Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niemand dan Jezus alleen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niemand dan Jezus alleen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

En hunne ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen. Matth. 17:8.

Onze ogen zijn maar al te veel gericht op de mensen en op de dingen, die beneden zijn. Ach, wij verwachten het nu van deze en dan van gene, nu van dit en dan van dat. Wij zoeken raad en hulp en geluk, waar het niet te vinden is. Dwazen, die wij zijn!

Wij moeten leren onze ogen op te heffen, en het te verwachten van boven, van de Heere alleen. Bij Hem zijn uitkomsten uit allerlei moeilijkheden. „Bij de Heere, bij de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood."

Als onze ogen in allerlei nood en dood opgeheven worden tot de Heere, dan zingen wij in de kerk, in ons huis, in de binnenkamer, op het ziekbed, in velden en wegen:

Ik hef tot U, Die in de hemel zit, Mijn ogen op, en bid; Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren, Om nooddruft te begeren, En 't oog der maagd is op haar vrouw geslagen, Om hulp of gunst te vragen; Zo slaan wij 't oog op onze Heer', tot Hij Ook ons genadig zij.

Met opgeheven ogen het leven door, dat is een gelukkig leven. In het bijzonder is dat zo in geestelijk opzicht. Als wij in aanraking komen met Gods majesteit en heerlijkheid, gelijk Petrus, Jacobus en Johannes op de berg der verheerlijking, dan gaan onze. ogen beschaamd en verlegen, bevreesd en verootmoedigd, naar beneden. Wij worden neergeworpen. Als dan echter de Heere Jezus tot ons komt, om ons in genade aan te raken, om ons in ontferming toe te spreken met Zijn: „Staat op, en vreest niet", dan worden onze ogen opgeheven, dan is het: „En hune ogen opheffende, zagen zij niemand dan Jezus alleen."

Mozes en Elia zagen de discipelen op de Thabor niet meer. Zij waren heengegaan. Mozes, de Wetgever, en Elia, de profeet en boeteprediker. Hun werk is naar de Christus heenwijzen. Tuchtmeesters moeten zij zijn tot fle Zaligmaker. Doch zelve kunnen zij niet redden en zalig maken. De Wet predikt ons de noodzakelijkheid van een Verlosser. Door haar offeranden en ceremoniën schaduwt zij Hem ook af. De boeteprediker bepaalt ons bij onze zonden. Hij stelt ons voor de keuze: „Kiest u heden, wie gij dienen zult." De profeten, zij wijzen ons heen naar de komst van die Ene, Die het licht doet opgaan in de duisternis.

Ook nu waren Mozes en Elia gekomen om met Christus te spreken van Zijn uitgang, die Hij te Jeruzalem volbrengen zou, d.i. van Zijn lijden en sterven. Doch als Mozes en Elia, als de Wet en de Profeten op Christus hebben gewezen, tot Christus hebben gedréven, dan treden zij eerbiedig terug, opdat het zal zijn: „en zij zagen niemand, dan Jezus alleen."

Ach, hoevelen willen het anders dan Mozes zelf! Deze begeerde slechts te zijn een handwijzer. En een handwijzer is er toch niet, opdat wij er op zouden blijven staren. Dan komen we nooit aan ons doel. Een handwijzer dient, om ons de weg te wijzen, om te zeggen, welke richting wij hebben te volgen en hoe lang de weg wel is. Meer wil een handwijzer niet doen. Meer mogen wij ook niet van hem verwachten. Het is al een voorrecht, dat er handwijzers zijn.

Hetzelfde geldt van Elia, als de vertegenwoordiger van de profeten. Dat blijkt wel heel duidelijk, om maar één voorbeeld te noemen, uit de geschiedenis van de profeet Elia, uit wat er gebeurd is op de berg Karmel. De beslissing van de grote strijd, die daar is gestreden tussen Elia, de profeet des Heeren, en de profeten van Baal over de vraag: wie is God? , is daar gevallen bij het oude, vervallen, verbroken altaar des Heeren, dat Elia heelde.

Elia was genaderd tot het volk, zeggende: Hoe lang hinkt gijlieden op twee gedachten? Zo de Heere God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet één woord. De besliste keuze werd afgewezen.

Dan zegt Elia tot het volk: „Ik ben alleen een profeet des Heeren overgebleven, en de profeten van Baal zijn 450 mannen." Een schijnbaar ongelijke strijd. Elia echter durft die ongelijke strijd wel aan. Hij stelt voor: aan beide zijden een altaar en een offer, maar geen vuur daaraan leggen. Roept gij daarna de naam van uw god aan, en ik zal de naam des Heeren aanroepen, en de God, Die door vuur zal antwoorden, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde: Dat woord is goed.

De profeten van Baal kregen de eerste kans. Zij riepen van de morgen tot de middag de naam van Baal aan, zeggende: „O, Baal, antwoord ons." Doch al riepen zij met luider stemme, 450 mannen, al sprongen zij tegen het altaar op, al sneden zij zichzelf met messen en met priemen, er was geen stem en geen antwoorder.

Wat predikte de enige en waarachtige God hier duidelijk voor Israël, en nu nog voor óns: „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben!" Ach, dat wij toch leren breken met onze vele, onze zo nietige afgoden. Vraag de Heere om kracht. Vraag Hem, of Hij Zich wil openbaren door en in Christus. „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt."

Nu is het de tijd voor Elia. Baal was in zijn nietigheid, in zijn ijdelheid, in zijn niet-zijn, openbaar geworden. Toen heelde Elia het altaar des Heeren, dat verbroken was. Twaalf kruiken met water werden op zijn bevel gegoten op het brandoffer en op het hout. Dan gaat Elia in het gebed: „Heere, God van Abraham, Izak en Israël! dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israël zijt, en ik Uw knecht, en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. Antwoord mij, Heere, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o Heere! die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt."

En de Heere antwoordde als de grote Hoorder van het gebed. Toen viel het vuur des Heeren en verteerde dat brandoffer en dat hout en die stenen en dat

stof, ja lekte dat water op, dat in de groeve was.

Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten en zeiden: , , De Heere is God, de Heere is God."

Hier heeft Elia, door woord en daad, als vertegenwoordiger van al de profeten, een prediking mogen houden van Gods gerechtigheid en van Zijn goedertierenheid. Hier was het:

'k Zal van de deugd der milde goedheid zingen. Van 't heilig recht der strenge rechtsgedingen: Een psalmgezang, o hooggeduchte Heer', Uw naam ter eer.

Wat daar op de Karmel is geschied, was een prediking van de Christus, van het: Jezus alleen. Jezus alleen, Die op de kruisheuvel Golgotha het offer bracht, dat door het vuur van Gods gerechtigheid en toorn gans verteerd werd. Het was een prediking, , waardoor een volk in waarheid neergeworpen wordt, om dan te komen, door het vuur van Gods gerechtigheid, door de vuurdoop van de Heilige Geest, tot de belijdenis, niet maar met de lippen, niet maar in een voorbijgaande angst, maar met waarheid in het binnenste: „De Heere is God, de Heere is God!"

De Heere God had wel grote reden, om Mozes, de man met de twee stenen tafelen van de Wet, om Elia, de vertegenwoordiger van de Profeten, de predikers van Gods heiligheid en gerechtigheid, van Zijn barmhartigheid en ontferming, tot de Heere Jezus Christus te zenden, om met Hem te spreken over Zijn grote offer, over Zijn lijden en sterven, over Zijn uitgang, die Hij volbrengen zoude te Jeruzalem. Door Hem en in Hem werden Mozes en de profeten volkomen vervuld.

Maar, nu de Christus Zijn uitgang , te Jeruzalem zou volbrengen, nu Hij als de Borg, als het Lam Gods, getroffen zou worden door vuur van de hemel, om zo aan Gods recht volkomen genoeg te doen, nu was het tijd voor Mozes en Elia, voor Mozes en de profeten, om terug te treden. Zij zijn ingegaan in de wolk, die hen overschaduwde. Zij zijn teruggekeerd tot voor Gods troon, om met de ganse triumferende Kerk God te dienen dag en nacht, om met de gezaligden en de engelen Hem aldus te verheerlijken: „De Heere is God, de Heere is God!"

En de Vader sprak uit de wolk tot de bevreesde, bevende Petrus en Johannes en Jacobus, en in hen tot de Kerk van alle tijden en van alle plaatsen en dus ook tot ons: „Deze is Mijn geliefde Zoon, in Welke Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!"

Hoort Hem! Hoort Hem alleen. Hoort Hem met beving. Hoort Hem in aanbidding, als de 3 discipelen, die, dit horende, vielen op hun aangezicht en zeer bevreesd werden. Ja, wie zou niet vrezen, als God Zich openbaart. Wie kan dan bestaan?

Maar Gode zij dank! hier is een openbaring in de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen, in Christus Jezus alleen. Déze komt tot Petrus en Johannes en Jacobus, liggende op hun aangezicht, verbroken van hart en verslagen van geest vanwege hun nietigheid en onreinheid, om hen aan te raken. O, welk een nederbuigende goedheid! Hier zien wij de openbaring van Koning Jezus met de scepter van Zijn genade in de hand, om die toe te reiken aan, om daarmee aan te raken, schuldige, bekommerde, bevreesde zondaren, die door de aanraking van de verboden vrucht in het Paradijs, in hun eerste voorouderen, Adam en Eva, zo diep gevallen zijn in een onbetaalbare erfschuld, die door de aanraking met zoveel, dat onrein is en verontreinigd, — de zonde is een besmettelijke ziekte! — melaats zijn geworden van de hoofdschedel af tot aan de voetzool toe. En door Zijn genadige aanraking gaat het dezulken als met de melaatse, die kwam tot de Heere Jezus, en Hem aanbad, zeggende: „Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen." < — En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: „Ik wil, word gereinigd!" En terstond werd hij van zijn melaatsheid gereinigd. Is dit niet een begeerlijke aanraking? Is dit niet een machtige aanraking? Is dit niet een genadige aanraking? O, vraag er de Heere vuriglijk om. Héden, want wij zijn in levensgevaar!

En na de aanraking Zijn woord van Zijn lippen, waarop genade is uitgestort: „Staat op en vreest niet." — Waar de Heiland komt, daar brengt Hij alles mee. Daar werkt Hij door Zijn Woord en Geest krachtdadig, onwederstandelijk. Zie het in Petrus en Jakobus en Johannes. Zij lagen daar, neergeworpen door de openbaring des Heeren. Vreze van te zullen sterven, omdat zij met God in aanraking waren gekomen, vervulde hun hart, hun ziel en hun lichaam. Zij lagen, als Johannes op Patmos, als dood aan de voeten van de Christus in Zijn heerlijkheid. Maar nu, door die machtige, genadige aanraking, nu door Zijn machtwoord en door Zijn Geest, wordt hun vreze weggenomen, worden zij met vertrouwen vervuld. Nu staan zij op en zij vrezen niet. Nu is hun toestand een toestand van rust en van vrede en van vreugde. Dat alles ligt opgesloten in wat wij verder van de drie begenadigde discipelen lezen: „En hunne ogen opheffende, zagen zij niemand dan Jezus alleen.

Alles en allen moeten wegvallen, ook Mozes, ook Elia, hoewel zulke groten in het rijk van Gods genade. Ja, zo moet het gaan, als God een goed werk in ons begint. Ach, wat kan er nog veel instaan tussen Hem en ons. Dat alles, die allen, zelfs leraars, om huns werks wil geliefd, zelfs kinderen Gods, die voor ons veel hebben betekend, zelfs een godvrezende vader, zelfs een biddende moeder, moeten tussen Hem en ons uit. Wij blijven ze ook dan nog hoogachten, waarderen en liefhebben. Ja, juist dan nog veel dieper. God de Heere heeft ze willen gebruiken als middelen voor ons.

Maar, zij mogen het gezicht op Hem niet belemmeren. Mozes en Elia gingen in de wolk. Ook degenen, die ons het liefst zijn, moeten wij in zeker opzicht verliezen. Jezus alleen moet overblijven. Hij vraagt om ons ganse hart. Door de werking van Gods Geest wordt het zo: „En hunne ogen opheffende, zagen zij niemand, dan Jezus alleen!"

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Niemand dan Jezus alleen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's