Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEBORA (15)

Toen deed Hij de overgeblevene heersen over de heerlijken onder het volk; en de Heere doet mij heersen over de geweldigen. Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek; achter u was Benjamin onder uw volken; uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door de staf des schrijvers.

Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het dal. Richteren 5 : 13—15a.

Eerst heeft Debora zichzelf opgewekt om een lied te zingen ter ere van de Heere. Er was in haar hart zoveel dankbaarheid dat zij dit wilde uiten. Er leefde in haar iets van de begeerte, die er was in het hart van de psalmdichter, toen deze zong: „Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen, zal 't schoonste lied van enen Koning zingen..."

i Debora is bijzonder verblijd geworden door het féit, dat geheel Israël ; in beweging gekomen is toen zij alslprofetes Barak in de naam des Heeren riep om het volk Israël te verlossen uit de onderdrukking van de Kanaanieten onder de generaal Sisera. Het volk heeft de roepstem des Heeren gehoord en in haar lied tekent Debora de gehoorzaamheid van het volk.

Ze laat ons de mannen uit de verschillende stammen zien hoe ze aanrukken onder het bevel van hun aanvoerders. Zo wordt ons breed geschilderd hoe het volk bereidwillig is opgetrokken met zijn leidslieden om in gehoorzaamheid aan de Heere de strijd aan te binden tegen de onderdrukkers. Dat was een daad van grote moed geweest. Want de onderdrukking was zwaar geweest over het volk. Velen hadden in die tijd het leven verloren en vooral de leiders van het volk hadden het moeten ontgelden. Maar de Heere had zich toch dapperen doen overblijven. Zij hebben naar de roepstem Gods geluisterd. En zij hebben de overwinning behaald op dat machtige volk der Kanaanieten, over de heerlijken onder dat volk, dé beiefctiingsautoriteiten, en innhët bijzonder weib^ver generaal Sisera. Daar zingt Debora nu in de eerste plaats van: Toen deed Hij de

overgeblevene heersen over de heerlijken onder het volk; de Heere doet mij heersen over de geweldigen (vers 13).

In zichzelf was Israël maar een zwak volk. En eigenlijk was het na de onderdrukking slechts een klein overblijfsel. Maar de Heere heeft Zijn kracht in hun zwakheid gegeven. En daarom is hen de overwinning geschonken. Dat ondervindt het volk des Heeren tot op deze dag. Want de vijanden kunnen de erve Gods soms zwaar verdrukken. Die vijand kan zeer machtig wezen en generaal-overstesatan kan het Gods kerk ontzaglijk benauwd maken. Maar de Heere doet zich altijd een volk overblijven, dat Hem wil dienen en 'Hij geeft aan dat volk genade en kracht om te strijden. Menigmaal meent dat volk, dat het verloren is. Maar dan wordt het ervaren, dat Gods genade genoeg is, omdat zijn kracht in zwakheid volbracht wordt. We moeten juist klein zijn en nederig voor de Heere om te kunnen strijden tegen die vijanden. Maar dan zullen we ook door Gods kracht de overwinning behalen. Ja, dan doet de Heere ons heersen over de geweldigen, over de machtigen En al zijn we dan slechts een klein overblijfsel, de Heere doet wonderen, ja Hij alleen. Want als God voor ons is wie zal dan tegen ons zijn?

Maar dan bezingt Debora naast de gewilligheid van de edelen en de leiders van Israël ook de gewilligheid van het volk: Uit Efraïm was hun wortel tegen Amalek; achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door de staf [des schrijvers. Ook waren de vorsten in Issaschar met [Debora; en gelijk Issaschar, alzo was Barak; op zijn voeten werd hij gezonden in het [dal.

Debora prijst en eert hier de stammen, die deel genomen hebben aan de krijg, die geluisterd hebben naar de oproep des Heeren. Straks zal zij ook aanwijzen en bestraffen die stammen die niet hebben willen strijden, die laf geweest zijn, die de anderen voor zich hebben laten vochten.

Een deel van Efraïm heeft zich gewillig aangeboden tot de strijd. Het was het deel, dat geworteld was, dat zich gevestigd had op het gebergte van Amalek. En achter deze Efraïmieten, die de voorhoede hadden gevormd, waren de Benjaminieten opgetogen. Deze mannen waren echter vurig van aanleg en het waren vermaarde boogschutters en slingeraars, zoals men verder in het boek der Richteren lezen kan. En in Jakobs zegen staat reeds te lezen: „Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten en des avonds zal hij de buit uitdelen". Daarom is het ook te begrijpen, dat deze onstuimige krijgers naar voren drongen en zich vermengden met de soldaten uit Efraïm.

Vervolgens noemt Debora de stam van Manasse: Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen. r Machir dat is de halve stam van Ma-< nasse, die ten westén van de Jordaan woonde, leverde wetgevers. Dat zijn hier geen rechtsgeleerden, maar aanvoerders, bekwame leidslieden. Machir was de enige zoon van Manasse, de stam, die op de oostelijke en op de westelijke oever van de Jordaan haar woonplaats gekregen had. Het westelijk deel van deze stam nu trok met Barak en Debora op. En deze stam onderscheidde zich doordat er zoveel bekwame leidslieden en aanvoerders onder gevonden werden.

Ook Zebulon, de stam die met Naftali zoveel van de onderdrukking geleden had, is niet achtergebleven. Deze stam wordt getekend als trekkende door de staf des schrijvers... Hier moet een zekere mobilisatie hebben plaats gevonden, hier werden als het ware alle weerbare mannen opgeroepen. Zij trokken door onder de staf van de schrijver of van de troepenwerver. Heel de stam deed hier derhalve mee.

En tenslotte wordt Issaschar genoemd met ere. Ook deze stam is opgetrokken met Debora. Zij heeft deze stam in het bijzonder bezield door haar woord. En dezelfde geest als in de aanvoerder Barak was in Issaschar en vooral ook de leiders van deze stam worden met ere genoemu: Ook waren de vorsten in Issaschar met Debora; en gelijk Issaschar alzo was Barak (vers 15a).

En dit ganse leger heeft gestreden in de kracht des Heeren. Het was maar een leger van voetknechten: Op zijn voeten werd hij gezonden in het dal (vers 15).

Het moest strijden tegen de ruiterij en de strijdwagens van Sisera. Maar de Heere gaf de overwinning. En als de Heere de overwinning geeft, dan vermag de vijand niets. Heerlijk als we het ervaren mogen: Maar de Heer' der heren, doet ons triumferen...

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's