Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LIEFELIJKE WONINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LIEFELIJKE WONINGEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o HEERE der heirscharen. Psalm 84 : 2.

Wij hebben met elkander er bij stil mogen staan, dat de Psalmen door God gegeven, door de Heilige Geest geïnspireerd zijn, en wel, om te dienen tot een liederenbundel voor de eredienst in de woningen van de Heere der heirscharen.

In het bijzonder geldt dat ook wel van Psalm 84. Dat blijkt duidelijk uit de inhoud van de gehele Psalm. En dan daarbij is het zeer kennelijk een Psalm voor de dag des Heeren, de dag, die de Heere geheiligd heeft tot Zijn dienst, en gezegend heeft tot nut en heil van Zijn Kerk op aarde. Al staat dit niet in het opschrift, zoals bij Psalm 92: , , Een Psalm, een lied op de sabbatdag", toch kunnen wij dat tussen de regels door lezen. Ook de dienstknechten des Heeren en de kinderen Gods hebben het steeds zo gezien. Hoe gaarne geven wij op in onze kerkdiensten, hoe zingt de gemeente uit volle borst b.v.:

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot O Heer' der legerscharen God, Zijn mij Uw huis en tempelzangen! Hoe branden mijn genegenheên, Om 's Heeren voorhof in te treên! Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; Mijn hart roept uit tot God, Die leeft, En aan mijn ziel het leven geeft.

En, om nu nog één vers te noemen, dat ik zo gaarne opgeef, als ik Gods Woord mag bedienen en zo gaarne met zovelen zing, als ik onder de prediking van een medebroeder in de Heilige bediening mag opgaan, dan herinner ik u aan vers 5:

O God, Die ons ten schilde zijt, En ons voor alle ramp bevrijdt, Aanschouw toch Uw gezalfde Koning. Eén dag is in Uw huis mij meer Dan duizend, waar ik U ontbeer'; 'k Waar liever in mijns Bondsgods [woning Een dorpelwachter, dan gewend Aan d' ijd'le vreugd in 's bozen tent.

En deze 84ste Psalm, een Psalm voor de Sabbatdag, bewijst, dat de Rustdag geen sombere dag behoeft te zijn, dat de kerkgang geen penitentie mag zijn. Neen! jongeren èn ouderen in ons midden, dat is glad verkeerd gezien. Dan eerst is het goed, en zo is het alleen de Heere welbehagelijk, als het zingt in ons hart, als de rustdag aanlicht, als wij ons zondagse kleed aantrekken, als wij opgaan naar Gods huis, als het dan in ons binnenste mag zijn:

Ik zal met vreugd' in 't huis des Heeren gaan, Om daar met lof Uw grote Naam te danken; Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken, Elk heff' met mij de lof des Heeren aan.

En een blijde, een goede boodschap ligt er in het opschrift, als het ons zegt, dat deze Psalm is voor de kinderen van Kcrach. W'elk een wonder van genade. Welk een bemoediging voor allen, die klagen en zuchten, ziende, hoe groot hun zonde en ellende is. En die ten slotte het uitschreeuwen: Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde" (Genesis 4 : 13).

Van Korach, Dathan en Abiram lezen wij in Numeri 26:9—11: En de zonen Eliabs waren Nemuël en Dathan en Abiram. Deze Dathan en Abiram waren de geroepenen der vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en Aaron in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen de Heere maakten. En de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur 250 mannen verteerden, en zij werden tot een teken. Maar de kinderen Korachs stierven niet."

De kinderen Korachs stierven niet. Wat is de Heere toch groot van goedertierenheid! Wij lezen in Ezechiël 18:20: De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des rechtvaardigen zal op hem zijn en de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn." O. als gij, die behoort tot een huisgezin zonder God en Zijn dienst, en daarom wel eens vreest, zoals ik dat meer ontmoet heb: Zou ik dan alleen in genade worden aangezien en aangenomen? " denk dan maar, onder biddend opzien tot God, aan de kinderen van Korach. De Vader der barmhartigheid, Die ook rechtvaardig is, heeft Korach, Dathan en Abiram en allen, die het met hem eens waren tegen de Heere en tegen Mozes en Aaron, levend ter helle doen varen. Doch de kinderen van Korach stierven niet, zij werden genadiglijk gespaard.

Doch, daar blijft het niet bij. De Heere doet boven bidden en denken. Hij maakt de kinderen van Korach tot een zangersfamilie om te zingen bij de eredienst in Zijn liefelijke woningen. Hij geeft genade en ere. Waar Gods genade valt, daar valt ze vrij: „Uw vrije gunst alleen wordt d'ere toegebracht."

Geef daarom de duivel geen plaats, als hij u wijs wil maken: „Voor u is het zeker niet, een kind uit zulk een familie. Neen! uw familie heeft zich buiten het verbond geplaatst. Het is voor anderen, hoor het maar:

't Verbond met Abraham, Zijn vrind, Bevestigt hij van kind tot kind.

Ja, mijn lezer, zo komt satan ook, als een engel des lichts, en met schijnbaar vrome praat. Wees op uw hoede. Geef de duivel geen plaats. Wedersta de duivel, en hij zal van u vlieden. Pleit op Gods genade, zelfs bewezen aan de kinderen van Korach.

Ziende op die zangers in tabernakel en tempel, dan mag het in ons hart wel zijn in diepe ontroering over zulk een overvloeiende genade voor de voornaamste der zondaren: „Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen!"

Wie weet, hoe menig zondaar, verbroken van hart en verslagen van geest, verkwikt en bemoedigd is geworden bij het zien van de kinderen van Korach, de kinderen van zulk een boos, opstandig geslacht, die tóch gespaard en begenadigd waren geworden, zodat zij staan mochten in Gods woningen om te zingen tot Zijn lof en eer. Hoe menigeen zal in tabernakel en tempel vertroost zijn geworden, als daar de Psalmen werden gezongen, ter ere van Gods grote Naam, en dan nog

wel door... de kinderen van Korach!

Ja, dat is een van de liefelijkheden van de woningen van de Heere der heirscharen. Dan, bij het aanschouwen van die liefelijkheid, dan is er wel reden om te zingen:

Hoe lieflijk, hoe vol heilgenot, O Heer', der legerscharen God, Zijn mij Uw huis en tempeizangen!

Maar, dat is niet de enige liefelijkheid, die in dit verband genoemd moet en mag worden. Er zijn zo vele liefelijkheden op te merken, als wij maar ogen hebben, in de woningen van de Heere der heirscharen in de Oud-Testamentische bedeling in tabernakel en tempel. Ja, bij alles wat die woningen Gods te zién geven, bij alles, wat er te hóren was, mocht wei eens door het ware Israël, het Israël niet alleen naar het vlees, maar ook naar de geest, het Israël, dat deel had aan de besnijdenis des harten, worden uitgeroepen: , , Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen!"

Die ganse tabernakel, die gehele tempel, die ganse dienst der ceremoniën, die zo rijk predikt van het verzoenend lijden en sterven van de beloofde Verlosser, bepaalt ons bij de liefelijkheid van Gods woningen. Dit alles doet ons dan ook in verwondering uitroepen: , , Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen."

In een andere Psalm zingt David dan ook zo aangrijpend, zo opwekkend ook voor ons: , Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken, dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. Want Hij versteekt mij in Zijn hut ten dage des kwaads, Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent, Hij verhoogt mij op een rotssteen" (Psalm 27:4 en 5).

En wij zingen daar ook van in de berijmde psalm, want de Oud-Testamentische woningen des Heeren en de eredienst daarin zijn ook ons een verkondiging van de , , Magnalia Dei", van de grote werken Gods. Wij zingen zo gaarne in het huis des Heeren:

Och mocht ik in die heilige gebouwen, De vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, Zijn lieflijkheid en schone dienst aanschouwen; Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog.

Het is alles èn in het voorhof, èn in het heilige, èn in het Heilige der Heiligen, èn bij het offeren, èn bij het zingen, èn bij het bidden, èn bij het zegenen, één prediking van Gods genade in de beloofde Verlosser, in de Messias, de Gezalfde des Heeren, gezalfd niet met mate met de Heilige Geest, tot Profeet, tot Priester en tot Koning.

O, als wij eens recht bepaald worden bij het bloed van de offerdieren, — als wij bij het offeren, als het ware tegenwoordig mogen zijn onder de leiding van de Heilige Geest, dan zien wij er iets van: „Zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving", dan zien wij, hoe gruwelijk de zonde is in Gods oog. Maar dan zien wij ook, hoe rijk Gods genade is, zó rijk, dat Hij Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem heeft overgegeven voor al Zijn uitverkorenen tot in de offerdood.

De offeranden naar de ceremoniële wetten zijn slechts een schaduw van Christus. Doch zij zijn daarin toch ook een prediking van Hem. Zij moeten ons iets laten zien van het grote offer, dat God de Vader Zelf wilde brengen om zondaren weer met Zichzelf te verzoenen en ze aldus zalig te maken. De brief aan de Hebreën spreekt van deze dingen zo onderwijzend, zo leerzaam, zo Godverheerlijkend. Om maar iets te noemen herinner ik u aan wat wij lezen in Hebreën 10: „Want de wet, hebbende een schaduw der toekomende goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaar geduriglijk opofferen, nimmermeer heiligen, die daar toegaan" (vs. 1). Maar dan volgt in vers 3— 7 de prediking, die in al die ceremoniële offers ligt: „Want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme. Daarom komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen sprak Ik: Zie, Ik kom, (in de rol des boeks is van Mij geschreven) om Uw wil te doen, o God."

Wij kunnen nu niet alles bespreken, waarop de Psalmist mocht zien, toen hij het uitzong: „Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen." Wij gaan dus door de voorhof, door het heilige, en zien met verwondering, en luisterend naar de verkondiging, die zij brengen, naar het brandofferaltaar, naar het koperen wasvat, naar de tafel der toonbroden, naar de gouden zevenarmige kandelaar, naar het reukofferaltaar.

Het is alles even heerlijk en diep. Zij roepen het ons als 't ware toe: Wij schamen ons des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk, die gelooft, eerst de Jood en ook de Griek. Want de rechtvaardigheid Gods wordt in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven is: aar de rechtvaardige zal uit het geloof leven" (Rom. 1 : 16 en 17).

Wij staan nu in de geest voor het voorhangsel, dat ons verhindert binnen te treden in het Heilige der heiligen. Wij weten echter, dat God daar woont, in het verborgene, tussen de cherubim, de wachters van Zijn heiligheid, in de Schechina. Het is alles huiveringwekkend vanwege Zijn gerechtigheid en Zijn heiligheid! Wij denken te vergaan. Zelfs Jesaja roept het uit: Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben, en woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is, want mijn ogen hebben de Koning, de Heere der heirscharen gezien" (Jesaja 6:4). Ja, dat hebben wij verdiend. Hier gaat een zondaar verloren in zichzelf.

Edoch!... Edoch! — God de Heere woont daar boven het verzoendeksel met het bloed van de Grote Verzoendag, dat predikt: „Als Ik het bloed zie, zal Ik bij ulieden voorbijgaan." De Wet ligt onder het verzoendeksel. Het Lam Gods draagt en doordraagt haar vloek. De bloeiende staf van Aaron ligt ook onder het verzoendeksel. In Christus is er leven uit de dood.

De kruik met Manna is onder het verzoendeksel. Christus is het Brood des levens voor alle hongerigen. Ja, want het voorhangsel is gescheurd van boven naar beneden. „Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscharen!"

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 augustus 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

LIEFELIJKE WONINGEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 augustus 1959

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's