Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (23)

Toen zeide zij tot hem: Hoe zult gij zeggen: Ik heb u hef - —, terwijl uw hart niet met mij is? Gij hebt nu driemaal met mij gespot en mij niet verklaard waarin uw grote kracht is. En het geschiedde toen ze hem alle dagen met haar woorden perste en hem lastig viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe, zo verklaarde hij haar zijn ganse hart en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen, want ik ben een Nazireër Gods van mijn moeders schoot af. Indien ik geschoren werd zo zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou zwak worden en wezen als al de mensen.

Richteren 16:15—17.

Er is een strijd gevoerd tussen Simson en Delila. De laatste wil achter het geheim komen van de kracht. Maar Simson heeft tot nu toe nog zoveel ambtsbewust-

zijn gehad, dat hij haar dat geheim niet verraden heeft. Toch heeft Delila Simson stap voor stap naar de nederlaag gevoerd, al meende hij de overwinning te behalen. Simson dacht, dat hij met zijn ambt waar God hem in gesteld had, kon spelen. Zo heeft hij de aandacht van die verraderlijke vrouw al gevestigd op zijn haarlokken. Maar nog is Simson de strik ontkomen. Maar doordat hij herhaaldelijk iets toegaf aan Delila's aandrang is zijn kracht innerlijk reeds gebroken. En Delila weet met weergaloze geslepenheid gebruik te maken van het behaalde voordeel. Zij speelt nu de beledigde en verwijt Simson , onoprechtheid, omdat hij zegt: „ik heb u lief", maar tegelijk zijn binnenste gedachten voor haar verbergt en haar herhaalde-

lijk. misleidt. Delila wil. dat hij geen geheimen voor haar heeft en elke dag opnieuw begint ze weer over deze zaak. Toen zeide zij tot hem: Hoe zult gij zeggen: Ik heb u lief, terwijl uw hart niet met mij is? gij hebt nu driemaal met mij gespot, en mij niet verklaard waarin uw grote kracht is (vers 15).

Nee, nu is het geen spel meer, maar bittere ernj.t. Delila heeft het masker van het spel afgeworpen. Het begint op de weg der zonde altijd eerst met spelen, maar in het einde wordt het ernst waar men niet meer tegenop kan. Simson kan er ook niet meer tegenop. De zonde maakt een mens immers altijd zwak. En Delila is elke dag maar tegen hem bezig. Ze plaagt hem zolang totdat hij het niet meer uit kan houden. Zijn ziel wordt dodelijk verdrietig. En het geschiedde toen ze hem alle dagen met haar woorden perste en hem lastig viel, dat zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe (vers 16).

Simson kan niet breken met Delila. Hij heeft haar hartstochtelijk lief. Hij is worgend gevangen in de strik van het vlees. Hij kan tegen de zuigkracht van de zonde niet op. Hij wordt reddeloos meegetrokken in de maalstroom. Het spel met de zonde loopt altijd uit op onvoorwaardelijke overgave. Dat zien we ook hier bij Simson. Hij voelt dat hij kiezen moet tussen God en zijn vlees. En hij heeft de keuze gedaan. Hij heeft zijn ambt opgeofferd aan zijn vlees. Hij heeft ook de Heere, Die hem tot dit ambt geroepen heeft, losgelaten, om de vrouw, die zijn vlees begeerde, vast te houden. Alles offert Simson op aan zijn zondige liefde voor Delila. Die sterke held, die een leger van meer dan duizend Filistijnen versloeg, valt nu door de kracht van zijn vlees, door de macht van de begeerlijkheden des vleses. Door de onweerstaanbare zuigkracht van de zonde. Zo verklaarde hij haar zijn ganse hart en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op mijn hoofd gekomen want ik ben een Nazireër Gods van mijn moeders schoot af. Indien ik geschoren werd zo zou mijn kracht van mij wijken, en ik zou zwak worden en wezen als al de mensen (vers 17). .

Zie daar dan de richter Israëls, geroepen om een begin te maken met de verlossing van Israël uit de macht van de Filistijnen. Hij is zelf een gevangene geworden van een Filistijnse. En wat moet er nu worden van het volk? Hij heeft zichzelf niet eens kunnen verlossen, hoe zal Israël nu verlost worden? Is dat volk nu niet van alle hulp ontbloot? Zijn sterke held is immers gevallen. En is Gods Raad tot verlossing nu niet gebroken? De Heere heeft het toch gezegd, dat Simson richter zou wezen, redder en verlosser van zijn volk.

Maar neen, Gods Raad kan niet gebroken worden. Ook door Simson's val niet. Simson moet wel door een diepe weg heen, en dat is een verdiende weg, maar het einde van die weg toont toch, dat hij richter is gebleven. Gods Raad kan immers niet gebroken worden door een mens. De verlossing kon immers niet van Simson komen. Hij was een gevallen Adamskind, een mens van vlees en bloed. En daar is geen verwachting van. Dat zien we immers in deze geschiedenis zo duidelijk. O we verwachten het zo menigmaal van mensen. We zien dikwijls hoog op tegen sommige mensen. Wij vereren hen haast als heiligen. We noemen hen steunpilaren der kerk. En ach, wat zijn ze in zichzelf? Immers niets. We kunnen allemaal de naam van ijdelheid wel dragen. En wanneer we dan in mensen teleurgesteld worden, dan is het alsof mensen het Koninkrijk Gods moeten brengen, zodat er geen verwachting meer is. Maar onze verwachting moet wezen van de Heere. Hij werkt door, ook al vallen zijn knechten. Zijn Koninkrijk komt, niettegenstaande de val van de „steunpilaren". Want de Heere heeft het nooit van Simson verwacht. De Heere wist wel wat er van zijn maaksel viel te wachten. Simson heeft alleen een begin van de verlossing gegeven. En daarmee gepredikt van de verlossing Gods, die eenmaal volkomen openbaar zou komen in de Heere Jezus Christus. Hij de Zoon van God is mens geworden. Maar zijn vlees was niet verkocht onder de zonde. De duivel is wel op Hem aangevallen, in de woestijn en aan het kruis, maar de Heere Jezus heeft niet met zijn ambt gespeeld zoals Simson. hij is niet voor de verleiding bezweken. Hij knielt niet voor satan, maar alleen voor God. zijn Vader. Hij is in onze plaats gegaan de weg onder het oordeel Gods door tot in de dood, ja tot in de hel van Godverlatenheid. Maar in deze weg heeft Hij een volkomen verlossing teweegbracht. Hij is aan zijn ambt van Zaligmaker getrouw geweest tot het uiterste. .En zo is Hij geworden onze waarachtige Verlosser.

Nu komt het er echter op aan, dat wij niets meer overhouden van onszelf, dat wij zwak en machteloos en hulpeloos zijn en alles verwachten van Hem. Opdat wij in deze weg verlost zullen worden van de macht van de duivel en van de zonde en van het verderf van ons vlees. Daartoe moeten we dikwijls door een diepe weg heen. Zoals Simson door een diepe weg heen moest. Maar Simson wordt door God niet verlaten, al is hij gegaan op de weg der zonde, al heeft hij God verlaten. De Heere werpt Simson nog niet weg. Hij heeft nog werk voor hem. Maar hij is de Verlosser niet. Zijn val predikt de noodzakelijkheid van de grote Verlosser en Zaligmaker, Jezus Christus. Dat we dan allen in onze zwakheid de toevlucht nemen tot Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 april 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's