Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven

11 minuten leestijd

(2)

En ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: edig zijn de doden, die in dc Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid, en hun werken volgen met hen. Openbaringen 14:13.

Wij hebben er met elkander bij stilgestaan, dat zalig zijn de lévenden, die de Heere mogen kennen en vrezen, die, meer nog, van de Heere gekend zijn met een eeuwige liefde, en die in de tijd deel mogen krijgen aan de enige troost, beide in het leven en in het sterven. Er is maar één volk, dat waarlijk een gelukkig volk mag worden genoemd. En dat is het volk, arm en ellendig in zichzelf, maar dat op de naam des Heeren heeft leren vertrouwen, het is het volk van God. Van dat volk mag worden gezongen, tot lof en prijs van Gods vrije en rijke genade in de Heere Jezus Christus:

Zalig hij, die in dit leven Jakobs God ter hulpe heeft; Hij, die door de nood gedreven. Zich tot Hem om troost begeeft: Die zijn hoop in 't hach'lijkst lot. Vestigt op de Heer', zijn God.

Wat is er dus een reden, om te begeren tot dat arme en ellendige, maar tegelijkertijd toch zo onuitsprekelijk gelukkige en rijke volk te mogen behoren, er een te mogen zijn van degenen, die leven onder de genadescepter van Koning Jezus! Gelukkig de jongeren, gelukkig de ouderen, die deze begeerte mogen ontvangen diep in hun hart, en die met deze zielsbegeerte naderen gedurig weer tot de troon van Gods genade.

Wilt gij een voorbeeld hebben van een mens door dat verlangen gedreven, dan denken wij aan Ruth. Toen Naomi, haar schoonmoeder, er bij haar op aandrong te doen als Orpa en terug te keren tot haar volk en tot haar goden, om haar begeerte op haar oprechtheid te toetsen, toen antwoordde Ruth: „Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten, om van achter u weder te keren, want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God." Och, dat die onberouwelijke keuze van Ruth een middel moge zijn in Gods hand, om u, mijn lezer, hartelijk jaloers te maken op die heidense vrouw, en om u te brengen tot diezelfde keuze! Zalig zijn zij, die in dit leven, in de dag der zaligheid, Jakobs God tot hun hulpe mogen hebben.

Van zulke levenden mag, als zij sterven gaan, getuigd worden, dat zij in beginsel reeds zalig waren in hun leven. Het is wel een klein beginsel, zij genieten er hier maar van bij tijden en ogenblikken, maar een beginsel van het ware werk Gods en van de zaligheid, die daaraan verbonden is, is er dan toch. En dat beginsel zal straks bij het sterven tot volle en tot rijke ontplooiing komen. Al moeten zulke begenadigde zielen alles en allen achterlaten, al kunnen zij niets en niemand meenemen, Eén is er toch bij hen, en dat is hun Zaligmaker, Die met hen is ook in het dal van de schaduwe des doods. Daaraan is het te danken, dat op hen toch ten volle van toepassing is het wonderspreukige woord: , , Zalig zijn de doden", maar dit ten nauwste verbonden aan: , , die in de Heere sterven."

De verklaring van het zo wonderspreukige: „Zahg zijn de doden", ligt dus in wat er op volgt. , , En ik hoorde een stem uit de hemel, die tot mij zeide: , , Schrijf: zalig zijn de doden, die in de Heere sterven."

, , In de Heere sterven." — Welk een diep woord, een woord van tere innigheid!

Hetzelfde vinden we in 1 Cor., 15 : 18, waar de apostel spreekt van , , die in Christus ontslapen zijn", en in 1 Thess, 4:14, waar hij schrijft: die ontslapen zijn in Jezus". Van degenen, die zo sterven, zo nauw met de Zaligmaker verbonden, geldt in de volle zin: Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven." Op hen is immers van toepassing het woord van een dichter:

Het is van sterven op te houen. Wat men te onrecht sterven noemt.

Het leven is een gestadige dood naar het lichaam, en zal het wel zijn, ook naar de ziel. In het leven moet het zijn, zal het' goed zijn: , , Ik sterf allen dage."

Maar bij het sterven houdt Gods kind van sterven op. Dan komt het tot de rijke ontplooiing van het eeuwige leven. Ja, zalig zijn de doden, die in de Heere sterven."

In de Heere sterven, dat veronderstelt, dat wij in ons leven, hetzij vroeger, hetzij later, een staatsverandering hebben ondergaan, d.w.z. dat wij uit de staat der zonde overgebracht zijn in de staat der genade. Blijven wij voortleven in de staat der zonde, dan is het einde: in de zonde sterven. Worden wij door Gods almacht en genade, door de wedergeboorte door de Heilige Geest, overgezet in de staat der genade, dan is het einde: in de Heere sterven, in Jezus ontslapen,

„In de Heere." — Van nature zijn wij buiten de Heere, buiten de vrijstad, geen rank van de ware wijnstok, geen lid van Zijn mystieke lichaam. Van nature zijn wij zonder Christus, zonder God in de wereld, omdat wij in ons hondshoofd Adam in het Paradijs God verlaten hebben. Buiten de Heere, — dat is verschrikkelijk, dat wil ook zeggen: verre van de Heere, ja zelfs nog meer, tegen de Heere. En buiten, verre van, tegen de Heere, dat spreekt van duisternis, van onrust, van gebrek, van dood, van vloek.

Aan dit alles moeten wij worden ontdekt. Wij moeten het niet alleen weten uit de Schrift, uit de dogmatiek, wij moeten er kennis aan krijgen in het diepst van ons hart. Dan krijgt gij te zien, hoe diep verloren uw staat en toestand is. Dan kunt gij het in die verlorenheid niet meer uithouden. Dan wordt het een roepen in de dag der benauwdheid, om uitgeholpen te worden, om te krijgen een genadige God, om in Christus te worden ingelijfd, om in de Heere te mogen zijn, door het oprechte, zielzaligende, met Christus verenigende geloof,

, , In de Heere." — Dat is een wonderwerk van Gods genade, gewrocht door

de onwederstandelijke, levenwekkende kracht van de Geest der genade en der gebeden.

„In de Heere" - — en dat een vijand van God, een goddeloze, die was zonder God in de wereld en zonder Christus."

, , In de Heere" - — daartoe komt het alleen in de weg van ontdekking aan zonde en schuld en aan Gods gerechtigheid, in de weg van wedergeboorte, bekering en geloof.

, , In de Heere", — wat ligt er in die drie woorden niet onuitsprekelijk veel opgesloten. Welk een overgang: uit de staat der zonde in de staat der genade!

Het is al een zegen, als wij staande gehouden, gearresteerd worden, als wij de strijd tegen God en Zijn Christus gaan opgeven, als we door de ontdekking van de Heilige Geest ons gemis leren kennen. Het is al zo'n groot voorrecht niet meer te kunnen buiten een Borg voor uw ziel en dus naar de Heere te begeren, en met smeking en geween te vluchten tot de enige en volkomen Zaligmaker, Jezus Christus.

Wat kan het een ziele reeds goed zijn, als zij de Heiland van verre mag zien met Zijn doorboorde, uitgebreide, lokkende handen. En als het dan verder met ons mag komen, getrokken met de liefdekoorden Gods, zodat wij in Zijn nabijheid komen, in Zijn gemeenschap toegelaten worden, aan Zijn hogepriesterlijk hart uitklagen mogen. O, wat wordt er bij en onder dit alles veel genoten!

Nog veel heerlijker echter is het verder geleid te worden en door het geloof in de Heere Jezus Christus in Hem over te mogen gaan als in de ware vrijstad, in Hem te worden ingeënt als in de ware wijnstok, in Hem te worden ingelijfd als een lid van dat lichaam, waarvan Hij het Hoofd is. Welk een innige band wordt er zo gelegd tussen Christus en de zondaar, die in Hem leert geloven. Welk een vaste gemeenschap komt zo tot stand.

, , In de Heere", — d.w.z. Hem toe te behoren in leven en in sterven, in Zijn werk, in Zijn gerechtigheid, Zijn heiligheid, Zijn schatten, Zijn gaven. Zijn leven te delen. , , In de Heere", zo trekt ge een welgevallen van de Vader. In Christus rechtvaardig voor God.

Wie zo in de Heere wordt ingelijfd, zal ook in Hem stèrven, want uw leven is met Christus verborgen in God. Die band kan niet verbroken worden. Wel gebeurt dat meermalen voor uw besef, voor uw gevoel, door uw zondig afdolen. Doch de Heere houdt u vast.

In de Heere ingelijfd, dat wordt in de Heere sterven.

, , In de Heere sterven" - — wij zien het in Jakob, als hij uitroept: , , Op Uwe zaligheid wacht ik, o Heere." Na Bethel, na Pniël, was dit zalig sterven door Gods trouw zijn deel.

In de Heere sterven — het was het zalig voorrecht van Simeon, toen hij met het Kindeke Jezus in de armen sprak: , , Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord, want mijn ogen hebben Uwe zaligheid gezien."

In de Heere sterven, •—• dat was de kracht van Stefanus, toen hij onder de steniging bad: , , Heere, reken hun deze zonde niet toe", en: „Heere Jezus, ontvang mijn geest."

„Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven." Voor hen is de dood een bode des vredes, een doorgang tot het eeuwige leven.

„Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven." Nu zijn ze ontbonden, om eeuwig met Christus te zijn.

„Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan." „Van nu aan" - — er is dus geen zieleslaap tot de dag der opstanding, zoals sommigen leren. Er is dus geen vagevuur tot loutering en afbetaling, zoals de kerk van Rome beweert.

„Van nu aan" — onze Heidelbergse Catechismus leert ons op grond van Gods Woord, dat het betekent: „dat mijn ziel", zo belijdt de christen, „na dit leven van stonde aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden." Welk een hoopvolle verwachting voor allen, die de Heere mogen vrezen en die dus in de Heere sterven! Geen lange, lange wachtenstijd. Van stonde aan bij hun Verlosser en Zaligmaker, Die hen kocht tot de dure prijs van Zijn dierbaar bloed, Die Zijn schapen verzekert: „En Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken."

„Van nu aan". Welk een schone verklaring hebben wij in vr. en antw. 58 van ons Schatboek. „Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven? — Dat nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geens mensen hart opgeklommen is, en dat, om God daarin eeuwiglijk te prijzen." — Ja, waarlijk Gods Woord leert en verzekert het ons op vertroostende wijze: „Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan." Moge deze rijke waarheid onze begeerte opwekken, voor het eerst of bij vernieuwing, om daaraan deel te mogen hebben.

Eens lag een oude man, die de Heere vreesde, op zijn sterfbed. Een medebroeder zei tot hem: wat zal dat een vreugde wezen, als gij boven komt en ge moogt daar uw gestorven betrekkingen en vrienden ontmoeten en met hen wandelen in de gouden straten van Jeruzalem." De stervende schudde glimlachend het hoofd. En op de vraag: hoe, verblijdt ge u daar niet in? " gaf hij ten antwoord: Het allereerst ga ik naar mijn dierbare Heiland, om voor Zijn troon neer te vallen en Hem te danken voor Zijn grote genade, dat Hij mij, arme zondaar, tot Zich gebracht heeft. En daarna komen de anderen aan de beurt." Ja, dat is in overeenstemming met wat Paulus eens schreef aan de gemeente van Filippi: Hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste" (Fil. 1 : 23).

Zo mag ook de Apostel der liefde, Johannes, met de dood voor ogen, denkende aan zovele martelaren om hun geloof in en belijdenis van de Heere Jezus Christus, schrijven: „Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan.'

En hoe zouden wij hier mogen en kunnen vergeten, dat de Zaligmaker Zelf, hangende aan het kruis van Golgotha, de moordenaar op zijn bede: „Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn", geantwoord heeft: „Voorwaar zeg Ik u, heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn."

Och, dat op menig sterfbed door de vertroosting van de Heilige Geest, uit deze troostbron gedronken moge worden. Dan is de dood geen koning der verschrikking, maar een bode des vredes, een ingaan in de vreugde uws Heeren!

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1958

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's