Ja, dat is zo nodig voor dagen, waarin het zo geheel anders gaat dan uw verwachting was, dagen van strijd en aanvechting, dagen van kruis en druk. Het zijn dagen, waarin wij met kracht herinnerd worden aan dit woord des Heeren: Gij zult het na deze verstaan", of ook: Want Mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uwe wegen zijn niet Mijne wegen, spreekt de Heere. Want gelijk de hemelen hoger zijn dan de aarde, alzo zijn Mijne wegen hoger dan uwe wegen, en Mijne gedachten dan ulieder gedachten" (Jes. 55 : 8 en 9).
Gelukkig hij of zij, die door de waarschuwing des Heeren liefderijk en trouw wordt voorbereid op het geleid worden in wegen van ontdekking en afbraak, van lijden en strijden, wegen, die door donkere diepten gaan. De Heere kan het ook dan nog zo wel maken met Zijn genade, met Zichzelf. O, wat wordt menigeen heerlijk vertroost in tijden van bange teleurstelling, van een scherpe doorn in het vlees, van een engel des satans, die u met vuisten sloeg, als de Heere Zich tot u nederbuigt, en tot u, evenals tot Paulus in grote verzoeking en strijd zo vertroostend, zo versterkend zegt: „Mijne genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht." Hierdoor werd Paulus in dagen van zware strijd zó bemoedigd, dat hij daarop mocht antwoorden: „Zo zal ik dan veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone. Daarom heb ik een behagen in zwakheden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus' wil; want als ik zwak ben, dan ben ik machtig." Wat is de genade des Heeren toch vrij en rijk 5 voor een arme zondaar!
Dit alles is de rijpe en zoete vrucht van het borgtochtelijk lijden en strijden van de Zaligmaker van zondaren. Hij heeft mogen zeggen als Machthebbende: „De overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets." Hij is de grote Doorbreker en Triumfator. En omdat de overste dezer wereld niéts had aan Hem, daarom heeft een arm zondaarsvolk aan Hem alles. Hij is hun van God geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. De strijdende Kerk op aarde mag van Hem, aan Wie zij alles heeft, belijden: „Hij is van God de Vader verordineerd, en met de Heilige Geest gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, Die ons de verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomenlijk geopenbaard heeft; en tot onze enige Hogepriester, Die ons met de enige offerande Zijns lichaams verlost heeft, en voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij de Vader; en tot onze eeuwige Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt."
Die belijdenis is gegrond op, is in volkomen overeenstemming met het Woord van God, dat ons van de Borg en Middelar, Jezus Christus, zegt: „Waarom Hij ook volkomenlijk kan zaligmaken, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Hoe dieper een zondaar, die door Gods genade kwam tot de waarachtige bekering, wordt ingeleid in de kennis van de Verlosser en Zaligmaker, hoe meer hij tot zijn vertroosting mag. zien: aan Hem, aan Wie de overste dezer wereld niets had, heb ik daardoor alles. Petrus, Jacobus en Johannes mochten dit ervaren: „En hun ogen opheffende zagen zij niemand dan Jezus alleen."
Misschien hebt gij, mijn lezer, dat ook wel eens ervaren? Wat is dat vol en rijk! Dan moogt ge wel eens zingen:
Weg wereld, weg schatten! Gij kunt niet bevatten, Hoe rijk of ik ben: 'k Heb alles verloren, Maar Jezus verkoren, Wiens eigen ik ben.
En nu gaat de Heere Jezus Christus, de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester, de eeuwige Koning, aan
Wie de duivel niéts heeft, doch aan Wie Zijn volk alles heeft, voort met de Zijnen te vertroosten met de Goddelijke harmonie, die in Zijn verlossingswerk zo heerlijk tot openbaring komt. Van die Goddelijke harmonie getuigt Hij aldus: „Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft: Staat op, laat ons van hier gaan."
„Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heb." De Zaligmaker van zondaren uit alle geslachten, talen, volken en natiën, wil, dat de wereld zal weten van die wonderlijke, Goddelijke harmonie in de verlossing van zondaren. Vroeger, nadat Nicodemus tot Hem was gekomen in de nacht, heeft Hij daarvan reeds gesproken in dat rijke Evangelie in het klein: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."
Van die genadige liefde van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest mag en moet de wereld weten. Dat kan zij hieruit weten, dat de Verlosser, wetende, dat de overste dezer wereld komt, hem nochtans niet ontwijkt, maar tegemoet gaat tot in de eindstrijd. De leiding in al deze dingen berust niet bij de overste dezer wereld, en ook niet bij zijn werktuigen, de Joodse raad en Judas. De man van smarten geeft Zich, in liefde tot de Vader, in liefde tot de gegevenen des Vaders, vrijwillig over.
O, dat vrijwillige in het werk der verlossing, daar mogen wij wel eens bij stilstaan en biddend om inleiding onze aandacht aan schenken! Het gaat in dit machtige werk alles van God uit, van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest. In Goddelijke harmonie, in onbegrijpelijke
wijsheid en zondaarsliefde, hebben die Goddelijke personen in de raad der verlossing hun eeuwig besluit genomen en in de tijd, in het bijzonder in de volheid des tijds, hebben zij het uitgevoerd.
Het is dan ook zulk een grote dwaling van ons, als wij menen, dat wij zo gewillig zijn, dat wij zo gaarne verlost willen worden. Ach, van nature is het immers zo, dat in ons afkerige hart leeft de gedachte: „Wijk van mij, want aan de kennis Uwer wegen heb ik geen lust." Wij willen niet, dat de Heere Jezus Koning over ons zij. Het kan, als wij in beginsel te doen krijgen met de eeuwige dingen, die dienende zijn tot de vrede van onze ziel, zo lang aldus zijn, dat wij denken: „ik wil toch zo gaarne bekeerd worden, ik begeer er zo naar een schaapje te mogen zijn van de kudde van de Goede Herder; waarom komt de Heere nu niet, om mij dit alles te schenken, waarom doet Hij het licht van de Zonne der gerechtigheid niet over mij opgaan? "
Een grote zegen is het, als wij in de weg der ontdekking door de Heilige Geest de boosheid, de arglistigheid van ons eigen hart te zien krijgen. Dan wordt de Heere Jezus ons onmisbaar en noodzakelijk in Zijn vrijwilligheid en in Zijn bereidwilligheid, en ons hart begeert met sterk verlangen daaraan persoonlijk deel te mogen hebben. Nu komt gij er iets van te weten, dat de redding van uw ziel, dat uw zaligheid nooit wordt verkregen als vrucht van uw gewilligheid, maar dat zij alleen uw deel kan worden als vrucht van de vrijwillige zondaarsliefde, van de Goddelijke harmonie in het werk van de Vader, van de Zoon, en van de Heilige Geest. Wat is dat groot! Het is een wonder van Gods genade, waar wij al dieper en dieper in ingeleid moeten worden. Met welk een verwondering, met welk een heilgenot moogt gij dan wel eens, ziende op Jezus, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, luisteren naar Zijn woorden, vlak voor de eindstrijd gesproken: „Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft: Staat op, laat ons van hier gaan."
Zo lief heeft de Zone Gods Zijn Vader, dat Hij alles wil doen, wat de Vader geboden heeft. Het zwaarste Wil Hij doorworstelen. De bitterste lijdensbeker wil Hij ledigen. „De drinkbeker, die Mij de Vader gegeven heeft, zou Ik die niet drinken? " De wereld moet het weten, het moet haar verkondigd worden door Zijn kruisgezanten ook in deze lijdensweken, dat Ik de Vader liefheb, en alzo doe, gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft. Aan de wereld moet het verkondigd worden, opdat er in haar door de toepassing van de Heilige Geest mogen zijn, die het weten, dat de Zoon, gedrongen door de liefde tot de Vader, de eindstrijd tegemoet gaat, de lijdensweg lopen wil tot het bittere einde. Uit liefde voor de Vader, aan Wiens recht moet worden genoeg gedaan, Wiens naam moet worden ver heerlijkt. Wiens gegevenen moeten worden gered en gezaligd, betreedt de Zoon de weg naar het kruis, naar het vloekhout van Golgotha. Hij wil alles doen, alles lijden, wat nodig is, om de gegevenen des Vaders te verzoenen met de heilige en rechtvaardige God, om door Zijn lijden vele kinderen tot de heerlijkheid te brengen. En daarom sprak Hij tot Zijn jongeren: „Staat op, laat ons van hier gaan."
Gelukkig degene, die met de Heere Jezus, met de lijdende Verlosser Zelf de lijdensweg mag bewandelen, die Hem onder de leiding des Geestes volgen mag van stap tot stap. Wat is er dan in dat borgtochtelijk lijden en sterven veel op te merken, veel tot onze diepe beschaming, veel ook tot onze rijke vertroosting!
Wandelen achter de Heere Jezus aan op Zijn lijdensweg, daar moeten wij kennis aan hebben of krijgen. Die kruisweg alleen is voor arme zondaren de weg der zaligheid. Zij het uw bede met het oog daarop:
Heer', ai, maak mij Uwe wegen Door Uw Woord en Geest bekend. Maar dan ook: met de Heere Jezus op uw eigen lijdensweg. Met Hem in Zijn gemeenschap, zo is het goed in tegenspoed, op het ziekbed, op het sterfbed zelfs. Zo kunnen wij de dood tegemoet gaan. Ja, zo kan het, maar zo ook alleen. „Laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is, ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Die voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God." Dat geve God ons!
Z.
S.v.D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's