Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (25)

En Gideon maakte daarvan een efod, en stelde die in zijn stad te Ofra; en gans Israël hoereerde aldaar die na, en het werd Gideon en zijn huis tot een valstrik. Richteren 8:27.

Het was zo goed begonnen toen men Gideon het koningschap had aangeboden na zijn overwinning op de Midianieten. Zijn antwoord was: De Heere zal over u heersen. Maar daarna doet Gideon iets zeer droevigs. Hij begeert goud van de buit van zijn soldaten. Een klein deel maar van die buit: £n Gideon maakte daarvan een efod... Hij verwijst zijn volk niet naar de tabernakel te Silo. Hij roept niet op de reformatie ten aanzien van dit vervallen huis des Heeren, neen hij^sticht zelf een heiligdom in zijn eigen stad om daar de Heere te diennen en naar Zijn wil te vragen: En Gideon maakte daarvan een efod, en stelde die in zijn stad te Ofra...

Door deze eigenwillige godsdienst maakt hij voor zijn eigen huis en voor zijn volk een valstrik. Want doordat hij zelfvan de wetten en de inzettingen des Heeren afweek en zich niet hield aan de hogepriesterlijke dienst te Silo, zoals de Heere had bevolen, was daarmee het begin gemaakt om af te wijken van de wegen des Heeren en straks gaat het volk de afgoden van Kanaan weer dienen. Baal en Astarte.

Gideon zal het wel goed bedoeld hebben. Hij wilde door de efod de kinderen Israëls dichter bij de Heere brengen. Maar het tegendeel is geschied. Het volk is los geworden van de tabernakel te Silo. Het heeft de wettige dienst des Heeren verwaarloosd. Het meent vroom te kunnen zijn in Ofra.

En wat is het gevolg geweest van deze eigenwillige godsdienst? Zeker, zolang Gideon leeft houdt men uitwendig nog wel vast aan de dienst des Heeren, maar wanneer hij gestorven is, dan voldoet de efod van Gideon niet meer, dan lacht men om die ouderwetse vormen. Dan worden de poorten der afgoderij opengestoten, en dan zoekt men zijn hulp en zijn steun bij de Baal. Het is immers eender wie men als God vereert en hoe men God dient.

Maar daarom te meer hebben we in onze oppervlakkige tijd op te roepen tot de waarachtige dienst des Heeren. Er is veel eigenwillige godsdienst in ons land. We hebben allemaal onze kerkjes, onze clubjes en samenkomsten. Maar zijn we al eens ontdekt aan al die eigenwillige godsdienst en hebben we al eens leren vragen naar de waarachtige vreze Gods? Hebben we al eens in waarheid leren bidden: Heere, maak mij uwe wegen door Uw Woord en Geest bekend...

Want we mogen met onze eigenwillige godsdienst dan zelf nog in de vorm de Heere blijven dienen, maar zie eens naar de kinderen... Op de efod volgde in Israël de Baal. En gans Israël hoereerde aldaar die na, en het werd Gideon en zijn huis tot een valstrik.

Ja, door het verlaten van de ware dienst des Heeren, door de eigenwillige godsdienst is Gideon ook zijn eigen huis tot een valstrik geworden. Want hij heeft wel gezegd: De Heere zal over u heersen. Hij is Koning... maar dat kunnen we wel heel vroom zeggen, doch let eens op de werkelijkheid. Wanneer men niet dicht bij de Heere blijven leven, gaat het met ons verkeerd. Wanneer Gideon eenmaal met zijn efod in Ofra troont dan gevoelt hij zich verheven en machtig. Hij neemt veel vrouwen en hij gewint zeventig zonen en die prinsen maken in het vroegere onaanzienlijke Ofra ongekende pracht en staatsie. En dan blijft de ellende in zijn gezin niet uit. Als de vader zo'n droef voorbeeld geeft dan is het geen wonder dat de kinderen de paden der ongerechtigheid betreden. Straks geeft Gideon aan een van zijn zonen de naam Abimelech en dat wil zeggen: mijn vader is koning. En in die Abimelech heeft de Heere Gideon en zijn huis zwaar gestraft. Wanneer zijn vader gestorven is dan werpt hij zichzelf als koning op en door bloed en geweld baant hij zich een weg tot de troon. Hij doodt al zijn broeders. Hij pleegt onrecht en verraad. Hij brengt een vloek over zijn volk. Hij voert Israël ten verderve totdat... een stuk molensteen zijn hoofd verplettert en Gods gericht hem treft. De zonden der gelovigen hebben bange gevolgen. Gods kinderen zondigen niet goedkoop. De ongerechtigheid wreekt zich in geslachten en daarom hebben we te waken bij het begin en ons hart te behoeden, dat het kwaad niet binnen kan sluipen. Een goed begin waarborgt nog geen blijde voortgang. Hoe menigmaal zien we het niet, dat iemand goed begint op de weg des levens, terwijl hij later van de wegen des Heeren is afgedwaald.

Er zijn mensen geweest die in hun jeugd veel deden beloven voor de toekomst, maar die al spoedig de waakzaamheid vergaten. Er is dikwijls zoveel vertrouwen op eigen kracht, terwijl daardoor de geest gemakkelijk overheerst wordt door het vlees.

Daarom moeten we steeds weer buigen voor de Heere Jezus Christus, Die ons de wil des Vaders bekend maakt. We moeten Hem leren volgen, omdat alleen Hij ons brengen kan bij de Vader en alleen Hij ons bewaren kan bij de dienst van de Vader. En dat alleen door de Heilige Geest. Maar daarom moeten we ook met ootmoedigheid bekleed zijn, want de Heere wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

Gideon heeft zich in zijn eigenwillige godsdienst ingedrongen in een ambt, dat hem niet toekwam. Het koningschap had hij geweigerd... dat was godsvrucht. Maar op het priesterschap legde hij eigenwillig en eigenmachtig de hand... dit was zonde tegen beter licht in. Hij die leider moest zijn van zijn volk is daarmee een verleider geworden zonder dat hij dit bedoeld heeft. Maar daarom kon toch het gericht Gods niet uitblijven. Gideon heeft zijn volk en zijn huis een valstrik gespannen.

Wij jammeren menigmaal over de tegenwoordige jeugd en we maken vergelijkingen die dan meestal ten onze gunste uitvallen. Maar hebt ge er al eens overnagedacht dat de zonden van uw kinderen wel eens kinderen van uw zonden kunnen wezen?

Neen, we willen de zonden der jonkheid niet vergoelijken. We zingen geen lofzangen waar geweend moet worden. Maar wanneer we klagen laten we dan naast onze kinderen gaan staan om te belijden: Heere, wij heben allemaal gezondigd, jong en oud, vergeef ons, o God en wees ons genadig.

En waneer het ons om een Koning te doen is, laten we dan als Koning begeren Hem, Die ons van God gegeven is. Hij is tegelijk Priester, en Hij draagt het ware priesterlijk kleed, de ware efod. Hij is het licht en het recht, Die ons in de glans der waarheid doet wandelen. In zijn kracht en onder zijn hoede ontkomen we aan valstrikken der zonde en wandelen we op de paden der gerechtigheid. Zie, de Heere heeft zijn Koning gezalfd over Sion, de berg zijn heiligheid. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's