Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS-VERKLARING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS-VERKLARING

7 minuten leestijd

STRIJD RONDOM DE DOOP HEILIGE

(4)

De ónderschatting van de Doop

Een weegschaal slaat zo gemakkelijk of naar rechts of naar links door.

Zo staat tegenover de o v e r-schatting de o n d e r-schatting van Doop en verbond. Zo zouden er lezers kunnen zijn, die al terstond, wanneer zij bemerken, dat doop en verbond behandeld en besproken worden, geërgerd zich afwenden. Ach, zeggen zij, dat is helemaal „uitwendig", en daarmee dreigen zij één van Gods gaven te minachten; ja, daarmee geven ze zichzelf bloot, als besmet met „dope r-s e" dwaling. De Dopersen hielden zowel vroeger als nu niet slechts de sacramenten, maar ook het Woord voor „uitwendig"; het komt alleen aan op „de Geest", Die willekeurig werkt, plotseling en onverwachts, maar niet verbonden kan worden voorgesteld aan Zijn éigen Woord en aan de door Christus ingestelde sacramenten. De dopersen zijn wijzer dan God. Zij zijn zelfs eigen-wijs, want zij menen in hun kwasi-, , geestelijkheid", dat de HEERE geen aan de aarde ontleende elementen (, zoals water, brood en wijn) kan gebruiken en instellen als tekenen en zegelen van Zijn genade-verbond. In dit verband noem ik gaarne een geschrift van wijlen ds. Hoekstra, uit Arnhem, die een

„Historisch Overzicht en Beoordeling" van „D e D o o p e r s c h e n" in 1900 bij H. Tulp, Zwolle het licht heeft doen zien. Op pg. 64 e.v. lezen wij: „Eigenaardig toch is aan den dooperschen geest de geringschat'ing voor het uitwendige, zichtbare, tas: hare, concrete, in één woord voor de stoffelijke zijde van de schepping, die door God ook gebruikt wordt in zijn genaderijk. B.v. de Heilige Schrift. Dat is iets, dat ook op uitwendig, tastbaar gebied ligt. Dat is iets geschreven".

Op pg. 66: „Wat was nu de geestesrichting van de dooperschen? Het was: 't eenzijdig inwendige". Daarin zijn de Dopersen de „foutieve antipode van Rome", bij wie alles uitwendig is. Schoon tekent ds. Hoekstra de geref. opvatting, pg. 67: „Aldus: wel degelijk vormen; wel degelijk uitwendige zaken, tastbare, zichtbare en hoorbare zaken; want ze zijn door God verordend. God daarin te ontmoeten door de werking van den levendmakenden Geest in 't harte". „Hoe waren nu echter de dooperschen? , Dat waren altemaal maar uitwendige dingen. Vleeschelijke dingen. Tot deze wereld behoorende. Een geestelijk mensch hechtte daar zoo niet aan. 't Inwendige licht en de inwendige drijving en kracht des Geestes — dat was eigenlijk maar de zaak'. Eigenlijk een losmaking van 't werk des Geestes van 't werk des Zoons".

't Is werkelijk leerzaam te lezen, hoe ds. Hoekstra dit nader aantoont. Geen Bijbel, geen kerk met bediening van de sacramenten, en functionering der ambten. Alles heet „uitwendig". Op pg. 78 e.v. wijst ds. Hoekstra er dan ook m.i. terecht op, dat „het niet bloot door 't verkeerd verstaan van sommige teksten was, dat zij den kinderdoop verwierpen. (Neen, ) Geheel hun geestesrichting drong hen den kinderdoop te verwerpen. Want die kinderdoop is juist een getuigenis van 't organisch verband, waarin Gods uitverkorenen uit de opeenvolgende geslachten met elkander staan. En juist dat organisch verband miskenden zij". Waarin Dopersen en spiritualisten onderling mogen verschillen, : zij allen wijzen de kinderdoop af, met verwijzing naar Mare. 16, vs 16: eerst geloven dan gedoopt worden. „De doop met het uiterlijk water betuigt dan, dat hij in de gemeente der heiligen opgenomen is" vgl. Dr. Polman, a.w. IV, pg. 188).

Zo zijn er de eeuwen door, met name ten tijde van de kerkhervorming, tot op onze tijd toe secten en kerkgroeperingen geweest, die de noodzaak niet slechts, maar zelfs de gepastheid en geoorloofdheid van de DOOP voor onze kinderen ontkenden. Ik noemde reeds de wederdopers, of ana-baptisten uit de tijd van de Hervorming, die dus de kinderen* die in hun prille jeugd reeds gedoopt waren, later < — bij overgang naar hün secte — nog eens weer over-doopten: wéder-doop dus!

Want die eerste, die kinder-doop, deugde eigenlijk niet. God bemoeide Zich niet, als een Verbonds-God, met kleine kinderen. Och ja, onder het Oude Verbond — maar daar was alles nog vleselijk!... — was wel de besnijdenis, ook voor de kinderen bestemd..., maar onder het Nieuwe Verbond heet alles geestelijk, innerlijk en niet-uitwendig van aard te zijn; en daarom: wég met de kinderen van het doopvont! Want er staat geen enkel bevel in het N.T., om ook de kleine kinderen te dopen.

En toch, lezers!' ligt er een lijn van besnijdenis naar doop; zoals uit Coloss. 2, vs 11 en daarna vs 12 duidelijk kan blijken: besnijdenis met handen, die was er onder het O.T., en de besnijdenis zónder handen, de Doop, neemt de plaats van de besnijdenis in onder het N.T. „In zijn bekend werk over de Wederdopers zet Guido de Brés uitvoerig uiteen, dat door Christus, het einde der wet, de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is" (Polman, a.w., pg. 188).

Colossenzen 2, vs 11 spreekt er van, dat de Colossenzen „besneden zijn met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt". Hiermee is de Doop bedoeld. Is het dan in strijd rnet de Schrift, wanneer wij ook onze kleine kinderen het teken en zegel van Gods genade-verbond laten schenken?

Zeker, allereerst moeten de mensen zich bekeren, heel persoonlijk zich tot God bekeren, en geloven in Jezus Christus tot zaligheid. Maar Christus, de Koning der Kerk, gaf nadrukkelijk het bevel: predikt het Evangelie aan alle creaturen, en onderwijst alle volkeren!, en doopt ze in de de Naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes; ! Wie kan zich nu een volk zónder kinderen voorstellen? Dat bestaat gewoon niet. Het gaat trouwens met de Doop onder het N. T., als met de besnijdenis onder het Oude Testament. Abraham besneed zijn mannelijke gezinsleden; en evenzo werden, bij de bekering van b.v. de stokbewaarder, ook de leden van zijn gezin gedoopt. Het organisch karakter van het werk Gods, waarop Ds. Hoekstra zo sterk en scherp wees, mogen wij niet prijsgeven. Ook niet, wanneer de critiek op de kinderdoop zelfs komt van de zijde van een man, als Dr. Karl Barth. Prof. Berkouwer heeft tegen hem een heel boek geschreven, getiteld: „Karl Barth en de kinderdoop", en gewezen op doperse neigingen bij de Bazeler geleerde. In dit verband ga ik daar nu niet nader op in.

Blijkens het Nieuwe Verbond werden dus gehele huisgezinnen gedoopt. Zouden daarbij geen onmondige kinderen geweest zijn? Ik geloof van juist wel. Want waren de kinderen al min of meer volwassen geweest, dan had hun de Doop zonder-meer niet bediend mogen worden; want dan hadden ook zij eerst moeten komen tot bekering en geloof.

Hoe dan ook, al is er geen rechtstreeks, geen direct doopbevel ten aanzien van de kinderen in het Nieuwe Testament, niemand besluite hieruit, dat daardoor de kinderdoop uit de boze is. Nee, als God de HEERE onder het Oude Testament de Verbonds-God wil zijn voor Abraham èn zijn zaad, hoeveel te-meer klemt dat dan niet voor het Nieuwe Testament, in en vanwege de Verbonds-Middelaar, Jezus Christus, Die juist bij voorkeur de kléinen, , naar Psalm 8, bij God brengt. Hij zegt dan ook tot verbaasde en verontwaardigde Farizeërs, die de kleine kinderen het zwijgen willen zien opgelegd: hebt gij nooit gelezen, dat God Zich sterkte en eer heeft bereid uit de mond van zuigelingen, en jonge kinderen? Ja, tegenover Zijn eigen discipelen neemt de Heiland die moeders in bescherming, die met hun kleinen bij Hem kwamen, opdat Hij ze zegenend de handen zou opleggen. We kennen allen het woord van Christus: LAAT, de kinderen tot Mij komen, en verhindert ze niet; want derzulken is het Koninkrijk der hemelen!

Dit alles is duidelijk naar de zin en mening des Geestes. Want op Pinksteren zegt de Geestes-vervulde apostel Petrus: o, bekeert u dan, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van de Heere Jezus. Want u komt de (verbonds )~belof~ te toe, en uwe k i n d e r e n.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

CATECHISMUS-VERKLARING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 februari 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's