Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEBORA (7)

Maar Sisera vluchtte op zijn voeten naar de tent van Jaël, de huisvrouw van Heber de Keniet. Want er was vrede tussen Jabin de koning van Hazor en tussen het huis van Heber de Keniet.

Jaël nu ging uit, Sisera tegemoet, en zeide tot hem: Wijk in, mijn heer, wijk in tot mij, vrees niet. En hij week tot haar in de tent en zij bedekte hem met een deken.

Daarna zeide hij tot haar: Geef mij toch een weinig water te drinken, want mij dorst. Toen opende zij een melkfles en gaf hem te drinken en dekte hem toe.

Ook zeide hij tot haar: ta in de deur der tent; en het zij, zo iemand zal komen en u vragen en zeggen: s hier iemand? •— dat gij zegt: iemand. Richteren 4:17—20.

Er staan in de Bijbel enkele feiten vermeld, die ons met afgrijzen vervullen en waarvan we toch moeten zeggen: Het is Gods wrake die hier voltrokken wordt. De daad als zodanig willen en mogen we niet goedkeuren, maar toch wordt daardoor een oordeel Gods voltrokken. Dit vinden we ook in de geschiedenis van het einde van generaal Sisera, die door een vrouw op een gruwelijke wijze wordt vermoord. De moord zelf zullen we nimmer mogen goedpraten. Maar toch is het een vonnis Gods, dat hier voltrokken wordt.

We hebben vorige week gezien hoe de Heere met het leger der Israëlieten meetrok en hoe hij het geweldige leger van Sisera verschrikte, waarschijnlijk door natuurverschijnselen, zoals door hagel en een zware regen, waardoor de "beek Kison buiten haar oevers treedt. Dat menen we tenminste te mogen lezen uit enkele verzen uit het lied van Debora, waar we later nog over hopen te schrijven. Daardoor raakt het leger van Sisera in groie verwarring, zodat het al bij de eerste aanval van Barak op de vlucht slaat. En nu blijkt waarom in vers 11 al gesproken is over de Kenieten en in het bijzonder over Heber. We hebben er reeds op gewezen hoe de Ke~ nieten afstammelingen zijn van Hobab, de zwager van Mozes die met de Israëlieten zijn meegetrokken naar Kanaan. Deze Kenieten woonden in het Zuiden van het land. Heber woonde echter in tenten. Hij is waarschijnlijk een herder, die met zijn vee het land doortrok. Zo woonde hij de laatste tijd in het Noorden van het land. Heber nu de Keniet had zich afgezonderd van Kaïn, uit de kinderen van Hobab en hij had zijn tenten opgeslagen tot aan de eik in Zaanaim, die bij Kedes is (vers 11).

De overwinning van de Israëlieten was groot qeweest. Er ontbrak echter één ding aan. De opperbevelhebber en verdrukker van de Israëlieten, Sisera, was ontkomen en daarmee bleef het gevaar dreigen, dat hij zijn legermacht weer zou verzamelen en toch nog zou trachten Israël voor zijn koning Jabin te behouden. Ondertussen is Sisera te voet weggevlucht naar het noorden. De weg was echter lang en gevaarlijk. Hij kon elk ogenblik ontdekt worden. Is het een wonder, dat hij een schuilplaats zoekt bij een bevriende familie, bij Heber de Keniet? Heber leefde immers in vrede met koning Jabin. Deze had met opzet de Kenieten, die in deze strijd liever neutraal wilden blijven, ontzien. En nu kon men de vruchten plukken van deze wijze politiek. Want in de verblijven van Heber zou Sisera kunnen onderduiken om zo zijn leven te redden en betere tijden af te wachten. Daarom was het eerste doel van Sisera om bij Heber te komen: Maar Sisera vluchtte naar de tent van Jaël de huisvrouw van Heber de Keniet. Want er was vrede tussen Jabin de koning van Hazor en tussen het huis van Heber de Keniet (vers 17).

En alles schijnt hem mee te lopen. Want Jaël ziet hem al van verre aan komen. Ze loopt hem tegemoet en ze biedt hem een schuilplaats aan in haar tent, de vrouwentent, die volgens het gastrecht als een volkomen veilige plaats geldt, daar die tent onschendbaar is. Ja, Sisera moet zich volmaakt veilig hebben gevoeld, want wie de oosterse zeden kent, weet dat men achter de gordijnen van een vrouwentent veiliger is voor achtervolgers dan achter dikke muren. Jaël doet ook heel vriendelijk tegen hem wanneer hij eenmaal in haar tent is, want ze ziet wel dat deze man doodmoe is, dat hij niet meer kan vanwege zijn haastige vlucht voor de achtervolgende soldaten van Israël. Ze zegt hem dan ook, dat hij gerust kan gaan liggen, ze dekt hem zelfs met een deken toe, zodat niemand hem zomaar zal zien. Jaël nu ging uit, Sisera tegemoet, en zeide tot hem: Wijk in, mijn heer, wijk in tot mij, vrees niet. En hij week tot haar in de tent en zij bedekte hem met een deken (vers 18).

Sisera vertrouwt Jaël volkomen en deze doet trouwens ook alles om dat vertrouwen nog te versterken. Want wanneer hij om wat water vraagt, geeft ze hem melk, die in een lederen zak bewaard en koel gehouden werd. En als hij die melk, die spijs en drank tegelijk is, gedronken heeft, getuigt ze weer van haar zorg door hem zorgvuldig toe te dekken. Daarna zeide hij tot haar: Geef mij toch een weinig water te drinken want mij dorst. Toen opende zij een melkfles en gaf hem te drinken en dekte hem toe (vers 19).

Heel dit verhaal is wel bijzonder levendig verteld. Want we kunnen ons alles zo goed voorstellen. Trouwens ook het volgende. Wanneer Sisera even ligt dan komt er toch nog weer enige vrees bij hem op. Stel voor dat zijn achtervolgers straks hier toch komen en wanneer Jaël er niet is toch eens in de tent kijken! Daarom heeft hij nog een verzoek aan deze vrouw, die hem zo vriendelijk ontvangen heeft. Ze moet in de ingang van de tent gaan staan en wanneer men haar vraagt of er iemand in haar tent is, dan moet ze zonder meer zeggen: neen. Ook zeide hij tot haar: Sta in de deur der tent; en het zij zo iemand zal komen en u vragen en zeggen: Is hier iemand? — dat gij zegt: Niemand (vers

20).

En wanneer hij zich dan volkomen veilig waant, dan kan hij niet langer wakker blijven. Hij valt in een diepe slaap, waaruit hij niet meer zal ontwaken. We hebben reeds opgemerkt dat de daad die Jaël straks zal verrichten, door ons niet kan worden goedgekeurd. Maar toch ligt er in alles wat Sisera overkomt de wrake Gods, Die naar het geroep van z'n volk heeft gehoord en Die zich ontfermt over allen die uit hun nood tot Hem roepen.

Op een wonderlijke wijze heeft God aan zijn volk de overwinning gegeven en deze overwinning zal tenslotte volkomen wezen doordat zelfs de opperbevelhebber van Jabin, waarop deze bij de onderdrukking van Israël geheel gesteund had, de dood vindt. Daardoor zal de vijand geheel verslagen zijn en het volk geheel vrij. Zo zal het ook zijn met Gods volk. Er is een geweldige strijd te strijden en de vijand is machtig. Maar hij wordt geheel verslagen en de opperbevelhebber, de duivel, wordt tenslotte gebonden voor eeuwig. "

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's