Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (17)

En het geschiedde toen hij geëindigd had te spreken, zo wierp hij het kinnebak uit zijn hand en hij noemde die plaats Ramath-Lechi. Toen hem nu zeer dorstte, zo riep hij tot de Heere en zeide: ij hebt door de hand uws knechts dit grote heil gegeven; zou ik dan nu van dorst sterven en vallen in de hand der onbesnedenen? Toen kloofde God de holle plaats die in Lechi is, en er ging water daarvan uit, en hij dronk; toen kwam zijn geest weder, en hij leefde op; daarna noemde hij haar naam: e fontein des aanroepers, die in Lechi is tot op deze dag. En hij richtte Israël in de dagen der Filistijnen twintig jaar. Richt. 15:17—20.

Aangegrepen door de Geest des Heeren heeft Simson zijn strijd gestreden tegen de Filistijnen, de vijanden van zijn volk, de

vijanden Gods, Met een ezelskinnebakken eeft hij duizend man verslagen, nadat hij e touwen, waarmee hij door zijn eigen olk gebonden was, verbroken had.

We hebben er al eerder op gewezen, dat Simson door de Heere geroepen was om zijn volk te verlossen. Hij was door God verkoren tot richter. En hierin was hij een voorbeeld van de grote Verlosser en Richter, de Heere Jezus Christus.

Maar welk een verschil komt hier dan ook openbaar. Simson stond op het slagveld van Ramath-Lechi — zo noemde hij die plaats na de strijd; deze naam betekent zoveel als Kaakbeenhoogte •— in zijn volle kracht, aangegrepen door de Geest des Heeren, met het ezelskinnebakken als wapen in de hand. Maar de Heere Jezus hangt aan het kruis, zonder kracht, in volslagen onmacht en geen wapens in zijn hand. Hij hangt daar vastgespijkerd in de uiterste gebondenheid. Tegen Simson was vergaderd een legermacht van Filistijnen; maar dat waren tenslotte nog mensen van vlees en bloed. Maar tegen Christus zijn de diepten der hel geopend en de satan met al zijn duivelentallen stormen op Hem aan. Maar daarom is de overwinning van de Christus ook veel groter dan die van Simson. Wanneer Hij uitroept aan het kruis: Het is volbracht, dan is de strijd tenvolle gestreden, dan is satans kop vermorzeld, dan zullen allen, die in Hem geloven ingaan tot de eeuwige vrijheid en heerlijkheid om te loven en te prijzen Hem, Die op de troon zit en het Lam.

En nu moet ook Simson nog leren, dat hij in alles zo afhankelijk is van Gods genade. Hij heeft zich verwonderd over de grote overwinning, die hij behalen mocht op de Filistijnen. Hij heeft daar ook van gezongen. Maar hij heeft vergeten om , Gode de eer te geven en het Lam. Met het ezelskinnebak in de hand heeft hij gezongen van zijn grote kracht en dan werpt hij dit wapen van zich: En het geschiedde toen hij geëindigd had te spreken zo wierp hij het kinnebak uit zijn hand, en hij noemde die plaats Ramath-Lechi. (vers 17).

En dan laat de Heere Simson voelen, wie hij in zichzelf is. De Geest des Heeren, die hem zo'n grote kracht verleend had in de strijd, wijkt van hem. En hij gevoelt zich moe en afgemat. Hij heeft geweldig gevochten. En het is in de tijd van de tarweoogst, dat is in de warme zomertijd. De hete middagzon zendt haar stralen meedogeloos op hem neer. Een dodelijke dorst kwelt hem na die geweldige krachtsinspanning. Nu hij op zichzelf is aangewezen is daar alleen de mens Simson overgebleven: zwak en krachteloos en volkomen uitgeput. Had hij nu maar een dronk water! Maar water is nergens te bekennen. Zou hij na zo'n heerlijke overwinning nog van dorst om moeten komen?

Wat wordt Simson nu klein. Nu roemt hij niet meer in zijn overwinning. Hij gaat roepen tot God en hij geeft de Heere de eer van de grote overwinning: Toen hem nu zeer dorstte, zo riep hij tot de Heere en zeide: Gij hebt door de hand uws knechts dil grote heil gegeven: zou ik dan nu van dorst sterven en vallen in de hand der onbesnedenen? (vers 18).

Zo komt de Heere hem op heerlijke wijze vernederen. Hij wil weer knecht zijn, knecht des Heeren. Gij hebt mij de overwinning gegeven. Ik was slechts een werktuig in uw hand. En dan gaat hij ook pleiten op de ere Gods. Moet dan uw knecht omkomen en vallen in de handen van de onbesnedenen? Zal dan uw Naam niet ontheilgd worden? Zullen ze dan niet met U, o God, gaan spotten?

Zo vernedert de Heere nog zijn volk op welke wijze dan ook. De Heere doet zich altijd overblijven een arm en ellendig volk, dat voor Zijn Woord beeft en op zijn Naam betrouwt. Wij kunnen de weg waarin de Heere ons leidt wel eens niet begrijpen. Het is een weg tegen vlees en bloed in. Het is een weg waarin we afgebroken worden. We hebben gemeend toen dr Heere ons kwam roepen, dat we nu van kracht tot kracht steeds voort zouden gaan, maar we hebben er geen erg in gehad, dat die kracht van de Heere moest komen. En daarom moeten wij ontledigd worden van alle kracht. Daarom moeten wij ontdekt worden aan onze eigen onmacht. Daarom moeten wij tot de laatste steen toe afgebroken worden, opdat we zouden leren vragen: Gena, o God, gena, hoor mijn gebed, ontferm u mijner. Daarbij hebben we niets in onszelf waarop we pleiten kunnen. Dat leert de Heere elk van zijn kinderen. Wij kunnen het alleen maar bederven. Wij maken de schuld nog dagelijks meerder. Maar daarom gaan we pleiten op de naam des Heeren. Daarom gaan we pleiten op de ontferming die in Christus is. Daarom gaan we vragen: Heere, doe het om Uw grote Naam, doe 't om Uw lieve Zoon. En waar we zo vernederd zijn, waar we zo ontdekt zijn aan eigen onmacht, waar we zo uit diepten van ellende leren roepen daar is een verhorend God.

Dat heeft ook Simson ondervonden. Hij lag gekneld in banden van de dood, angsten der hel hadden hem omvangen, maar hij riep tot de Heere en toen hoorde God. In de holle plaats van Lechi opende de Heere een bron. En toen hij het water uit die bron dronk begonnen zijn krachten weer terug te komen. Zo ontvangt Simson nieuwe krachten om zijn werk voort te zetten. Toen kloofde God de holle plaats die in Lechi is, en er ging water daarvan uit, en hij dronk: toen kwam zijn geest weder, en hij leefde op; daarna noemde htj haar naam: de fontein des aanroepers. die in Lechi is tot op deze dag. (vers 19).

Nu Simson zo klein geworden is, wordt hij in zijn ambt bevestigd. Hij zal voort mogen gaan Israël te verlossen. Maar daarbij zal Simson het weten en ook Israël zal het weten, dat de kracht alleen van God is. Niet Simson mag verheerlijkt worden, niet de roem van Simson mag gezongen worden, maar de roem des Heeren. Hij is waarlijk Israëls Verlosser. Dat toont Hij hier duidelijk door die bron te openen, opdat Simson weer nieuw leven zal ontvangen. Daarom noemt Simson die bron ook Aanroepers-fontein. Deze naam verkondigt de kinderen Israëls, dat de Heere zich ontfermt op het gebed.

En voor al zijn volk heeft de Heere op Golgotha een bron geopend, opdat ze niet meer behoeven te hongeren en te dorsten. Daar heeft de grote Verlosser Israëls aan het kruis gehangen en uitgeroepen: Mijn dorst. Maar daardoor is de bron gaan vloeien opdat elke zondaar, die dorst naar de levende God ook verzadigd zal kunnen worden met de Heere zelf.

Maar daarom mogen we de Heere ook in alle nood e~n dood aanroepen om zijn hulp. Daarbij kunnen we dan pleiten niet op ons werk, maar op Christus' werk en zeggen: Het gaat toch om uw zaak, o Heere. Nu is de kerk hier op aarde zwak en klein. Geweld en list bestrijden haar. Ze zal steeds zijn kerk onder vervolging en kruis. Er zal nood en moeite wezen. Maar de Heere opent voor zijn volk de bronnen. Daar kan dat volk op rekenen. O zeker, we klagen dikwijls: „O God, mijn ziel en lichaam hijgen en dorsten naar U in een land, dat dor en mat van droogte brandt, waar niemand lafenis kan krijgen." Maar waar wij de naam des Heeren aanroepen, daar worden we geleid naar de bronnen en verzadigd van Gods heil, ja met de Heere zelf.

Het is nu voor vriend en vijand echter duidelijk geworden, dat de Heere Simson heeft geroepen tot het richterschap. Vandaar dat aan het slot van dit hoofdstuk geschreven staat: En hij richtte Israël in de dagen der Filistijnen twintig jaar (vers 20).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's