Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET PAD DES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET PAD DES LEVENS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht, liefelijkheden zijn in Uw rechterhand eeuwiglijk.

Psalm 16 : 11.

, , Gij zult mi] het pad des levens bekend maken." •— Hier wordt, zoals wij met elkander mochten nagaan, bij het licht van het Nieuwe Testament, in onze Messiaanse Psalm de Messias Zelf sprekende ingevoerd. Hij wist, dat de van God vervloekte dood aan het hout des kruises voor Hem niet het einde zou zijn. En dit heerlijke woord van de beloofde Messias door middel van David, geïnspireerd door de Heilige Geest, is in volkomen, Godverheerlijkende vervulling gegaan, toen aan de morgen van het Paasfeest God de Vader Christus Jezus heeft opgewekt uit de doden, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden. In Zijn opwekking uit de doden is de Borg en Middelaar de weg des levens bekend gemaakt, omdat Hij volkomen genoegdoening had gedaan aan de gerechtigheid Gods ten behoeve van een schuldig volk. Hij heeft de dood overwonnen en degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel. En alzo heeft Hij het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht voor allen, die Hem van de Vader gegeven zijn. Wat heeft Hij daar uitlokkend en bemoedigend van gesproken, toen over Zijn lippen, waarop genade is uitgestort, deze vertroostende woorden kwamen: „Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." Als die waarheid in onze ziel mag indalen door de toepassing van de Heilige Geest, dan wordt ons harde hart daaronder vertederd en verbroken, en het komt tot rust aan Zijn hart vol van innerlijke ontferming over het verlorene.

„Gij zult Mij het pad des levens bekend maken." — Die blijde verwachting is in vervulling gegaan bij de opstanding van Christus. Hij is dood geweest, doch nu leeft Hij tot in alle eeuwigheid. Maar daar blijft het niet bij. Alles, wat de lijdende en de levende Verlosser heeft doorgemaakt, heeft Hij doorgemaakt tot ere Zijns Vaders, maar ook in de plaats van, tot nut van de Zijnen. Wij denken hier aan wat de christen belijdt in de 17de Zondag van de Heidelbergse Catechismus. Daar lezen we in vraag en antwoord 45: , , Wat nut ons de opstanding van Christus? .— Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken. Ten andere worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand onzer zalige opstanding."

O, wat is het nut van de opstanding van Christus toch vol van rijke inhoud, en vol van perspectief, dat zich uitstrekt tot aan de jongste dag, tot in de eindeloze eeuwigheid! Wat ligt er niet opgesloten, èn voor de Christus, èn voor Zijn volk, in deze Psalmwoorden: , , Gij zult mij het pad des levens bekend maken!" < — Wel mogen we zingen, tot verheerlijking van de Vorst des levens, tot gedachtenis van Zijn opwekking en opstanding, tot bemoediging van ontdekte zondaren, die liggen gekneld in banden van de dood, tot vertroosting van de Zijnen, die levend klagen over zoveel dodigheid in hun ziel, wel mogen wij zingen tot onze opwekking temidden van veel bestrijding:

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend. Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde; Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend, Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde; De lieflijkheên van 't zalig hemelleven Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Wat is het in zichzelf zo arme en ellendige volk van God toch een rijk en benijdenswaardig volk door en in hun lijdende en nochtans levende Verlosser, onze Heere Jezus Christus!

Wij begeren voort te gaan met ons daarin te verdiepen, in de middellijke weg door de overdenking van de Heilige Schrift, zoals die voor ons ligt in Psalm 16:11, maar dan ook, en vooral, moge het zijn, biddende om de inleiding, om de bevindelijke toepassing van de Heilige Geest, Die nooit de mens, zelfs niet de christen, verheerlijkt, maar altijd en alleen de Christus. Die Geest hebben wij zo dringend nodig om ons in onze ledigheid, in onze armoede, in onze honger en dorst naar de gerechtigheid de heilsgoederen door het geloof te schenken. Die Geest kunnen wij niet missen om de Heere Jezus te leren kennen in Zijn onmisbaarheid, in Zijn gepastheid, in Zijn dierbaarheid, in Zijn bereidwilligheid, in Zijn innerlijke ontferming, in Zijn opzoekende zondaarsliefde, in Zijn grote kracht tot verlossing, in Zijn onbezweken trouw en in zovele andere opzichten. Te veel om op te noemen! De Heilige Geest geeft ons daarvan, op Gods tijd en op Gods wijze, iets te zien, als Hij ons onwederstandelijk bearbeidt. Hij is het toch, van Wie de barmhartige Hogepriester, Die is de opstanding en het leven, zegt: Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen."

Dat is het, wat wij ook nodig hebben bij onze overdenking van Psalm 16:11: Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht, lieflijkheden zijn in Uw rechterhand eeuwiglijk."

, , Verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht." — Dat heeft in de eerste plaats ondervonden de levende Verlosser Zelf. Hij heeft doorworsteld, bang en ondoorgrondelijk, zoals niemand het leert kennen, wat het is, als God Zijn aangezich verbergt, vanwege de zonden van zondaren, die van Hem zijn afgevallen, en vanwege Zijn gerechtigheid, die niet geschonden mag worden en blijven. Dat heeft de Borg op zo diep smartelijke wijze ondervonden, toen duisternis de kruisheuvel Golgotha, ja de gehele aarde, bedekte, van de zesde ure tot de negende ure toe. Dat heeft Hij, de Zone Gods, doorworsteld, toen Hij in Zijn borgtochtelijk lijden kwam tot dit diepste, onpeilbare dieptepunt, dat Hij moest uitroepen omtrent de negende ure met grote stem: , , Eli, Eli, lama sabachtani!" dat is: „Mijn

God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!" Welk een dikke duisternis, wat een onbegrijpelijke eenzaamheid, welk een hellepijn en hellesmart is dat gew r eest voor de Heere Jezus!

En nu, nu het alles is volbracht, nu, nu de hitte van Gods gramschap is geblust, nu, nu de dood en de duivel zijn overwonnen, nu, nu Hem het pad des levens door Zijn Vader is bekend gemaakt in de opwekking uit de doden, nu mag het zijn, in stee van verberging van Gods aangezicht, van een toornend oog, van ondoordringbare duisternis, „verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht." De doodsschaduw is veranderd in de morgenstond. De heilige en rechtvaardige God heeft het offer der verzoening aangenomen, heeft verklaard, dat aan Zijn gerechtigheid volkomen genoeg is gedaan. Hij ziet in Goddelijk welbehagen neer op Zijn eniggeboren Zoon, Die in grote liefde tot de Vader en Zijn eer, tot arme zondaren en hun verzoening met God heeft geleden, heeft gestreden, is gestorven, maar ook is opgestaan uit de doden ten derde dage. De Vader spreekt ook hier in de opwekking van de Zoon: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb." — Zo heeft de Borg en Middelaar het ervaren: „Verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht." O, w r elk een harmonische vreugde over de verlossing van zondaren is er toch bij de drie Goddelijke Personen in het éne Goddelijk Wezen, bij de Vader, bij de Zoon en bij de Heilige Geest!

Ja, dat moet voor de Zoon een grote vreugde geweest zijn, ook als Middelaar te wandelen in het licht van Zijns Vaders aangezicht, ook in dat opzicht Zich te mogen verheugen in het welbehagen van Zijn Vader.

Welk een voorrecht is het dan niet te mogen zien op Jezus, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, die voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht en aldus deelgenoot te mogen zijn van de vreugde, die Hem voorgesteld was! Dan kan ook door zondige mensen, die door een waar geloof Christus ingelijfd worden en al Zijn weldaden aannemen, zó rijk worden genoten van de vrije gunst van God, omdat zij gedrongen worden om in verwondering en aanbidding te stamelen, ja somtijds te juichen: „verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht."

„Gij zult mij het pad des levens bekend maken", < — dat gaat door in het leven van hen, die op dat pad zijn gewezen, die naar dat pad hebben leren begeren, die op dat pad zijn gebracht. - — Dat is zo bij ons, als wij door Gods genade misschien nog maar enkele voetstappen op dat pad des levens hebben gezet. Doch dat blijft zo, ook al worden wij verder voortgeleid en dieper ingeleid. Dat blijft zo ook bij de verstgevorderden op de weg der zaligheid. Elke schrede, die wij op die weg mogen zetten, is alleen te danken aan het onderricht, aan de leiding, aan de hulp van de Heilige Geest. Het moet altijd weer zijn bij de begeerte naar het voortgeleid worden: „Gij zult mij het pad des levens bekend maken." Zij zullen kennen, zij zullen vervolgen te kennen, dat geldt ook deze zaak tot het einde van de vreemdelingschap en van de pelgrimsreis naar de eeuwigheid. Daarom moet het bij de gedurigheid de bede zijn:

Och, schonkt Gij mij de hulp van [Uwe Geest! Mocht Die mij op mijn paan ten Leids-[man strekken.

Het pad des levens kennen wij niet in enkele ogenblikken, zelfs niet in enkele dagen, of in vele jaren. Ons gehele leven door moet het ons telkens en telkens bekend gemaakt worden.

Als een mens, vooral in zijn jonge jaren, naar de Heere Jezus heeft leren vragen, dan wordt wel gedacht, dat wij de weg ten leven kennen, en er nooit van af zullen dwalen. Ach, wat kunnen wij dan spreken, alsof wij al bijna aan het einde zijn! Dan moeten wij echter weer teruggeleid worden. Wij hebben in ons eerste vuur te grote stappen gedaan. Wij denken als Petrus dan wel, dat wij alles voor de Heiland over hebben, dat wij wel met Hem en voor Hem zouden willen sterven. Maar ach, wat moet die Petrus door zijn diepe val heen terug, wat heeft hem dat een bittere tranen gekost! En zo gaat het tot op deze dag toe.

Neen, daar is ontzaglijk veel te leren, af te leren en aan te leren. Gedurig weer ontmoeten wij op het pad des levens nieuwe dingen, hetzij tot onze beschaming aan onze kant, hetzij tot onze vertroosting aan Gods kant.

Maar! het werk Gods, dat Hij eenmaal heeft begonnen in ons, dat gaat door. Lezen wij niet in Gods Woord: „De zaligheid is mij nu nader dan toen ik eerst geloofd heb"? Nogmaals, „zij zullen kennen, zij zullen vervolgen te kennen". Wij moeten Hem al meer leren kennen, Die toch in de diepste grond de weg is, en Die zegt: „Niemand komt tot de Vader dan door Mij."

Wij moeten onszelf al meer leren kennen in onze verdorvenheid, in ons dwaalziek en opstandig zijn, in onze dwaasheid. Maar wij moeten ook de Heere Jezus, de volkomen Zaligmaker, al meer leren kennen. Hij zegt het Zelf: „Ik ben de weg."

Heerlijk is het, als het aldus met ons mag gaan door Gods barmhartigheid, zoals de Psalmist het had leren kennen, die mocht zingen:

'k Zal dan gedurig bij U zijn, In al mijn noden, angst en pijn; U al mijn liefde waardig schatten, Wijl Gij mijn rechterhand woudt Gij zult mij leiden door Uw raad, O God, mijn heil, mijn toeverlaat; En mij, hiertoe door U bereid, Opnemen in Uw heerlijkheid. vatten.

Op die weg naar de hemel, op dat pad des levens, is veel droefheid. Er zijn zoveel doodsvijanden, die ons belagen en bestrijden. Wat kan het moeilijk zijn onder de aanvechtingen van satan! Wat kunnen wij in gevaar zijn bij het trekken over de ijdelheidskermis van de wereld. Dan mogen wij onze vingers met Christen en Getrouw wel in onze oren steken, en bidden: „Wend, wend mijn oog van d' ijdelheden af." Wat is vooral de strijd tegen ons eigen vlees vaak bang en zwaar. O, wat kunnen wij dan vrezen voor onszelf!

Maar, er is op het pad des levens ook veel vreugde. De psalmisten zingen er van. De Kerk van alle tijden stemt er mee in. De kamerling reisde zijn weg met blijdschap. En ook nu nog is het wel eens:

Men hoort der vromen tent weergalmen Van hulp en heil, ons aangebracht; Daar zingt men blij met dankb're psalmen: Gods rechterhand doet grote kracht.

Ja waarlijk: Verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht! Na elke afwijking, na elke duisternis waaruit de Heere u redt. Bij al de verrassingen, waarmee Hij u voorkomt. Bij de Bethels-en Pniëlsbezoeken, die Hij de Zijnen brengt. En eens zal het zijn, als alle tranen van de ogen worden afgewist, tot in eeuwigheid: „Verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET PAD DES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's