CORRESPONDENTIE
P. J. v. I. te U. U wilt met dr. G. J. Streeder persoonlijk in correspondentie treden over zijn opvattingen inzake de vrouw in het ambt naar aanleiding van het artikel van ds. L. Vroegindeweij. (Deze woont nog te Gameren, zoals u in de kop van het G.W. kunt lezen. Hij hoopt in de loop van dit jaar naar Delft te vertrekken, maar er is nog geen huis beschikbaar. Van zijn e.v. verhuizing zullen we zeker melding maken.) U weet het adres van dr. Streeder niet. Nu, daar kunnen wij u wel aan helpen. Het is: Dr. G. J. Streeder, van Boetzelaerlaan 21 te Den Haag. U wilt ook aan de generale synode schrijven. Het adres van de synode is: Carnegielaan 9 te Den Haag. Volgens u zijn er leraars die niet willen luisteren naar de Heilige Schrift, maar die het beter willen weten en die derhalve boven het Woord Gods gaan staan. Daarom wilt u ook aan de hand van Gods Woord aantonen, dat de vrouw niet in het ambt thuishoort. U weet echter wel, dat woorden niet alleen overtuigen, dat de Geest van God ons hart moet leren buigen en luisteren. We zijn het ook helemaal met u eens, dat er velen zijn die roemen in hun belijdenis en die nog nooit zondaar voor God geworden zijn. De Heere maakt zijn volk klein, klein, opdat het van genade alleen zal leven, var de genade van de Heere Jezus Christus en die gekruisigd. Wie van die genade alleen leeft, die heeft genoeg voor tijd en eeuwigheid.
Mej. K. te N. Uw brief over de vrije zitplaatsen in de kerk heb ik met grote belangstelling gelezen. Want hier raakt u een probleem aan, dat ir vele gemeenten in de laatste tijd , , in gesprek' komt. Aan het verhuren van zitplaatsen in de kerl< kleven grote bezwaren. Dat zal iedereen wel willer toegeven. Aan de andere kant moet er natuurlij! geld zijn om de kerk haar taak in het midden var deze wereld te doen* vervullen. Nu achten we hei inderdaad van groot belang, dat het hele gezin kar opgaan naar de kerk en dat het gezin ook bij elkaar kan zitten in de kerk, zoals we reeds als kanttekening schreven bij het artikel van prof. Waterink in ons blad van 13 december jl. Voor grott gezinnen is het echter dikwijls moeilijk om zovee plaatsen te huren. En niet alleen moeilijk, doel ook in vele gevallen nog onmogelijk, omdat er ni eenmaal geen plaatsen beschikbaar zijn in een kerk
gebouw, ook al zou men ze kunnen betalen. Daarom heeft men in sommige gemeenten gezocht naar een oplossing in de richting van vrije zitplaatsen, waarbij natuurlijk in de vrijwillige bijdrage of de hoofdelijke omslag het geld teruggevonden moet worden, dat anders voor de zitplaatsen binnenkomt. Een kerk kan nu eenmaal zonder inkomsten haar werk niet verrichten en haar opdracht niet vervullen. Nu schrijft u: „Zelf kom ik uit een dorp in het midden des iands, waar de plaatsen al jaren vrij zijn. Iedereen kan gaan zitten waar hij wil. Als men vroeg genoeg is kan men steeds op dezelfde plaats gaan zitten met om je heen dezelfde mensen, want dat ga je wel begrijpen. Je kunt met het hele gezin bij elkaar zitten. Ais men plaatsen moet huren kan dit niet, met het gevolg dat de jeugd naar boven trekt of achter in de kerk terechtkomt met al de gevolgen van dien. Ik heb het altijd heerlijk gevonden. Nu woon ik op de Veluwe — streng orthodox •— geen vrije zitplaatsen. Als de dominee op stoel komt kun je gaan zitten. Een en al onrust. Men moet opstaan om de mensen door te laten en het is een dringen en een drukte van nog eens zo. De eerbied voor de dienst is al gedeeltelijk weg. En je kunt nooit bij elkaar zitten."
Dit zijn allemaal dingen die door de kerkeraden en de kerkvoogdijen moeten worden overwogen. Alleen, die combinatie „streng orthodox" en „geen vrije zitplaatsen" begrijp ik niet zo goed. Ik geloof met prof. Waterink dat er bezwaren verbonden zijn aan vrije zitplaatsen in de kerk. Aan de andere kant meen ik echter ook dat de bezwaren tegen het verhuren van zitplaatsen nog groter zijn en dat er gestreefd moet worden naar een stelsel van vrije zitplaatsen, waarbij enerzijds bezwaren ondervangen worden en anderzijds toch het gezin bij elkaar kan zitten in de kerk. Maar dan moet de gemeente ook haar offers brengen voor de kerkedienst.
Zolang echter de zitplaatsen in de kerk niet vrij zijn, zal toch zeker vijf minuten voor de aanvang van de kerkdienst „het lichtje" moeten branden ten teken dat men op de nog openstaande zitplaatsen kan gaan zitten, opdat bij de aanvang van de kerkdienst alles rustig in de kerk zij.
U schrijft tenslotte: „De kerk moet voor ieder open staan van arm tot rijk. Maar zoals ik laatst hoorde is toch verkeerd: een gewoon vrouwtje ging, nadat het lichtje was aangegaan, in een zijbank zitten. Toen kreeg zij van haar buurman te horen: U hoort hier niet te zitten. Dit zijn plaatsen van vijfentwintig gulden..." Wanneer dit werkelijk waar is dan moet ik zeggen, dat die buurman er niets van begrijpt wat het evangelie eigenlijk is en voor wie het evangelie is. Wanneer u echter opmerkt: „Kerkgaan is hier geen genoegen meer..." dan moet u dat verhuren van de zitplaatsen toch niet zo zwaar belasten. Want tenslotte is het toch maar een bijkomstige zaak. De hoofdzaak is immers de boodschap van redding en genade in de Heere Jezus Christus en die gekruisigd. Niettemin zal men er goed aan doen het vraagstuk van de zitplaatsen in de kerk, waar in de loop der jaren al zoveel moeilijkheden over geweest zijn, onder het oog hebben te zien en er de beste oplossing voor te zoeken.
J. S. te V. Uw brief is te groot om in ons blad op te nemen. We zijn het met u eens, dat men van de zijde der gescheiden kerken dikwijls de schuld niet ziet, die men meenam toen men de Hervormde Kerk verliet. Het is ook erg gemakkelijk om vanuit de gescheidenheid kritiek te oefenen op de synode en op het besluit de vrouw tot het ambt toe te laten zonder mede de schuld en de verantwoordelijkheid te gevoelen, daar men immers door zijn afscheiding ook verantwoordelijk is voor de schare die men op het erf der kerk achterliet. Hier past inderdaad de belijdenis: wij en onze vaderen hebben gezondigd. Want hier moeten we allen de hand in eigen boezem steken. Dat moeten ook de hervormd gereformeerde belijders doen. Daar is volop reden toe. Want we moeten niet in zelfgenoegzaamheid en eigengerechtigheid menen, dat het bij ons wel goed is. We hebben in ootmoed en vernedering onszelf te onderzoeken of het waarheid in ons binnenste is en of het niet alleen klanken en kreten zijn, waarmee we voor de waarheid opkomen, maar of ons hart er werkelijk achter staat, of we echt uit het geloof spreken en niets anders begeren dan het Koningschap van Christus in de kerk en in ons persoonlijk leven.
Redactie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 maart 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 maart 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's