HET PROBLEEM VAN DE DOOP
Het is ditmaal een ouderling, die van zijn moeilijkheden vertelt. Hij draagt het ambt van ouderling in een gemeente, waar niet allen de Gereformeerde belijdenis liefhebben en ook niet allen de prediking beminnen. Maar dopen willen vele ouders hun kinderen nog wel laten doen. Doch laat ik hem zelf het woord geven:
Wc zijn nu enkele malen geplaatst voor de moeilijkheid met betrekking tot de bediening van het Sacrament van de Heilige Doop. Het is hier zo'n beetje mode geworden, dat ouders die nimmer in de kerk komen, hun kinderen toch laten dopen.
Dat er bij die ouders thuis niet gevraagd wordt naar God en zijn Woord is haast vanzelfsprekend. Hoe kunnen nu zulke ouders bevestigend antwoorden op de vragen van het doopformulier? Die ouders óf beseffen niet de verantwoordelijkheid die van hen gevraagd wordt, óf ze denken: het loopt zo'n vaart niet. We laten ons kind dopen, we gaan weer over tot de orde van de dag.
Deze ouders wordt natuurlijk op de doopzitting op de ernst en de verantwoordelijkheid gewezen om bij de opvoeding hunner kinderen dit te doen in de vreze des Heeren en de week volgende op de doop worden ze door de ouderlingen bezocht, maar het resultaat is vaak droevig. Het Sacrament van de Heilige Doop is voor velen een dode vorm geworden. Nu is voor mij en mijn beide ambtsbroeders de moeilijkheid: moeten de ouders geweigerd worden hun kind te laten dopen, dan blijft het kind ongedoopt. Doen we er goed aan het kind wel te laten dopen en nemen we dan als ambtsdragers zelf niet een grote verantwoordelijkheid op ons?
Deze vragen wil ik u eens voorleggen met beleefd verzoek hierover eens te schrijven in het Geref. Weekblad. Ik heb met opzet geen Schriftuurplaatsen aangehaald, omdat ik verwacht, dat wanneer u tijd en gelegenheid zult vinden deze vragen te beantwoorden, u dit zult doen op grond van Gods Woord en getuigenis. U veel zegen toebiddende op uw ambtelijke arbeid, alsook voor het Geref. Weekblad, verblijf ik met hartelijke groeten en heilbede.
Dit is een vraagstuk, warmee menige kerkeraad tobt. Onze ouderling heeft het duidelijk beschreven. Maar nu de remedie. Natuurlijk kan men trachten om hier chirurgisch in te grijpen. Sommigen prij-
zen dit aan. Zij willen al deze ouders van de kerk afsnijden. Daar wordt deze regel gesteld, dat alleen de kinderen gedoopt worden van ouders, die regelmatig de godsdienstoefening bezoeken. Ik kan hier wat voor voelen. Maar ik kan het met dit opereren niet in alle gevallen eens zijn. Als dominee of ouderling heeft men daar altijd spijt van, dacht ik. Maar misschien ligt dit bij anderen anders. Je hebt naturen die niets liever doen dan direct opereren. Alleen als hun eigen hand of voet ziek wordt, voelen zij daar minder voor. Dan roepen ze niet direct: afzetten. Ik hoor echter al iemand zeggen, dat deze overwegingen niet mogen gelden. Het is de eis der H. Schrift om alleen de kinderen te dopen van geheel meelevende ouders, zeggen zij. Ja, wanneer dit zo is, houden alle overwegingen op.
Doch dan hoor ik reeds een ander met een nog verder gaande opmerking aankomen. Wat zijn meelevende ouders, vraagt deze. Het moeten levende ouders zijn. Het moeten ouders zijn, die van zichzelf betuigen, dat zij Christus door een waar geloof zijn ingelijfd. Ik ga op dit verschil van mening nu niet verder in. Alleen maak ik deze opmerking. Als kerkeraden deze eis stellen, moeten zij deze eis ook handhaven en niet zich op een of andere manier daarvan af zoeken te maken en toch genoegen nemen met een kerkelijk meeleven.
Doch als wij bij de meelevende ouders blijven, waar ligt dan de grens? Is het genoeg dat man en vrouw eens per Zondag in de kerk komen? Moeten zij deelnemen aan de viering van het H. Avondmaal of mogen hun kinderen gedoopt worden als zij daar niet aan deelnemen of onregelmatig aan deelnemen? Waar ligt de grens? Die is niet zo gemakkelijk aan te geven. En dan heb ik bovendien nog een vraag. Hangt het werkelijk van dit gedrag der ouders af of hun kind gedoopt mag worden? Sommigen houden de kinderen van de leden der kerk voor wedergeboren kinderen. Zij worden bij hen gedoopt, omdat zij ieder kind van een lidmaat voor wedergeboren houden. Maar als een ouder zich onregelmatig in de kerkgang gedraagt, is dan het kind niet voor wedergeboren te houden? En als het voor wedergeboren te houden is, behoort het dan niet gedoopt te worden. Ik wil alleen maar dit laten zien, dat men zich in vele moeilijkheden steekt als men het dopen der kinderen al te nauw aan het zijn of gedrag der ouders bindt.
Maar leert onder de H. Schrift niet, dat men dit doen moet? Welke gegevens heeft men daar eigenlijk voor. Zover ik zien kan geen andere dan de praktijk der besnijdenis onder het volk van Israël. De dooppraktijk der kerk in het N. Testament, wat de kinderdoop betreft, is daarop gebouwd, dacht ik. Welnu, daar was het regel en voorschrift, dat de kinderen der Israëlieten besneden werden, omdat zij kinderen des verbonds waren, , , 't Verbond met Abraham Zijn vrind, bevestigt Hij van kind tot kind." Daar werd niet gevraagd wat de vader was, maar wie Abraham was. Het komt mij voor, dat men deze factor niet vergeten mag. Men moet er niet de hoofdzaak van maken hoe een vader of grootvader is. Men moet letten op de lijn der geslachten.
Waar gaat het om in de Doop? Niet hierom, dat bij de dopeling een veronderstelde genade betekend en verzegeld wordt. Het gaat hierom, dat de gewisse belofte Gods betekend en verzegeld wordt. Maar deze gewisse belofte Gods is niet mededeling van een voldongen feit, zonder relatie met geloof en bekering. Sommigen schijnen de belofte Gods, die in de H. Doop verzegeld wordt, tot zulk een mededeling te willen maken. En nu moet men maar geloven, dat deze mededeling waar is. Gods belofte wil zeggen, dat wij alles hebben. Wij hebben vergeving en een nieuw hart en een recht op het eeuwige leven en moeten nu geloven dat wij het hebben. Zo ligt het toch niet. In de Doop worden de beloften des verbonds betekent en verzegeld met de eis van bekering en geloof, welke eis door God zelf vervuld wordt aan en bij ieder verslagen en verbroken zondaar, die tot God komt. Hier hebt ge het grote goed van de Doop. De H. Doop werkt met de wedergeboorte of enige andere genade. Hij is een teken en zegel van Gods verbond en belofte. Dit mag iedere gedoopte zich wel ter harte nemen. God mocht zich ontfermen over Nederland en zondaren in de crisis van hun leven brengen, zoals Luther en anderen. Luther zocht naar een genadige God. Als er zulk een nog onder onze lezers is, laat hij zijn nood in zijn ene hand nemen en zijn doop in de andere hand en naar God toekruipen om ze beide de Heere voor te houden. Daar wordt door menigeen in Nederland een verkeerd gebruik van de Doop gemaakt. Men maakt er een grond van voor de zaligheid. Doch door zeer velen wordt hun Doop helemaal niet gebruikt. Dat is ook erg.
Hoe is het nu, moet onze ouderling zijn bezwaren tegen de ouders, voor wie het dopen een dode vorm is, maar niet laten rusten? Dat zou ik ook niet graag zeggen. Daar is nog heel wat in te bekijken.
Eerst maar eens een verhaaltje. Laatst hoorde ik van een dominee, die volgens mijn zegsvrouw gereformeerd preekte. Maar een hoop andere dingen waren met zijn prediking niet in overeenstemming. Hij beminde de gezangen boven de psalmen en leerde ook, dat iedereen, die zijn kinderen liet dopen, ook aan het Heilig Avondmaal moest gaan. Hij zag daar geen verschil in. Hoewel hij preekte, dat geloof en bekering noodzakelijk was, sprak hij bij het H. Avondmaal heel niet over geloof en bekering, doch alleen over de vraag of men lidmaat was en zijn kinderen had laten dopen. Deze gelijkstelling van het laten dopen van zijn kinderen en van het zelf gaan tot de tafel des Heeren komt men vaker tegen. Ik kan er mij niet geheel mee verenigen. Wie de vragen van de H. Doop en de vragen van het H. Avondmaal naast elkander legt zal daarin dan ook een groot verschil zien. Bij de Doop wordt gevraagd naar iemands belijdenis, waarin hij en zij hun kinderen willen grootbrengen. Bij het H. Avondmaal wordt gevraagd naar de genade, die in het hart is.
Waar gaat het bij de vragen van de Doop om? Het gaat hierom of de te dopen kinderen in de voorzeide leer zullen worden opgevoed. Wanneer daar geen voldoende waarborg voor is, wordt de doop der kinderen een moeilijk geval.
En hoe moeten nu de kerkeraden handelen met ouders, die tot het verbond behoren met hun kinderen, doch die nimmer in de kerk komen? In het geval, dat ons voorgelegd is, hebben de broeders de gewone dingen al geprobeerd. De ouders schijnen echter geen waarde te hechten aan de vermaningen en onderwijzingen. Laten wij nu eens een van de moeilijke gevallen nemen. Daar is een ouderpaar, dat nooit in de kerk komt: man noch vrouw: Doch er wordt thuis nog gebeden en gedankt en de kinderen gaan op de christelijke school. Hier is misschien nog enige grond aanwezig om een christelijke opvoeding te hopen. Maar stel, dat er thuis niet meer gebeden of gedankt wordt, niet uit de bijbel gelezen en niet een school met de bijbel bezocht. Dan wordt het nog moeilijker. Ik zou dan ook in het laatste geval heel sterk aarzelen. Hier is het verbond nog wel, doch de rechten en inzettingen ervan worden niet meer bekend gemaakt. En de verkondiging van de inzettingen en rechten vormt juist zo'n belangrijk stuk van het verbond. „Wat is dan het voordeel van de Jood en wat is de nuttigheid van de besnijdenis? Dat hun de woorden Gods zijn toebetrouwd." Maar aan deze gedoopten worden juist de woorden Gods onthouden! Hoe moet het daar nu mee?
In de gemeente van onze ouderling zou men een orde kunnen toepassen, die men in andere gemeenten ook wel vindt. Men doopt dan alleen de kinderen van hen, die enkele weken aaneen de godsdienstoefening hebben bezocht. Met deze maatregel kunnen de alleronwilligsten afvallen. Maar het is een tamelijk mechanische regel. Zij kan wel goed werken, maar dan in verbinding met een andere, zou ik zeggen. Men moet wel bedenken, dat het er om gaat een ingezonken gemeente tot nieuw leven te brengen. Men moet er van uitgaan dat deze gemeente vroeger leefde. Doch nu bevat zij veel dode plekken. Als men daar echter het mes inzet, is men ze zeker kwijt. Niet zeker is echter dat het overgebleven deel dan gezonder zal gaan functionneren. Dat mes moet men dus zo lang mogelijk in de kast van de operatiezaal laten. Liever wende men vitaminen aan en mogelijk nieuwe geneesmiddelen. Echter niet een ander evangelie dan het bijbelse: het evangelie van Schrift en Belijdenis, dat voor alle tijden onmisbaar is.
Maar als het in de gemeente van onze ouderling zo erg is, dat het mode is geworden om wel te dopen doch niet in de kerk te komen, zou men een doopcatechisatie kunnen instellen. Het lijkt mij mogelijk om 5, 6 paren vaders en moeders
daarvoor bijeen te brengen. Zouden zij dat reeds niet willen, dan zou men de doop uit kunnen stellen totdat zij gewillig zijn. Om geen opvallend onderscheid te maken zou men in zo'n dorp alle doopvaders en doopmoeders op die catechisatie kunnen nemen. Daar zou dan in enkele bijeenkomsten het Doopformulier besproken kunnen worden, opdat de ouders weten, waarop zij antwoorden. Tevens zou daar de preek van Zondag jl. besproken kunnen worden, waarbij de verplichting is ingesloten, dat men de avondpreek of de morgenpreek heeft gehoord. Op deze bijeenkomsten heeft men de mogelijkheid om de betekenis van de doop en de verplichtingen hiervan bescheidenlijk uit te leggen. Ik zeg niet, dat men hier zulke grote wonderen van moet verwachten, doch men doet iets, dat zin heeft en waarbij men in persoonlijk contact met de doopouders komt. Dan hoeft men nog niets geen moeite te doen om er van het dopen af te houden. Ik vrees, dat er bij deze methode al uit zichzelf af zullen vallen. Maar dit zal dan moeten. Wanneer de ouders alleen maar komen om de doop te eisen en zich aan geen enkele doopverplichting willen onderwerpen, dan gaat de kerkeraad vrij uit. Ik hoop, dat ik duidelijk gemaakt heb, waar het om gaat. Als we het kunnen bereiken, gaat het hierom, dat de ouders teruggebracht worden in de kerk. Dat is het ideaal. Vervolgens zijn we al blij, wanneer dat terugbrengen tenminste gedeeltelijk is gelukt. Ten derde willen wij graag de kinderen als kinderen des verbonds dopen, mits wij enige waarborg hebben dat zij in de rechten en inzettingen des verbonds zullen worden onderwezen. De hoop daarop ligt voor elk gezin weer anders. Men houde echter ook hier wel rekening met dit woord: , , Redt ze, die ten dode zijn gegrepen." Wanneer een gezin helemaal losraakt van de prediking van het evangelie, dat is dodelijk. Wanneer er in het gezin en bij de ouders geen kennis, geen gewoonten, geen eerbied voor Gods Woord meer over is, dan is het wel moeilijk om hen toe te laten tot het beantwoorden van de doopvragen. Wanneer hen die in den brede verklaard zijn en hen de betekenis van hun ja duidelijk is gemaakt, dan mag men het echter voor hun rekening laten.
Ik hoop dat onze ouderling met zijn medebroeders hieraan iets hebben om met veel geduld en met veel gebed toe te passen. De Heere vervulle het gezicht van Ezechiël 37 aan onze dode en ten dode wankelende gemeenten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1956
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's