Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (33)

En Simson zeide: ijn ziel sterve met de Filistijnen! En hij boog zich met kracht, en het huis viel op de vorsten, en op al 't volk, dat daarin was. En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft, waren meer dan die hij in zijn leven gedood had. Richteren 16 : 30.

Simson wordt in zijn ambt hersteld. Hij was immers geroepen om als richter een begin te maken met de verlossing van zijn volk uit de hand der Filistijnen. Daarom heeft hij gesmeekt of de Heere hem nog eenmaal zijn oude kracht wilde teruggeven. Zijn gebed is opgestegen vanuit die heidense tempel waar de naam des Heeren om zijnentwil werd gesmaad en gehoond: o God, sterk mij toch alleen ditmaal.

En de Heere heeft zijn gebed gehoord en verhoord. Simson voelt het, dat de Heere weer met hem is. De Heere heeft zich over hem ontfermd. Hij mag nog eenmaal staan in de volle kracht en de volle glans van zijn ambt. Een sterke blijdschap doortrilt zijn ziel. Zijn hart springt op van vreugde. De Geest des Heeren grijpt hetn aan. Simson zet zich met beide handen af tegen de beide hoofdzuilen van het gebouw; hij kromt zich in zijn kracht en duwt met machtig geweld de pilaren van hun

voetstukken af. Ze buigen door, ze breken, het kraakt en breekt aan alle kanten, en met groot geweld, in een massale wolk van stof en puin stort het gehele gebouw in elkaar. En Simsons laatste kreet: Mijn ziel sterve met de Filistijnen!, wordt duizendvoudig overstemd door het gegil en geschreeuw van de mensenmassa die onder het vallend puin bedolven wordt. Dan wordt het stil: een hoge ruïne van balken en steen spreekt van het grote gericht Gods over de Filistijnen, die de Heere, de God van hemel en aarde in Simson hebben gesmaad en de glorie hebben gezongen van hun afgod Dagon. Duizenden hebben nu met Simson de dood gevonden; alleen al op het dak van de tempel hadden zich drieduizend 'mannen en vrouwen bevonden. De bloem van de Filistijnse natie waaronder al de vorsten is van de aarde weggevaagd geworden. Dat alles vinden we beschreven in de korte tekst: En Simsom zeide: Mijn ziel sterve met de Filistijnen! En hij Boog zich met kracht, en het huis viel op de vorsten, en op al het volk, dat daarin was (vers 30a).

In deze weg toont Simson aan de Filistijnen en aan Israël, dat de Heere God is. Waar is nu de macht van die afgod Dagon? Maar wanneer we het zo zien, dan komen hier veel vragen tot een antwoord. Meermalen is immers de vraag gesteld of Simson wel goed gedaan heeft met zich zo te wreken op zijn vijanden. Anderen hebben weer de mening naar voren gebracht dat Simson toch eigenlijk zelfmoord gepleegd heeft.

Maar deze vragen geven er blijk van, dat men het ambt van Simson niet goed heeft gezien. En dat men zijn roeping niet heeft gekend. Een zelfmoordenaar ontloopt zijn roeping, hij wil of durft zijn taak, die hij op aarde heeft niet langer te vervullen. En daarom kiest een zelfmoordenaar tenslotte maar de weg van de minste weerstand. En daarom is zo iemand in zijn doen zeer klein.

Maar Simson is hier in zijn laatste levensdaad door Gods genade zeer groot. Hij heeft hier .tenvolle gehandeld als de geroepene God. En juist aan het einde van zijn leven komt zo duidelijk openbaar, dat Simson niets geworden is, doch de Heere alles.

In zijn leven heeft Simson steeds weer zijn vlees verzorgd tot begeerlijkheden. Telkens heeft hij de verantwoordelijkheid van zijn ambt ontlopen. In de strijd tegen de zonde is door heim telkens de weg van de minste weerstand gekozen. Altijd weer heerste zijn vlees over zijn ambt. En toen was Simson, — en laten we daar goed op letten, een zelfmoordenaar. Dat was hij bij de hoer van Gaza en in de armen van Delila. Het zou zijn dood en zijn ondergang geworden zijn als de Heere het niet had verhoed.

En daarbij mogen wij ons eigen leven wel eens bekijken. Want van nature gaat de mens de weg van Simson, kiest hij de zonde en de begeerlijkheid van het vlees, vermoordt hij zijn eigen ziel. Hierin is Simson zo'n waarschuwend voorbeeld voor ons.

Toen heeft de Heere Simson terneergeworpen. Simsons vlees is in een weg van diepe vernedering en smart gebroken. De lust der ogen is hem ontnomen, want zijn beide ogen werden uitgestoken en daarbij werd de brand van zijn bloed gedoofd. En toen, in de donkere nacht van zijn gevangenschap, heeft Simson voor het eerst tenvolle zijn ambt verstaan. Hij moest een Nazireër Gods zijn, daartoe was hij door de Heere afgezonderd van zijns moeders schoot af, en hij moest zich als Nazireër volkomen offeren aan de Heere. Een Nazireër is iemand die maar één ding kent en najaagt: de naam en de zaak en de eer des Heeren. En die daarvoor zelfs wil sterven, die daarvoor, als het nodig is, zich volkomen wil offeren.

En Simson was bereid dit offer te brengen. Daarom zegt hij: Mijn ziel sterve met de Filistijnen. „Mijn ziel" dat is eigenlijk: ik-zelf. En dat is Simsons begeerte: laat mij maar sterven met de Filistijnen, terwille van de zaak en de naam des Heeren. En in de offerande van zijn eigen vlees vervult Simson zijn ambt. En Simsons dood in Gaza's tempel is de bekroning, de vervulling van zijn ambtsdienst waar hij toe geroepen was: een begin te maken met de verlossing van zijn volk Israël.

En daarom lezen we ook in het slot van deze tekst: En de doden, die hij in zijn sterven gedood heeft, waren meer dan hij in zijn leven gedood had. (vers 30b). Het is hier immers een zeer zware slag die aan de Filistijnen wordt toegebracht. Al hun vorsten, hun prinsen, hun ministers, hun generaals, hun hoofdambtenaren, zijn in één dag omgekomen. Zo heeft Simson door zijn dood het fundament gelegd voor de lateren overwinningen op de Filistijnen door Samuël. Totdat David hen straks voor goed ten onder brengt.

Maar zo profeteert het offer van Simson van het grote offer van Christus, de meerdere Simson, wiens dood aan het kruis Gods volk de volkomen verlossing heeft gebracht. En voor de Christus geldt dat ten volle, dat hij in de offerande van zijn vlees de bediening van zijn aimbt heeft vervuld. En hoeveel meer dan in Simson is in Hem aan het volk Gods geschonken. Bij Simson was er in zijn dood ook de oorzaak van eigen zonde, waardoor hij in de macht van de vijand was geraakt. Simsons levenseinde had niet zo behoeven te wezen. Maar de dood van Christus moest wel beslist zo zijn, omdat hij als Borg stierf. Zijn dood vond niet zijn oorzaak in eigen zonde, maar in de zonde van zijn volk.

Want laten we hierbij ook nooit vergeten waarom Israël gekomen was onder het juk van de Filistijnen. Dat was gekomen door Israëls zonde. De zonde is de oorzaak van alle ellende, ook in ons eigen leven. Door de zonde heerst de dood over ons; liggen we onder de macht van de duivel; zijn we verkocht onder de zonde. Christus neemt die zonde op zich. Hij laat zich gevangen nemen, binden en knevelen. Hij laat zich geselen en nagelen aan een kruis. Hij offert zijn vlees tot in de dood. Maar daarin vervult Hij dan ook de bediening van zijn ambt. Want door zijn dood en bloedstorting heeft Hij de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer, de zonde weggenomen. Hij heeft de zonde van zijn volk verzoend. Daarin juist is Hij zoveel meer dan Simson, ook zoveel meer dan David. Daarom heeft Hij een eeuwige verlossing kunnen bewerken, waar Simson slechts een begin van een tijdelijke verlossing kon bewerken en David ook slechts die tijdelijke verlossing kon bevestigen.

Christus heeft de grootste vijand verslagen door zijn dood; niet maar vorsten en prinsen der Filisijnen, doch de satan zelf, de vorst der Filistijnen. Want satan kan alleen daar heersen waar de zonde woont. Is de zonde verzoend, dan heeft ook zijn heerschappij een einde. In Christus is een licht ontstoken tot kennis van de zaligheid en tot vergeving der zonden. En voor elk die nu in het duister dwaalt — in het duister van de zonde en van de dood, zoals eens Simson met zijn van licht beroofde ogen dwaalde in 't duister van de nacht, schreiend om zijn zonde waardoor hij alles had verloren, — ja voor elk die in het duister dwaalt, verstrekt deze Zon een helder licht, dat hem in de schaduw van de dood bestraalt en op het vrede pad zijn voeten richt.

Zalig allen, die door Woord en Geest geleid worden in dit licht. De vertroostingen Gods zullen hun ziel verkwikken en ze zullen opspringen van vreugde in de God van hun heil en zich verwonderen over zo grote genade, dat Christus zelfs zijn leven heeft willen geven tot redding en verlossing van ons, arme zondaren, ja tot een eeuwige redding en verlossing.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 juli 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's