Het dal Achor: een deur der hope
(2)
En het dal Achor, tot een deur der hope. Hozea 2 : 14(m.)
Als wij met elkander denken over het dal Achor, dan vermenigvuldigen onze gedachten zich. Wij worden dan bepaald bij de bange beroering, bij de onrust, bij de angst, die zich in dat dal Achor van ons meester maken.
Zo was het al onder de kinderen Israëls, nadat Achan zich aan het verbannene had vergrepen. Bange dagen hebben Jozua en het oude Bondsvolk toen onder de openbaring van de toorn Gods doorgemaakt. De gedachten vermenigvuldigden zich. Met angst dachten zij zich de' donkere toestand en toekomst in. Als het zo doorgaat, wat zal er dan terecht komen van ons volk, van onze familie, van onze gezinnen, van onze vrouwen, van onze kinderen, van onze eigen persoon. Ja, wat zult Gij dan Uw grote naam doen?
Zo vermenigvuldigen zich onze gedachten ook, als wij terecht gekomen zijn in het dal Achor van de ontdekking door Gods Woord en Geest aan onze vele zonden, aan onze openstaande schuld. Ach, wat kunnen wij het daar moeilijk en bang onder hebben. Wat zal er van mij nog worden? Ik zal nog een der dagen omkomen, voor eeuwig omkomen. En wat zal het lot zijn straks in de eeuwigheid van mijn vrouw, van mijn kinderen, van mijn broeder, van mijn zuster? Op deze en op dergelijke wijze vermenigvuldigen zich onze gedachten binnen in ons. Dan zijn de klaagpsalmen als uit uw hart gegrepen. Als wij in het dal Achor nog zingen, dan zijn het Psalmen uit de diepten. Dan doet het ons, ondanks alles toch wel eens goed, als het in ons hart en misschien ook wel eens op onze lippen mag zijn:
Zie op mij in gunst van boven; Wees mij toch genadig, Heer', Eenzaam ben ik en verschoven: Ja, d' ellende drukt mij neer.
'k Roep U aan in angst en smart; Duizend zorgen, duizend doden Kwellen mijn angstvallig hart; Voer mij uit mijn angst en noden. En als wij eenmaal beginnen te zingen, dan komen wij van het ene vers tot het andere. Zo gaan wij ook in het dal Achor, het dal van bange beproeving, wel voort onder de leiding van de dichter van Psalm 25, die ook wel wist van moeilijke tijden in dat dal:
Hoed mijn ziel, en red z' uit noden; Maak mij niet beschaamd, o Heer', Want ik kom tot U gevloden. Laat d' oprechtheid meer en meer, Met de vroomheid mij behoên; 'k Wacht op U in mijn ellenden. Laat Uw hand, in tegenspoên, Israël verlossing zenden.
Ja, zo vermenigvuldigen onze gedachten zich in het dal Achor, van welke aard dat dal dan ook zijn moge. Doch daar blijft niet niet bij. God zal voor zulke treurenden verandering gven. Wij lezen immers in Psalm 94 : 19: , Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt." Zo gaat het door Gods genade in het dal van Achor, het dal van bange beroering.
De Heere zegt immers: , , Ik zal haar geven het dal Achor, tot een deur der hope." Dat is een belofte van Hem, Die de doodsschaduw verandert in de morgenstond, van Hem, Die, als duisternis de afgrond bedekt, maar te spreken heeft: „Daar zij licht" en - — daar is licht. O, welk een heerlijk woord is dat: , , Ik zal haar geven het dal Achor, tot een deur der hope!" Dat dal van bange beroering wordt zo het dal van blijde hope. Hoe is het mogelijk, dat zulk een donker, somber dal wordt gesteld tot een deur der hope? Dat is het werk van die God, Die rechtvaardig is, maar ook barmhartig, Die wónderen doet, wonderen van genade en ontferming.
, , Ik zal haar geven het dal Achor, tot een deur der hope." — Dat heeft Israël ondervonden. Door het lot heeft de Heere aangewezen, wie de schuldige was. Welk een indrukwekkende ogenblikken van spanning moeten dat geweest zijn, toen God Zelf de schuldige, de ban in het leger, zou openbaar maken! Eerst werd de stam van Juda geraakt. Daarna het geslacht van Zarchi. Toen werd Zabdi geraakt. En, als de kinderen van Zabdi aankomen, man voor man, dan wordt Achan geraakt. God stelt de zonde in het verborgene gepleegd in het licht Zijns aanschijns. Achan is ontdekt, is openbaar gemaakt. Nu wordt het Godsgericht aan hem voltrokken. Gans Israël stenigde hem met stenen, en zij verbrandden hem met vuur, en zij overwierpen hem met stenen.
Alzo keerde de Heere Zich van de hittigheid Zijns toorns. Gods toorn is gestild. De Heere belooft mee op te trekken en ze te zullen geven de overwinning over hun vijanden. Zo wordt het dal Achor tot een ingang in het beloofde land Kanaan. Het wordt tot een deur der hope. Dat gebeurt in de weg van schuldbelijdenis en boete. In het licht van Gods vriendelijk aangezicht ziet Israël met blijde hope door die deur op het land der belofte, dat God de Heere gewisselijk schenken zal. Hun droefheid is tot blijdschap geworden. Het dal van bange beroering is door Gods genade geworden tot een deur der hope, die doorzicht op, uitzicht in en toegang tot het beloofde land geeft.
En nu denken wij ook in dit verband aan het dal Achor in geestelijke zin, d.i. het dal der ontdekking. In dat dal leren wij de Achan, de ban der zonde, in ons eigen hart kennen. Zo wordt het ook de vurige, biddende begeerte, om van die ban, van die Achan in ons hart, verlost te worden. En hoe wordt het dal Achor in de diepte van ons hart tot een deur der hope? Dat geschiedt door het geloof, door het Evangelie van Jezus Christus, toegepast aan ons hart door de Heilige Geest.
In die weg krijgen zondaren in dat dal Achor het kruis opgericht te zien, het kruis van Golgotha, met de Man van smarten er aan. En over en achter dat kruis van de Borg en Middelaar krijgen wij dan te zien de deur van het geopende harte Gods, in Christus geopend zelfs voor de voornaamste der zondaren.
Ja, zo wordt uw droefheid tot blijdschap. Zo wordt het voor bange beroering blijde hope. Zo wordt door het geloof
in de Heere Jezus Christus, de machtige Redder, de volkomen Zaligmaker, het dal Achor, het dal van beroering en droefheid, tot eendeur der hope. Welk een ommekeer. Welk een machtig werk van het verdienen en van het toepassen van de zaligheid! Dan zingt ge wederom. Nu echter is het niet een diepe klaagzang, maar een blijde vreugdezang:
De koningen, hoe zeer geducht, Zijn'met hun heiren weggevlucht; Zij vloden voor Uw ogen; De buit van 't overwonnen land Viel zelfs der vrouwen in de hand. Schoon niet mee uitgetogen. Al laagt g' o Isrel, als weleer, Gebukt bij tichelstenen neer, Toen gij uw juk moest dragen, En zwart waart door uw dienstbaarheid, U is een beter lot bereid: Uw heilzon is aan 't dagen.
Ja, waarlijk! dat is: , , het dal Achor, tot een deur der hope". Dat is: „sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest." Een grote zegen is het in het dal Achor, het dal van bange beroering, vanwege onze zonde, schuld en ellende, vanwege de gerechtigheid Gods, het door en in het Evangelie te zien en te ervaren, dat dit dal door en in de Christus wordt tot-een deur der hope. Alleen door dit dal van zondekennis, van boete en berouw, komen wij in het Koninkrijk Gods.
„En het dal Achor tot een deur der hope", dat wordt ook meermalen door kinderen Gods ervaren, als zij, naar Gods bestel, tot hun nut en tot hun bestwil, gekomen zijn in het dal Achor van de kruisvallei. Door vele verdrukkingen moeten zij ingaan in het Koninkrijk Gods. Ook deze kinderen, die zo ondeugend, zo eigenzinnig, zo eigenwijs zijn, net als de kinderen in het natuurlijke, kan en mag de roede niet bespaard worden. „Genen, nl. de vaders onzes vleses, hebben ons wel voor een korte tijd, naardat het hun goeddacht, gekastijd; maar Deze, nl. de Vader der geesten, kastijdt ons tot ons nut, opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden" (Hebr. 12 : 10).
En nu wordt het dal van Achor, de kruisvallei, het dal van de Vaderlijke kastijding, waarin Gods kinderen het wel zeer moeilijk kunnen hebben, toch ook tot een deur der hope, als de Heilige Geest ze inleidt in deze troostvolle waarheid: Alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid, dengenen, die door dezelve geoefend worden" (Hebr. 12:11). Het mag zo nog wel eens ervaren worden, dat de Heere kastijdt, dien Hij liefheeft. In die weg wordt het ook liefelijk ondervonden, dat Hij het dal Achor geeft tot een deur der hope. De dagen van ziekte, van moeite en tegenspoed zijn lang niet altijd de slechtste van ons leven. Meermalen zijn het dagen, waarin door genade dicht bij de Heere geleefd mag worden. Niet naar de ziekte, de tegenspoed, op zichzelf, maar wel naar het biddende, aangebonden, nabij-leven van die dagen, kan later nog wel eens terugverlangd worden. Er zullen er onder onze lezers wel zijn, die het doorgemaakt hebben: En het dal Achor tot een deur der hope."
Het dal Achor, het dal van bange beroering, toch meermalen ook het dal van blijde hope door de vertroosting der Schriften en des Heiligen Geestes, dat wordt ook ervaren in het dal Achor van de geestelijke verlating, en van de bestrijding. Het dal Achor in die zin is een diep en donker dal. Ach, wat worden wij om onze afwijkingen, onze zonden, ons ongeloof, en zoveel meer, somtijds bezocht met de verberging van Gods aangezicht, met de geestelijke verlating, en wat komt de duivel dan op ons af, om ons in zijn zeef van aanvechtingen en bestrijdingen heen en weer te werpen!
Die toestand tekent God ons in Zijn Woord aldus: Doch Zion zegt: e Heere heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten" (Jes. 49 : 14). Ach, "dan weten wij dikwijls niet, waar wij het zoeken moeten. Vooral niet als aan de tekening van deze toestand dit moet worden toegevoegd: Simon, Simon! ziet, de satan heeft ulieden zeer begeerd, om u te ziften als de tarwe" (Lukas 22 : 31). Dat is het dal Achor, donker en diep, door hoge bergen omringd, en dus zonder uitzicht. Doch, hoe wordt het dal Achor door Goddelijke ontferming tot een deur der hope voor menigeen? Dit gebeurt als de Heiland voortgaat aldus tot uw ziel te spreken: Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude" (Lukas 22 : 32).
Dit gebeurt ook, als de Heere Zijn klagend Zion in het dal Achor verzekert: „Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoon haars schoots? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik u toch niet vergeten! Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij." O, wat kan de Heere de doodsschaduw veranderen in de morgenstond; het dal Achor geven tot een deur der hope!
Dit gaat zo het gehele leven van Gods volk door. Nu eens in het dal Achor, het dal van bange beroering. Dan weer het dal Achor, van God gegeven tot een deur der hope. Ja, zelfs op zijn ziek-en sterfbed kan een kind van God verkeren in het dal Achor, en het daar zeer moeilijk hebben. Wij moeten over het sterven niet zo licht denken. De dood is de laatste vijand. Maar als de Heere in Christus overkomt over al die bergen van zonde, schuld en ongeloof heen, dan geeft Hij ook in het dal van de schaduwen des doods het dal Achor tot een deur der hope, tot een doorgang tot het eeuwige leven. Dan zingt zulk een beweldadigde ziel in blijde hope met Zacharias:
Voor elk, die in het duister dwaalt, Verstrekt deez' zon een helder licht. Dat hem in schaüw des doods bestraalt, Op 't vredepad zijn voeten richt. Kennen wij iets van dat dal Achor van
God gegeven tot een deur der hope? Vergeet het niet: er is ook een dal Achor, dat in eeuwigheid niet kan worden tot een deur der hope.
Z.
S. V. D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1958
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1958
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's