Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE HEERLIJKE ZEGEN OP HET EVANGELIE VAN CHRISTUS, DE GEKRUISIGDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE HEERLIJKE ZEGEN OP HET EVANGELIE VAN CHRISTUS, DE GEKRUISIGDE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; Maar hun, die geroepen zijn. beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

1 Corinthe 1 : 23 en 24.

Het Evangelie van Christus, de Gekruisigde, is de blijde, is de rijke boodschap van Gods genade voor zondaren. Het is een wonderlijk, een ondoorgrondelijk verlossingswerk, waarvan dit Evangelie ons spreekt. Het is een wonder van Goddelijke zondaarsliefde, waarvan wij lezen in Johannes 3:16, dat Evangelie in het klein: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."

Van dat genadewonder hadden wij, jonge mensen, mijn vrouw en ik, een diepe indruk, toen wij 50 jaar geleden een gesprek hadden met twee oude kinderen van God, de een Hervormd, de ander Ledeboeriaan, die ons na bevestiging en intree hartelijk welkom kwamen toeroepen in de gemeente. Het gesprek ging over het borgtochtelijke werk van de Heere Jezus Christus, die te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven is. Het is een werk, waarvan nog wel eens gezongen mag worden:

De steen, die door de tempelbouwers, Veracht'lijk was een plaats ontzegd, Is, tot verbazing der beschouwers, Van God ten hoofd der hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door 's Heeren hand alleen geschied; Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet.

Bij het ondoorgrondelijke van Gods werk en welbehagen kwamen wij in ons gesprek van voor 50 jaren ook terecht. Christus, de Gekruisigde, door God de Vader overgegeven tot in die van God vervloekte dood, gestorven voor goddelozen, wie kan dat verstaan? En nog zie ik een van onze bezoekers tenslotte met het hoofd achterover, de gesloten ogen naar boven gericht, en ik hoor hem nog aldus eindigen in het wonder van het welbehagen Gods in Christus: „Wonderlijk, wonderlijk, wonderlijk!" Dat driemaal herhaalde: „wonderlijk", gaf weer, wat er ook in ons jonge hart in die ogenblikken leefde, al verstonden wij het nog niet zo in zijn diepte als die beide oude christenen.

Waar de zaken zo staan, dan is het toch wel verschrikkelijk, dat er zoveel tegenstand, zoveel vijandschap is in de harten en in de wereld tegen dat rijke en blijde Evangelie van Gods vrije genade in Christus, de Gekruisigde. Van nature is het ons verduisterde verstand en ons arglistige, , vijandige hart, tot ergernis en een dwaasheid.

Hoe zal zulk een diep gevallen, zulk een dwaas en vijandig zondaar, nog ooit komen tot het oprechte geloof in Christus, de Gekruisigde? Dat leert gij niet alleen met betrekking tot anderen, maar ook met opzicht tot uzelf vragen, als de Heere Zijn ontdekkend werk in u begint. Als Hij door Zijn Heilige Geest u bekend maakt met uzelf, dan komt gij in de onmogelijkheid terecht, dan wordt het van uw kant een afgesneden zaak. Zo wordt het een onoplosbare vraag, waarmede gij worstelt en maar niet klaar komt, de vraag: „Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God? "

Maar, Gode zij dank! de dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God, Daarvan zong een dichter in een zeer bekend vers:

Maar toen mij Gods Geest aan mijzelf had ontdekt, Toen werd in mijn ziele de vreze gewekt, Toen voelde ik wat eisen Gods heiligheid deed; Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.

Toen vluchtte ik tot Jezusl Hij heeft mij gered; Hij heeft mij verlost van het vonnis der Wet; Mijn heil en mijn vrede en mijn leven werd Hij: Ik boog me, en geloofde, en — mijn God sprak [mij vrij. Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, Dat Christus alleen mijn gerechtigheid is; Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf. Nu neemt mij geen satan de zegekroon af!

Nu reis ik getroost onder 't heiligend kruis, Naar 't erfgoed daar boven in 't Vaderlijk Huis: Mijn Jezus geleidt mij door de aardse woestijn: „Gestorven voor mij!" zal mijn zwanenlied zijn.

Dat is ook de ervaring geweest van de apostel Paulus. Door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest werd de vijandschap van zijn hart gebroken, werd de ergernis van het kruis weggenomen. Bearbeid tot het geloof in Christus, de Gekruisigde, gerechtvaardigd door het geloof, mocht hij vrede hebben bij God door onze Heere Jezus Christus.

Wat is deze vijand van Jezus van Nazareth daar klein en verbroken onder geworden! Hoor hem daar zelf tot roem van Gods genade van spreken: „Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. Maar daarom is mij barmhartigheid geschied, opdat Jezus Christus in mij, die de voornaamste ben, al Zijn lankmoedigheid zou betonen, tot een voorbeeld dergenen, die in Hem geloven zullen ten eeuwigen leven" (1 Tim. 1 : 15 en 16).

En nu mocht hij dat Evangelie van Christus, de gekruisigde, met lust en met liefde, met vrijmoedigheid en blijmoedigheid, verkondigen, zoals hij verzekert: „Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods."

Ja, er rust een hoerlijke zegen op de prediking van Christus, de Gekruisigde. God Zelf zorgt er voor, dat Zijn Woord niet ledig tot Hem wederkeert. Het Evangelie is een reuke des doods ten dode, maar ook een reuke des levens ten leven. Dat heb ik door Gods genade ervaren in de vijftig voorbijgevlogen jaren. Er zijn er alweer van weggereisd naar het land van eeuwige ruste, en die nu staan voor de troon van God en het Lam.

Maar hun, die geroepen zijn, prediken wij Christus." Er wordt hier gespróken van de uitwendige roeping door Gods Woord, doch vooral van de inwendige roeping door Gods Woord en Geest, die doorklinkt tot in het hart van een zondaar. De Geest van God roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren. Hij roept uit deze tegenwoordige, boze wereld tot het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde. Hij roept uit de vervreemding van God tot Hem, Die is de Springader des levenden waters. Hij roept uit de dood tot het leven. Hij is het, Die tot de vertredene in zijn bloed zegt: „Leef; ja. Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!"

En, al wordt dan die roeping eerst wederstaan, omdat wij vijanden zijn van God en van het leven Gods, en van Christus, de Gekruisigde, de Heilige Geest werkt door in de inwendige roeping onwederstandelijk. De doden zullen horen, want: „Die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt." Het is één gulden keten des heils, waarvan geen enkele schakel kan worden gemist. Welgelukzalig degene, mijn lezer, in wie er mag zijn een begin van dit goede werk Gods!

„Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Er is bij God geen aanneming des persoons. De middelmuur des afscheids is verbroken. Hier vinden wij de zendingsgedachte. Maar ook deze waarheid: waar de genade valt, daar valt ze vrij. Zie hiér de eigengerechtige Jood hongeren en dorsten naar de borgtochtelij ke gerechtigheid van Christus, de Gekruisigde. Zie daar de wijze, trotse Griek neerknielen aan de voet van het kruis van Christus, verlangend naar, bewonderend en aanbiddend de wijsheid Gods. Hebben zij dat gezocht of heeft Gód hen gezocht? — O gij, die aan deze genade deel en kennis moogt hebben, gij moet wel eens uitroepen: „Ik heb nooit anders gedaan dan tegenwerken, maar God is mij te sterk geworden; en Hij heeft overmocht; Hij heeft mij overreed, en ik ben overreed geworden! Het is alles, alles Zijn werk, Zijn vrije gunst, van het begin tot het einde."

Als de Heere ons leidt op de weg der ontdekking door de Heilige Geest, dan krijgen wij te zien, dat wij met onze eigen kracht en wijsheid nooit de hemel, nooit God zullen bereiken. Op die weg leren wij onszelf in beginsel kennen als onmachtig en dwaas. Zo krijgen wij de Heere Jezus nodig. Wij leren Hem kennen in Zijn onmisbaarheid en in Zijn gepastheid als de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Ja, de Heere Jezus Christus is de kracht Gods. Hij is het, in Wie God Zich openbaart als de Almachtige in het verbreken van de werken des duivels aan het kruis, in het overwinnen van de wereld, in het verbrijzelen van stenen harten, in het vernederen van eigengerechtigen, in het verlossen van de macht van satan, wereld en zonde. Neen, waarlijk Christus, de Gekruisigde, is niet zwak, al schijnt het ook zo, als Zijn bloed wegvloeit aan het kruis. Hij lijdt de nederlaag niet, al meenden de Jood en de Griek dat ook. Hij is de kracht Gods, de overwinnende, de verlossende, de vernieuwende, de zaligmakende kracht Gods. Hoe duidelijk bleek dat reeds in de moordenaar, die leerde bidden: „Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn", en in Zijn spreken als machthebbende: „Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn."

O, hoe troostrijk is het Hem, als een zwakke, een onmachtige in uzelf, nodig te krijgen en te leren kennen als de kracht Gods! Dan behoeft ge de duivel en de wereld en de zonde niet te vrezen. Dan is het: „Vrees niet, geloof alleenlijk!"

Christus, de Gekruisigde, is voor de geroepenen, beiden Joden en Grieken, de kracht Gods, maar ook de wijsheid Gods. In Hem blijkt de wijsheid Gods in het ontwerpen en uitvoeren van een verlossingsplan, waar mensen-en engelen-wijsheid te kort schiet. Op Golgotha hebben wij de oplossing van de moeilijkste raadselen, nl.: Hoe wordt een zondaar rechtvaardig voor God? Hoe komt God aan Zijn eer?

Christus, de Gekruisigde, is voor de heilbegerige zondaar het grote, het afdoende antwoord Gods op alle vragen van het verontruste zondaarshart. Hij, en Hij alleen, is onze vrede.

En als wij nu nog met onze wijsheid te schande worden, aan het eind geraken, als zij ons dwaasheid wordt, dan leren wij Christus in die weg waarderen en begeren als de wijsheid Gods. Dan staat uw verstand in bewondering stil bij het gezicht op zulk een verlossing en op zulk een Verlosser. Gij kunt het niet op, dat er nog redding, verzoening met God is voor zulk een als gij zijt. En dan stamelt gij wel eens: „O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods! hoe ondoorgrondelijk zijn Uw oordelen, en hoe onnaspeurlijk Uw wegen!"

Maar, hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Welk een heerlijk „maar"! Het is het „maar" des geloofs. Het is een „maar", niet zoals zovele van onze maars, zelfs ook na ontvangen genade, de maars van twijfel en ongeloof en betweterij. Neen! het is het „maar", dat is gegrond in Gods liefde, in Gods Woord, in Gods macht.

God Zelf zorgt voor de zegen. Wij hebben maar te planten en nat te maken. Hij geeft de wasdom. Wij hebben maar door Zijn Woord te roepen: „Bekeert u, en gelooft het Evangelie." Hij overreedt de harten door Zijn inwendige roeping. God de Heere geeft zegen. Zijn eer is er mee gemoeid. Al Abrahams kinderen, al de gegevenen des Vaders, komen gewisselijk binnen.

Welk een zegen is het er toe verwaardigd te worden te mogen prediken Christus, de Gekruisigde! Hem aan te mogen prijzen als de kracht Gods, als de Held der hulpe aan onmachtigen. aan geestelijk doden, en als de wijsheid Gods aan dwazen en verlorenen.

Welk een genade is het, als de prediking van Christus, de Gekruisigde, gezegend mag worden, en God gunt het ons daar hier reeds iets van te mogen zien. Doch de eeuwigheid zal het ten volle openbaren, dat de prediking van Christus, de Gekruisigde, veel vrucht draagt.

Hebt gij, mijn lezer, Christus, de Gekruisigde, reeds leren kennen? De zaligheid is in geen andere. Zonder en buiten Hem ligt gij onder Gods vloek. O, dat gij Hem door de ontdekking des Geestes nodig moogt krijgen, als een, die zonder God niet kan bestaan, en nu roept in zijn nood: „Hoe word ik rechtvaardig voor God? "

Vermoeiden en belasten, onmachtigen en dwazen in eigen oog, Christus, de Gekruisigde, is de kracht Gods en de wijsheid Gods juist voor zulken, als gij zijt. Och, dat gij met al het uwe maar eens geheel moogt omkomen, om het léven buiten uzelf in Christus te zoeken en te vinden!

Christus, de Gekruisigde, meer bevestigde kinderen Gods, is u bij ogenblikken zo dierbaar. Hij worde u meer en meer uw een en uw al. Zij het èn bij u, èn bij de prediker, met Johannes de Doper: „Hij moet wassen, maar ik minder worden." Moge de kennis van Christus, de Gekruisigde, de kracht Gods en de wijsheid Gods, er ons toe brengen, om te verkondigen de deugden Desgenen, Die u getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Soli Deo Gloria, Gode alleen de eer!

Z.

S.v.D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE HEERLIJKE ZEGEN OP HET EVANGELIE VAN CHRISTUS, DE GEKRUISIGDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's