Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (23)

Toen zeiden de mannen van Israël tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van de hand der Midianieten verlost hebt.

Maar Gideon zeide tot hen: k zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de Heere zal over u heersen. Richteren 8 : 22 en 23.

De laatste bladzijde van het levensboek van Gideon is niet opwekkend. We leren ook uit zijn leven weer, dat de allerheiligsten slechts een klein beginsel der gehoorzaamheid hebben. Ook tegenover Gideon is de Bijbel eerlijk. Ook hij is nog gekomen tot een diepe val, deze geroepene Gods, die in de kracht des Heeren zulke grote dingen heeft gedaan.

Dat zou men niet gezegd hebben wanneer men alleen de bovenstaande teksten uit de geschiedenis van Gideon zou lezen. Hij is als overwinnaar teruggekeerd onder zijn volk. En dit volk ziet in Gideon de bevrijder. Het wil ook de dank tonen voor de grote verlossing, die tot stand gebracht is. Toen zeiden de mannen van Israël tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon en uws zoons zoon, dewijl gij ons van de hand der Midianieten verlost hebt (vers 22).

Hier wordt derhalve aan Gideon een erfelijk koningschap aangeboden. Is dit geen bewijs van grote dankbaarheid? Neen, Israël laat zijn verlosser niet met een enkel woord van dank naar huis gaan, maar heeft behoefte om hem te eren. Bovendien wil men het volk onder het koningschap van Gideon meer tot een eenheid maken. In hem zouden de stammen, die nu zover uit elkaar gegroeid waren, tot elkaar gebracht worden. Gideon is de man die orde kan stellen op 's lands zaken. Hij moet koning over hen worden. Dan kan er een nieuwe toekomst komen van vrede en welvaart en dan kan ieder burger rustig wonen onder zijn wijnstok en zijn vijgeboom.

Het verzoek van het volk aan Gideon is dus zeer goed te verklaren.

En toch is dit verzoek verkeerd, want Israël mag geen koning hebben als de andere volkeren. De Heere moet de koning van dat volk wezen. Israël was een theocratie, de Heere regeerde over dat volk op een bijzondere wijze en hun Koning heeft zijn troon in de hemel en Hij geeft zijn wetten vandaar aan zijn volk.

Maar Israël is met dat onzichtbare koningschap niet tevreden. Het heeft aan de Heere niet genoeg. Het wil niet alleen goden, maar ook koningen, die men zien kan. En de waarborg voor de vrijheid wordt niet gezocht bij God, maar bij de mens. Heil en welvaart worden niet verwacht van de hemelse, doch van de aardse koning Gideon.

Bovendien wordt de Heere de eer ontnomen, die Hem toekomt en Hem alleen. Ze noemen immers als reden voor hun verzoek: dewijl gij ons van de hand der Midianieten verlost hebt. Ze geven hem dus de eer der verlossing en zij erkennen het werk des Heeren niet. Ze danken Hem er niet voor. En hier komt openbaar, dat het volk wel uitwendig tot de Heere bekeerd is, maar hun hart is vreemd gebleven aan de waarachtige vreze des Heeren.

Welk antwoord geeft Gideon nu op dit mooie aanbod van het volk?

We zullen verstaan, dat de verleiding voor hem groot geweest moet zijn. Maar de overwinnaar van de Midianieten behaalt hier een nog schoner overwinning. Hij weigert de kroon over zijn volk en hij motiveert deze weigering ook op een duidelijke wijze: Maar Gideon zeide tot hen: lk zal niet over u heersen; ook mijn zoon zal over u niet heersen; de Heere zal over u heersen (vers 23).

Hij wijst hier zonder enige aarzeling de eer van mensen af. Hij belijdt hier: niet ik

heb u verlost, maar de Heere heeft ons de overwinning gegeven. Niet hij zal koning

worden, al zou hij veel voor het volk kunnen doen en al zou in hem Israël zijn eenheid kunnen vinden. De Heere moet Koning zijn over zijn volk, want wanneer dat volk zich rondom die trouwe Verbondsgod schaart, dan zal het waarlijk één zijn.

Schoner antwoord had niemand kunnen geven op een dergelijk aanbod.

Gideon weigert ootmoedig de zondige hulde van het volk. Hij houdt zich ook binnen de grenzen van zijn roeping, waartoe de Heere hem geroepen heeft. Hij laat niet door mensen iets van zich maken. Hij wil niet door mensen komen, waar God hem niet brengt en in dit woord beluisteren we dan ook de taal van hem die God vreest en die niets anders > vil dan dat de Heere de eer ontvangt: De Heere zal over u heersen.

Dat mogen we allen wel op ons in laten werken. Wij willen immers zelf menigmaal zo gaarne koning wezen, wij willen zelf zeggen hoe we wandelen en handelen zullen. Maar Gideon wil het ons hier toch wel op een duidelijke wijze leren, zoals hij het ook zijn volk heeft willen leren, dat we tenslotte alleen afhankelijk zijn van de Heere, maar dan toch afhankelijk van Hem en dat er voor ons geen hoop en geen verwachting is, wanneer we niet in zijn wegen zoeken te wandelen en naar zijn wil leren vragen. Dat is immers een eigenschap van elk die God vreest, dat hij leert bidden: Heere, zeg Gij mij wat ik doen zal. Wanneer een mens werkelijk verootmoedigd is voor het aangezicht des Heeren, dan zal het ook in het leven openbaar komen, dat hij wil leven naar de inzettingen Gods. Ja, dan vragen we of de Heere Koning wil zijn in ons leven. Eigen krachten te verachten wordt op Godes school geleerd. Van nature hebben we de Heere als Koning verworpen. En we willen dan ook niet dat Christus Koning over ons zij. Maar onder de bewerking des Heiligen Geestes leren we eigen hoogmoed verliezen, komen we met onszelf aan het eind en gaan we begeren door de Heere onderwezen te worden. Ja, dan verstaan we het woord van deze held Gods, van Gideon. zo goed: De Heere zal over u heersen, de Heere zal uw Koning zijn en gij hebt u telkens te bekeren tot Hem. opdat ge tot ere van zijn naam moogt leven.

Gideons weigering om koning te worden is dus een blijk van zijn kleinheid voor God. De wil Gods gaat hem hier boven alles, al kost het een koningskroon.

Gideon verschijnt hier toch wel op zijn schoonst. Het hoogst bereikbare wordt hem aangeboden, hij heeft de hand slechts uit te strekken naar het koningschap en hij heeft het voor zich en voor zijn nakomelingen. Maar hij bezwijkt niet voor deze verzoeking. Ik zal over u niet heersen: ook zal mijn zoon over u niet heersen; de Heere zal over u heersen... dat is het voorbeeld, dat Gideon geeft aan het volk, dat is de wil des Heeren.

En toch, wat liggen genade en zonde dikwijls dicht bij elkaar. Dat komt ook in het leven van Gideon openbaar. Zoals het menigmaal openbaar komt in het leven van Gods kinderen. Wat moet er toch een strijd gestreden worden tegen alles wat ons aftrekt van de Heere. Niet voor niets heeft de Heere Jezus gezegd: Wie volharden zal tot het einde die zal zalig worden.

Want wanneer Gideon het aanbod van het volk geweigerd heeft om koning te worden, dan doet hij een verzoek aan het volk, waaruit een zondige begeerte naar voren komt en waardoor alles bedorven wordt. Later zal Gideon daar zeker grote smart over hebben gehad. Zoals ook wij menigmaal later met smart moeten terugzien op dingen in ons leven, die we anders hadden moeten doen. Het leek zo'n kleine zonde, het was eigenlijk zo nietig wat hij vroeg, maar het heeft zulke grote gevolgen gehad. Daarover handelen we echter een volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juli 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juli 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's