Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hij is het, Die ons Zijne vriendschap biedt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hij is het, Die ons Zijne vriendschap biedt

10 minuten leestijd

Ik heb u vrienden genoemd. Johannes 15 : 15m.

Vrienden te hebben op aarde is veel waard. Met hen kunnen wij spreken over dingen, die wij voor anderen verborgen houden. In gevaar kunnen we op hun hulp vertrouwen. , , Hen vriend heeft te aller tijd lief", heeft koning Salomo, de wijze Spreukendichter, gezegd. Treffen rampen ons huis, onze persoon, het geeft verlichting van druk, als wij ons leed kunnen klagen aan een, die met ons medeleeft en medelijdt; wiens troostwoorden niet maar wóórden zijn, gesproken omdat er toch wat gezegd moet worden, neen! die opwellen uit een meevoelend en meetreurend hart.

Jonathan en David, die hadden elkander lief met de liefde hunner ziel. Jonathan trotseerde om deze diepe vriendschap zelfs de toorn van zijn vader, die zijn spies naar zijn zoon wierp, want Jonathan was om David bekommerd. Zo werd hij een middel in Gods hand, om David, die in moedeloosheid sprak: , , Er is maar één schrede tussen mij en tussen de dood", in het leven te behouden. Jonathan wist, dat David koning zou worden over Israël. En nu is de enige, de nederige wens van deze kroonprins, de tweede te mogen zijn bij zijn vriend. En David, horende, dat Jonathan was gevallen op Gilboa's hoogten, sprong niet op van vreugde, omdat verwijderd was een hinderpaal op zijn weg naar de t: -on, neen! hij klaagde deze klage over jonathan: „Ik ben benauwd om uwentwil, mijn broeder Jonathan! gij waart mij zeer liefelijk; uw liefde was mij wonderlijker dan liefde der vrouwen."

Zo hecht zijn de banden van vriendschap, helaas! meestal niet. De mens wil zo gaarne de eerste zijn. Zelfs bij een vriend wil men niet, zoals Jonathan, de tweede plaats innemen. De zonde heeft ook hier verslappend en oplossend gewerkt. Er vaart zoveel onder de vlag van vriendschap, dat die naam eigenlijk niet mag dragen. Duidelijk komt dit aan de dag, als wij in moeite zijn. Is er een geliefde door de dood ons ontrukt, dan mijden onze vrolijke vrienden zoveel mogelijk ons huis, omdat wij zo somber en treurig gestemd zijn." En eerst als de tijd deze wonde weer enigszins heeft geheeld, trachten zij de oude van ons te maken. Gaat dit niet, heeft God door deze slag ons zo verbroken, dat wij een ongelukkig mens zijn geworden, dan verlaten zij ons vaak geheel.

Godvrezenden, die nauw leven met'hun God, wier lust het is op des Heeren geboden te letten en daarnaar in beginsel te leven, die dus een afkeer hebben van het ongoddelijk, ijdel roepen dezer wereld, kunnen in de regel niet veel vrienden krijgen. Het is, alsof men hen enigszins schuwt en daarom ook mijdt. Zou dus de vroegere vriendschap wel de echte zijn geweest? Natuurlijk niet! Het echte moeten wij van de wereld niet verwachten.

En gij, die nu een brede vriendenkring om u ziet, nu terwijl gij rijk en geëerd zijt, zijt gij er zeker van, dat al die vrienden zullen blijven, als uw eer van u genomen wordt en uw rijkdom wegsmelt als sneeuw voor de zon? Gij kent toch de gelijkenis van de verloren zoon? Zolang hij overdadiglijk leefde, was niemand zo gevierd $ls hij. Zijn feestgelagen werden druk bezocht. Doch! - — toen hij zijn goed had doorgebracht, gaf niemand hem tot vulling van zijn buik ook maar de draf der zwijnen. Ja! de Spreukendichter wist wel, wat hij deed, toen hij schreef: Een ieder is een vriend dergenen, die giften geeft" (19:6). „Het goed brengt vele vrienden toe, maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden'' (19:4).

Treurig is dit voorzeker! Wij kunnen hier wel een klaagzang aanheffen over de verdorvenheid van het menselijk geslacht. Doch vergeten wij nu niet, dat ook hier weer zoveel eigen schuld in het spel is? Ouders, let gij er wel op met wie uw kinderen omgaan? Vindt gij 't goed, dat zij vriendschapsbanden aanknopen met zonen en dochteren van ongelovige huize? Ach! van nature gaat ons hart al zo uit naar de wereld. Naar God en Zijn dienst vraagt het niet. Wij hebben, vooral in onze jonge jaren, niet méér afleiding nodig. Zie dus nauwlettend er op toe met wie uw kinderen banden aanknopen, welke dan ook! En als gij zelf reeds uw vrienden kiest, hindert 't u niet om te gaan met hen, bij wie Gods Woord niet in ere is, die Gods Naam misbruiken, nooit denken over dood en eeuwigheid, maar altijd jagen naar de begeerlijkheid des vleses, de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens? (1 Joh. 2:6).

Wij kunnen niet bevriend zijn met de kinderen dezer wereld en tegelijkertijd God dienen. Dat is hinken op twee gedachten. Misschien hebt gij een vader, die er over treurt, een moeder, die er tranen om schreit? En zekerlijk is er een God, Die er over toornt.

De keuze van uw vrienden is niet goed. Zij trekken u van God af. Vrienden kiezen, dat is een belangrijke zaak. En dus hebben wij de Heere daarin te kennen. De ziel van Jonathan was verbonden aan de ziel van David, omdat zij beiden in de naam des Heeren gezworen hadden, zeggende: „De Heere zij tussen mij en tussen u, in eeuwigheid." Zij maakten een verbond voor het aangezicht des Heeren.

Zo moet ook bij ons God de eerste en de band zijn in elk verbond, dat wij sluiten. Dan zijn wij niet meer verbonden, omdat wij zoveel pret met elkaar kunnen maken, met elkaar de zonde en de wereld dienen, maar, omdat wij tezamen God zoeken, elkander gedenken aan de troon der genade. Dan liggen er banden, die dood en graf zelfs niet verbreken. Waarschuwen kunnen wij elkander dan en opwekken tot de dienst des Heeren.

Maar ach! zulk een vriendschap komt zo zelden voor. Een mens blijft een mens, ook na wedergeboorte, bekering, geloof in de Heere Jezus Christus, met vele gebreken en zonden. Ook zulke vrienden stellen ons meermalen te leur, en wij, al mogen wij in beginsel de Heere vrezen, wij vallen vaak anderen zo bitter tegen. En dan wordt Gods naam om onzentwil gelasterd.

Wij mogen dan ook ons vertrouwen niet stellen op mensen, daar men nimmer

heil bij vindt. Dat is alleen te vinden bij Jezus Christus. Al hebben wij op aarde ook nog zulke beste vrienden, daarmee mogen wij niet tevreden zijn. Wat baat het ons als de Heere Jezus ons niet noemt Zijn vrienden? Hij moet onze Huisvriend zijn of worden.

Is dat mogelijk? Zeker! Mijn lezer, hoor des Heeren woord: Ik heet u niet meer dienstknechten... maar Ik heb u vrienden genoemd" (Joh. 15:15). Volkomen is de Heere Jezus in alles, volkomen dus ook als Vriend. Christus Jezus te dienen, Hem te verheerlijken. Hem te volgen in Zijn wijngaard te arbeiden, het is alles heerlijk, zalig en groot. Maar de liefde van Christus gaat de kennis te boven (Efeze 3 : 19) als Hij van zondige mannen en vrouwen, zoals wij zijn, spreekt als van Zijn vrienden. Wat zou het strelend voor ons zijn, als een koning ons noemde zijn vriend! En toch is die koning, hoe hoog hij ook staat, tegenover God niets meer dan stof en as. Wat is het dus oneindig veel hoger, indien de Heere der heren, de Zone Gods ons aanneemt als vriend. Onder mensen is vriendschap, bijna zonder uitzondering, alleen mogelijk als zij zijn van dezelfde stand. De Heere Jezus echter vraagt niet naar stand of rijkdom. Hebt gij Hem tot vriend, uw armoede zal u niet van Hem scheiden. Gij moogt er van verzekerd zijn, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere" (Rom. 8 : 38 en 39).

Een gering vergrijp verwijdert vrienden meermalen van elkander. De vriendschap, die Christus zondaren biedt, blijft echter, ondanks vele zonden en grote verkoeling, zodat Hij moet klagen: „Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten." De vriendschap van Christus is zo sterk, dat Hij een Simon Petrus, die Hem verloochende, toch weer opzocht, dat Hij Zich voor Zijn ontrouwe vrienden vernederde tot in de dood des kruises, dat Hij, al struikelen zij dagelijks in vele, toch altijd leeft, om voor hen te bidden.

O, mijn lezer, moesten wij niet alles, alles willen laten varen om in de liefde, om in de vriendschap van Christus te delen? Is Zijn vriendschap, is Hij Zelf niet de parel van grote waarde? Is er vreugde in ons huis. Hij verhoogt en heiligt haar. Meen niet, dat er op de bruiloft te Kana een gedrukte stemming heerste, omdat de Heere Jezus daar aanzat. Neen! zij begonnen ook daar vrolijk te zijn. Met de Heere Jezus in het midden, dan is ei» echte vreugde, de diepe vreugde, een vreugde zonder bittere nasmaak. Wat moet het daar op die bruiloft te Kana niet zijn geweest te mogen drinken van de wijn door de wondermacht des Heeren geschonkenl Wat moet het niet zijn geweest te mogéix luisteren naar Zijn aangename woorden, vloeiend van Zijn lippen, waarop genade is uitgestort! Stille dankbaarheid was er zeker in het hart van bruidegom en bruid, omdat God hun dit voorrecht schonk, dat de Heere Jezus gehoor had gegeven aan het: „En Jezus was ook genood." Een danktoon rees op uit hun binnenste, want 't was hun goed geweest in die bruiloftszaal met zulk een gast.

Wordt de vreugde verhoogd en geheiligd, waar de Heere Jezus de Huisvriend is, ook de smart komt Hij daar te verlichten en te heiligen. Christus' vrienden mogen onbevreesd alles aan Hem vertellen, hun gehele hart voor Hem uitstorten, al hun geheimen aan Hem openbaren. Hij, Wiens naam is „Raad", heeft uitkomsten zelfs tegen de dood.

Zij, die arm zijn van geest, treuren vanwege hun zonden, hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, zij zijn Jezus' vrienden. Hun feilen zal Hij hen tonen. Niet altijd kan Hij een zachte Heelmeester zijn. Hij zal de wonde uitsnijden, of er balsem ingieten, al naar wij van node hebben. Om onze gebreken berispt Hij ons, luistert dan ook naar Hem. Bij de een breekt Hij af. Bij de ander bouwt Hij op. Daartoe sprak Hij het woord van onze tekst.

Wat Hij van de Vader gehoord heeft, dat maakt Hij ook Zijn vrienden bekend. In het lieflijk Bethanië, als huisvriend van Maria en Martha, heeft Hij immers ook zo beschamend en vertroostend gesproken. Hij ontziet niemand, maar bestraft met ernst al wat niet is naar de reinheid van Gods heiligdom, zonder aanzien des persoons, doch altijd in grote liefde en tot ons bestwil.

Hij neemt in bescherming de kleinen, die om Zijnentwille worden aangevallen. O, welk een voorrecht door Hem tot Zijn vrienden gerekend te worden. Het gaat alles van Hem uit. Hij zegt het immers zelf: „Gij hebt mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren." Is het niet om onder weg te zinken en weg te smelten?

Maar daartegenover, wat zal het niet zijn als een vijand van Christus te leven en te sterven. Nog is het: „Hij is het, Die ons Zijne vriendschap biedt."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hij is het, Die ons Zijne vriendschap biedt

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's