Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen wezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen wezen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u...

Johannes 14 : 18.

De woorden van onze tekst zijn door de Heere Jezus gesproken kort voor zijn kruisiging. Het kruis doemde voor Hem op en Hij maakte daar geen geheim van, maar noemde het een heengaan tot de Vader, omdat Hij achter het kruis de hof der opstanding en de berg der hemelvaart zag. Zover konden de discipelen echter nog niet zien. Zij dachten alleen aan de scheiding, die zijn dood tussen hen en de Heiland maken zou. Ze konden Hem niet missen. Hij was hun alles geworden in die drie jaren van omwandeling door het Heilige Land. Dagelijks hadden zij van zijn omgang genoten. Zijn nabijheid had hen op alle moeilijke wegen gesteund, zijn wijsheid had hen in alle donkerheden geleid, zijn kracht had hen in uren van moedeloosheid geschraagd, zij konden altijd

op Hem rekenen en waren nooit teleurgesteld met Hem uitgekomen. Daarom werden zij zo in hun ziel geschokt, toen ze vernamen, dat het uur van scheiden geslagen was en dat ze Hem eerst door de dood en daarna voor goed door zijn opneming in de hemel zouden verliezen. Wat zal er van hen worden, wanneer Hij er niet meer is, voor Wie zij alles hadden verlaten, en Die zo lang hun Herder en Leidsman geweest was? Wat moeten zij beginnen, wanneer zij met al hun nood en kommer, met hun verdriet en smart, met de vragen hunner ziel, niet meer de toevlucht kunnen nemen tot Hem, omdat Hij van hen heengegaan is?

De Heere Jezus wist, wat er op dat ogenblik in het hart van zijn discipelen omging. En daarom troost Hij zijn discipelen met zulke tedere woorden: „Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen: anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden. En zo wanneer Ik henen zal gegaan zijn en u plaats zal bereid hebben, zo kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij moogt zijn, waar Ik ben".

De Heere Jezus toont zo duidelijk, dat Hij hun gemoedsgesteldheid begreep door van wezen te spreken. Met deze ene naam tekent Hij alles wat er in die bewogen harten omgaat. De stoere apostelen zullen zich als weeskinderen gevoelen, die vader en moeder beiden, verloren hebben en eenzaam midden in de volle wereld staan. De wees, die geen vaderarm vindt om op te leunen, geen moederhart, dat voor hem klopt, waarlijk, zulk een wees is een toonbeeld van verlatenheid en hulpeloosheid: hij staat in al zijn zwakheid steeds alleen in het midden van dit moeilijke leven, terwijl er geen voorspraak of beschermer is. De Heiland geeft nu echter in onze tekst een rijke belofte aan zijn discipelen: , , Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u".

Dit woord moet voor de discipelen balsem geweest zijn. Het was een belofte, dat de aanstaande scheiding toch eigenlijk geen scheiding zou zijn, waardoor zij verweesd achter zouden blijven. Zij wisten toen nog wel niet op welke wijze de Heere deze belofte vervullen zou, maar ze weten, dat ze met Hem nooit beschaamd uitkomen en dat er voor Hem niets te wonderlijk is. Ik kom weder tot u, zegt de Heere Jezus. En met dit komen wordt niet slechts bedoeld de wederkomst op de jongste dag, maar allereerst de komst in de Geest. Hij had immers even tevoren beloofd: , , En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, namelijk de Geest der waarheid, Welke de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet, maar gij kent Hem, want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn".

Op een heerlijke wijze is deze belofte vervuld. De gemeente van Christus is slechts korte tijd wees geweest. Sinds de uitstorting van de Heilige Geest is zij dat niet meer. De vleselijke gemeenschap met Christus is sinds de Pinksterdag door een geestelijke gemeenschap vervangen, het is een gemeenschap van hoger gehalte, de beperking van het lichamelijke wordt er door opgeheven, het is een leven in duurzame zielsgemeenschap met Christus, want de Heilige Geest neemt het alles uit het zijne en eigent dit de gelovigen toe, zodat het een persoonlijk, geestelijk bezit voor hen wordt. Ja, de belofte van Christus wordt er in vervuld: , , Zo iemand Mij liefheeft, die zal mijn woord bewaren; en mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken".

En nu staan we weer tussen Hemelvaart en Pinksteren. We hebben zijn troonsbestijging weer herdacht en nu moeten wij uitzien naar de komst van zijn Geest ook in ons hart, opdat wij niet langer wezen zullen zijn, maar Christus bij ons en alles in ons zij.

Wanneer we op de school der genade onderwezen worden, leren we ons eerst als wezen kennen. Bij het ontdekkend genadelicht leren we onze zonden en schuld zien en we leren ons Godsgemis kennen. O, we worden ongelukkige mensen, die de vreugde der wereld niets meer achten. We worden verloren mensen, omdat we een eeuwig oordeel voor ons zien, een oordeel, dat we rechtvaardig verdiend hebben. De vraag wordt in ons hart geboren: Wat moet ik toch doen om zalig te worden? " En we leren verstaan, dat we een Borg en Middelaar nodig hebben voor de ziel. De bede wordt in het hart geboren: „Neem de wereld, geef mij Jezus, geef mij Jezus of ik sterf, buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf". En zolang we die Heiland niet kennen, voelen we ons verweesd. Maar de belofte is gewis, o bekommerde zondaarsziel: , , Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u". En wanneer deze belofte dan vervuld wordt, wanneer het dan Pinksteren in ons hart wordt, wanneer de Heilige Geest de Heere Jezus Christus en al zijn weldaden aan het hart komt toepassen, dan zijn we niet langer wezen, maar dan kennen we ons als zijn kinderen, die altijd op Hem mogen reken. En wanneer die Heilige Geest ons eenmaal geschonken is, zal Hij ons nimmermeer verlaten.

Zeker, ook na ontvangen genade schijnt het wel eens, dat Hij niet meer bij ons is, dan voelen we ons weer als wezen, dan zijn we weer zo hulpeloos en krachteloos. Dat komt in vele gevallen door de zonde, die zich weer tussen Hem en onze ziel inschuift, of door een onbeleden schuld, die alle vertroosting van ons wegneemt. O, wat kunnen we het dan dikwijls moeilijk hebben. Onze tranen hebben we dan onder het klagen, tot onze spijze dag en nacht. Maar zie, ook dan is de belofte gewis: „Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u". En wanneer deze belofte dan wederom aan de ziel vervuld wordt, worden daar de lofzangen geboren tot ere van de naam des Heeren.

Dat er in deze dagen voor Pinksteren maar veel gebeden mag worden om de komst van de Heilige Geest in het hart, opdat we persoonlijk zijn vertroostingen ondervinden mogen en aan ons bevestigd worde het woord der Schrift: „Immers zal een wees bij Hem ontfermd wezen". Waanneer we eenmaal de genade des Heeren geproefd en gesmaakt hebben, smeken we met David:

Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet, Ai, laat van mij Uw Heil'ge Geest niet scheiden! Die kan alleen op 't rechte spoor mij leiden; Bestier mijn gang, daar Gij mijn zwakheid ziet.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Geen wezen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's