Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het nut van de hemelvaart van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het nut van de hemelvaart van Christus

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is u nut, dat Ik wegga.

Johannes 16:7.

Het woord van de Heere Jezus, ons opgetekend in Joh. 16:7, bepaalt ons bij het nut van Zijn hemelvaart. Van dat nut spreekt ons ook de Heidelbergse Catechismus. Bij onze overdenkingen in deze willen wij ons dan ook laten leiden door dit schatboek. Wij lezen daarin: , Het eerste nut is, dat Hij in de hemel voor het aangezicht Zijns Vaders onze Voorspreker is." Van dat nut lezen wij zo vertroostend in de eerste brief van Johannes: , En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld" (1 Joh. 2 : 1 en 2). Wij denken hier ook aan het heerlijke Hogepriesterlijke gebed, ons bewaard in Johannes 17.

Als vanzelf komt ons bij het overdenken van dit eerste nut van de hemelvaart in de gedachte het zo waarschuwende, maar ook zo vertroostende woord van de Zaligmaker: , Simon, Simon! ziet, de satan heeft ulieden zeer begeerd om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uwe broederen" (Lucas 22:31 en 32). Hij leeft altijd in de hemel om voor de gegevenen des Vaders te bidden, en daarom kan Hij ook volkomenlijk zaligmaken degenen, die door Hem tot God gaan.

In de hemel voor het aangezicht van God de Vader een Voorspreker te hebben, dat is onuitsprekelijk groot. Ook van degenen, die de Heere vrezen, geldt het vaak: in de grootste nood, en dan nog biddeloos. Is het dan niet een rijk en blij Evangelie, dat er een Voorspeker in de hemel is aan de rechterhand Gods, Die nooit een van de Zijnen vergeet? Hij vraagt voor hen, dat zij in het verderf niet zullen nederdalen, dat hun zonden zullen worden vergeven, dat zij met de heilige en rechtvaardige God zullen worden verzoend. Hij bidt voor hen, dat zij de vertroostingen des Geestes deelachtig zullen worden.

En het gebed van deze Voorspreker wordt altijd verhoord: , , Vader, Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort." Hij pleit op Zijn eigen volkomen volbracht werk. En zo vaak, als zij zich weer schuldig maken aan de overtreding van Gods heilige Wet, treedt Hij als hun Voorspreker op voor het aangezicht des Vaders om het pleit voor hen te voeren. En als Gods kind straks neerligt op zijn sterfbed, dan is ook de grote Voorspreker voor het aangezicht Zijns Vaders werkzaam. Hij bidt voor een, die gaan moet in de vallei van de schaduw des doods, die de laatste vijand moet ontmoeten: , , Vader, Ik wil, dat, waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt."

Dat Hij in de hemel voor het aangezicht Zijns Vaders hun Voorspreker is, dat geeft Gods volk ook vrijmoedigheid, om toe te gaan tot de troon der genade. Alleen door Hem kunnen wij tot God gaan. Het gebed in de naam van Jezus vindt verhoring bij de grote Hoorder van 't gebed. Hoe zouden wij durven naderen met onze onreine, bezoedelde gebeden tot de alwetende, heilige God, als Hij onze zuchten en gebeden niet deed in Zijn gouden wierookvat, om ze met de gebeden aller heiligen te leggen op het gouden altaar, dat voor de troon is?

Wat nut ons de hemelvaart van Christus? , , Ten tweede, dat wij ons vlees in de hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, Zijne lidmaten, ook tot Zich zal nemen."

De Zone Gods heeft de menselijke natuur aangenomen. Het Woord is vlees geworden. „Overmits dan de kinderen des vleses en des bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook desgelijks dezelve deelachtig geworden, opdat Hij door de dood te niet doen zou degene, die het geweld des doods had, dat is, de duivel, en verlossen zou al degenen, die met vreze des doods, door al hun leven, der dienstbaarheid onderworpen waren" (Hebr. 2 : 14 en 15).

In dat vlees is de Middelaar Gods en der mensen naar de hemel heengevaren, waarlijk, zichtbaar en plaatselijk. Op grond daarvan mag de christen geloven: wij hebben in deze waarachtige mensheid van Christus ons vlees in de hemel tot een zeker pand. Dat is een pand, waarin vastheid en zekerheid ligt, waaraan niet getwijfeld mag worden. Dit pand in de hemel mag Gods kind bemoedigen en een zalige hope geven.

En welke boodschap geeft u dan dit zekere pand? Wij hebben in de waarachtige mensheid van de Verlosser ons vlees in de hemel tot een zeker pand, dat Hij, als het Hoofd, ons, Zijne lidmaten, ook tot Zich nemen zal. Dat wil zeggen, als wij in Christus ons vlees in de hemel hebben, dan zullen wij er niet buiten blijven, dan zullen ook wij daar eens binnentreden, eerst naar de ziel, en daarna ook naar het lichaam. Dat is het zalige voorrecht van allen, die door een oprecht geloof Christus zijn ingelijfd en alzo lidmaten zijn geworden van dat mystieke lichaam, waarvan Hij is het Hoofd.

Dat Hoofd, Jezus Christus, wil niet en kan niet buiten Zijn lichaam. Hij heeft al die leden van de Vader ontvangen. Hij heeft ze gekocht met Zijn dierbaar bloed. Hij heeft ze door Zijn Geest Zich tot lidmaten gemaakt. En gelijk het Hoofd naar Zijn lidmaten verlangt, zo leert Hij ook die lidmaten uit te zien naar de vereniging met hun Hoofd. Als gij de goede strijd hebt gestreden, als gij de loop hebt geëindigd, als gij het geloof hebt behouden, als gij de raad Gods op aarde hebt uitgediend, o volk van God, dan zal uw Zaligmaker als het Hoofd u, als Zijn lidmaten tot Zich nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Hij is. Hij is als de Voorloper, als de Doorbreker in de hemel ingegaan. Hij is het, Die belooft: En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken" (Joh. 12 : 32).

De Heere Christus heeft als Middelaar bij Zijn hemelvaart de hemel in bezit genomen voor al de Zijnen. Als Hij niet was voorgegaan, dan zou nooit iemand in de hemel binnentreden. De hemel zou voor ons allen gesloten zijn gebleven, en de hel geopend. Maar nu Christus ten hemel is gevaren, nu Zijn volk in Hem hun vlees in de hemel heeft tot een zeker pand, nu

hebben zij burgerrecht in de hemel, nu zijn zij op aarde in beginsel gasten en vreemdelingen geworden. Nu mag de Kerk getuigen: , , Onze wandel is in de hemel, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelf kan onderwerpen."

Als wij door genade ons vlees in de hemel in Christus tot een zeker pand hebben, dan zal onze ziel na dit leven van stonde aan tot Christus, haar Hoofd, opgenomen worden, maar dat niet alleen! —• dan zal ook dit ons vlees, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met onze ziel verenigd, en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig geworden, in de hemel worden toegelaten. Christus heeft de Zijnen gekocht en vrijgemaakt naar lichaam en naar ziel. Naar ziel en lichaam zijn Gods kinderen Zijn eigendom. Naar lichaam en ziel zullen zij met Hem verheerlijkt worden. Wel is er reden om te zingen:

Gij zult mij leiden door Uw Raad, O God, mijn Heil, mijn Toeverlaat; En mij, hiertoe door U bereid, Opnemen in Uw heerlijkheid.

En nu nog eens, voor de derde maal: „Wat nut ons de hemelvaart van Christus? Ten derde, dat Hij ons Zijn Geest tot een tegenpand zendt, door Wiens kracht wij zoeken, dat daar boven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet dat op de aarde is." De kinderen Gods hebben een pand in de hemel, en wel Christus naar Zijn vlees, naar Zijn menselijke natuur. En door dat pand ontvangen zij de verzekering, dat de hemel voor hen is, dat zij de hemel zullen beerven, dat zij eens zullen binnengaan in die stad, die gouden stralen en paarlen poorten heeft.

Maar van dat pand in de hemel geniet Gods volk de troost en de zekerheid alleen door het tegenpand, dat zij op aarde, dat zij in hun harten ontvangen, en dat onmisbare tegenpand is de Heilige Geest. Ook de zending van die Geest en de uitstorting van die Geest in de gemeente, in het eigen hart, behoort tot het nut van Christus' hemelvaart. De apostel Petrus heeft het op het eerste Pinksterfeest van de Christelijke Kerk al mogen getuigen: „Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de "vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort."

Door de ontdekking van die Geest is het, dat zondaren zichzelf leren kennen en leren treuren over zonde, schuld en verlorenheid. Dat is de droefheid naar God, die werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. Zo wordt door de Heilige Geest het verlangen gewekt naar de enige Middelaar en Verlosser, Jezus Christus. Door de werking des Geestes ontstaat het geloof in de Heere Jezus Christus. Diezelfde Geest is het, Die hen verenigt met God in Christus. Het is de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke zij roepen: „Abba, Vader!" Door de Heilige Geest is hun leven met Christus verborgen in God. Zij zijn erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus. En wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die hun leven is, dan zullen ook zij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.

Het pand in de hemel is kostelijk, en zeker. Maar ook het tegenpand op de aarde, in de harten, is onmisbaar en rijk. Hebben wij kennis aan dat pand en tegenpand, mijn lezer? V/eten wij reeds iets in eigen persoonlijke doorleving van het nut van de hemelvaart?

Maar de gave des Heiligen Geestes is Gods kind niet slechts gegeven tot een tegenpand ter verzekering, maar ook als een kracht uit de hoogte, om de hogere dingen te zoeken, om de hemel te hebben in het hart.

Van en uit onszelf zijn wij zelfs na ontvangen genade nog zo aardsgezind. Telkens weer moet het de klacht zijn: , , mij.n ziel kleeft aan het stof." In de begeerlijkheid des vleses, de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens wordt ook uw ziel, o kind van God! maar al te vaak verstrikt. Ach, wat al zoeken van wat beneden, op de aarde is, gebonden door allerlei banden! En hoe zelden is het een zoeken van wat daar boven is, waar Christus is zittende ter rechterhand Gods. Zo is het in het bijzonder in deze donkere tijden, tijden van onzekerheid, van angst en van vele vragen. O, die stoffelijke dingen, die tijdelijke belangen, zij grijpen ons zo vast, zij laten ons maar niet los. ïn ons is geen kracht om er ons van los te maken, om er ons boven te verheffen.

Doch nu is daar dat tegenpand, dat wij zelf niet nemen kunnen, maar dat Christus aan Zijn Kerk gegeven en gezonden heeft. Het is de Heilige Geest. En van die Geest mag getuigd worden: „Door Wiens kracht wij zoeken, dat door boven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods en niet dat op de aarde is." Ja, als de kracht van die Geest in het hart tot openbaring komt, dan kan een Job zeggen, al heeft hij zoveel verloren: , , De Heere heeft gegeven; de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd." Dan kan een Paulus te midden van een vliegende storm, vlak voor een schipbreuk, in rustige zekerheid getuigen: , , Wiens ik ben, Welken ik ook dien." Door de kracht van die Geest zoekt Gods kind de dingen, die boven zijn, en zingt:

Wien heb ik nevens U omhoog? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog, Op aarde nemens U toch lusten? Niets is er, waar ik in kan rusten. Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart. Of bange nood, mijn vlees en hart, Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Heerlijk is het. zo de kracht des Heiligen Geestes te ervaren. Moge dat in deze ontzettende tijd ons deel zijn, bij de aanvang of bij de voortgang! Zo kan een volk van gasten en vreemdelingen, dat de hemel heeft in het hart en in het oog, zijn in het donker van het laatst der dagen een licht op de kandelaar, een stad op de berg. Zo kunnen wij, door God in Christus gezegend, voor onze naaste ten zegen zijn. Zo wordt Gods naam om onzentwille niet gelasterd, doch geëerd en geprezen. Die genade schenke de Heere u en mij, mijn lezer, door de Geest van Pinksteren, als vrucht van de hemelvaart van Christus! Als wij hier geen deel krijgen aan het nut van de hemelvaart van Christus, dan zullen wij deel hebben aan de hellevaart van allen, die de Zoon ongehoorzaam zijn. O, bidden wij maar veel om de Geest der genade en der gebeden bij het naderen van het Pinksterfeest.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 mei 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het nut van de hemelvaart van Christus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 mei 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's