De wedergeboorte vóór het geloof
Uit het vorige artikel moge duidelijk zijn geworden, dat er inderdaad van een wedergeboorte gesproken moet worden, die aan het geloof voorafgaat. En misschien is het wel een kenmerkend onderscheid tussen een Hervormd Gereformeerde en een ouderwetse Confessioneel, dat deze wedergeboorte in engere zin bij de laatste in het gedrang komt. Als de lezer nu het vorige artikel nog eens voor zich neemt zal hij daar de uitpsraak vinden, die een beetje officieel confessioneel moet zijn: Niemand mag zeggen: ik ben toen en toen wedergeboren en dus van mijn zaligheid verzekerd. Overal leert de Schrift, dat onze zaligheid niet ligt in ons wedergeboren zijn, maar in Christus.
Ik geloof niet, dat deze uitspraak met de Heilige Schrift te staven is. In Joh. 3 wordt duidelijk geleerd, dat de wedergeborene van zijn zaligheid verzekerd kan zijn. De zaligheid ligt wel degelijk hier in het wedergeboren zijn. Wie wedergeboren is zal in het Koninkrijk Gods ingaan. Nu schreef onze vriend wel, dat de zaligheid niet in de wedergeboorte, maar in Christus ligt, doch hij maakt hier een tegenstelling, die niet bestaat. De wedergeboorte en het geloof in Christus zijn nauw met elkaar verbonden. De eerste brief van Johannes zet ze naast elkaar: uit God geboren zijn, in Christus geloven en de broeders liefhebben.
Wat is de wedergeboorte in engere zin? Bavinck maakt onderscheid tussen de wedergeboorte in actieve en passieve betekenis. Beide zaken zijn in werkelijkheid onmiddellijk aan elkaar verbonden en worden dikwijls in het éne woord wedergeboorte samengevat. Het is in onze dagen met zijn verflauwing der grenzen zo nodig, dat de doodstaat van de mens niet vergeten wordt. Zovelen roepen maar: eloof, geloof, en: ul je naam maar in, en meer van die kreten, uit niets blijkt, dat zij er enige weet van hebben, dat elke zondaar van dood levend gemaakt moet worden. Hoe zou een dode geloven of zijn naam invullen? Vandaar de onmisbaarheid van wat de apostel in Efeze 2 : 1 zo uitdrukt: dan (n.1. de gelovigen) heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart.
Als de Hervormd Gereformeerden nadruk leggen op de noodzakelijkheid der wedergeboorte in tegenstelling met de Confessionelen, zoals onze schrijver, doen zij dit vanuit de wetenschap, dat elk mens dood is in zonden en misdaden. En als men dit Schriftuurlijk gegeven niet vergeet roept men niet zonder meer: geloof maar en neem maar aan, vul je naam maar in enz. Trouwens wie Schriftuurlijk pre-
dikt begint niet met het geloof in Christus, maar met de bekering tot God. Zo heeft de Heere Jezus het gedaan en zo deden de apostelen. Paulus predikte de bekering tot God en het geloof in Jezus Christus (Handelingen 20 : 21). Hier merkt Calvijn bij op, dat een deel der bekering de voorbereiding is tot het geloof. Maar wat is nu die wederbarende daad Gods? Dat is een andere naam voor de roeping, de krachtdadige roeping. Die roeping verlicht het verstand en buigt de wil over, zodat de zondaar Christus ziet en aanneemt. Zo wordt de nieuwe mens geboren. Men kan eenvoudig wedergeboorte en geloof niet van elkander losmaken. Uit de wedergeboorte wordt het geloof geboren. Dat is even waar als het andere, dat wij door het geloof wedergeboren worden.
Heppe schrijft in zijn Reformierte Dogmatik: , , De directe werking der roeping is dus de wedergeboorte van de menselijke natuur. Dit nieuwe leven ontstaat als de Heilige Geest door zijn krachtdadige roeping de mens in Christus inplant. Het geloof is de directe vrucht der wedergeboorte". Uit dit alles is volkomen duidelijk, dat de gereformeerde theologen hebben geleerd, en dat van Calvijn af, dat de wedergeboorte aan het geloof voorafgaat, ook al spraken zij ook van een wedergeboorte, dit uit en op het geloof volgt. Het eerste kenmerk der nieuwe geboorte is dan ook het geloof. Wie wedergeboren is, heeft het eeuwige leven. Die is uit God geboren. Hoe iemand kan zeggen, dat daar de zaligheid niet aan verbonden is, is mij een raadsel. En hoe een reeks van predikers de noodzakelijkheid van wedergeboorte en bekering zó kunnen negeren is mij ook een raadsel. Want ook al stelt men, dat het geloof in Christus toch het grote stuk is, wie alleen over geloof spreekt, komt altijd min of meer bij de vrije wil terecht en raakt, hoe verfijnd ook, in Arminiaanse wateren. De gelovigen ontvangen dan ook de werking van de Geest van Christus niet, nadat zij tot het geloof gekomen zijn, maar zij ontvangen de wederbarende genade, voordat zij geloven, en als zij nog dood liggen in zonde en misdaden. Het is dus volstrekt onjuist om te zeggen: eerst zijn we door het geloof in Christus en dan ontvangen wij de Heilige Geest.
Wie werkt dat geloof? Daar is een mens die dood is in zonde en misdaden en deze mens ontvangt eerst die bekering, waarvan Calvijn zegt, dat zij aan het geloof voorafgaat. In het hart van de ontdekte, die een mishagen aan zichzelf heeft, schept de Heilige Geest een nieuw leven, dat zich aanwezig bewijst door het geloof in Christus.
Onderwijl heb ik vraag 2 ook reeds beantwoord, want deze vraag luidde: , Is de wedergeboorte, waarvan niemand het hoe weten kan (Johannes 3:8) een vrucht van het geloof, of is het geloof niet het verstandelijke maar het ware zaligmakende geloof een vrucht der wedergeboorte? Onze briefschrijver zegt: at de wedergeboorte vrucht van het geloof is, omdat, wie de Zoon heeft, het eeuwige leven heeft. Doch hoe krijgen wij de Zoon? Toch alleen in de weg van krachtdadige roeping, waarbij God zijn Zoon openbaart dus het verstand verlicht en het hart overbuigt.
Dit nu is de wedergeboorte. Geen inplanting in Christus, dus geen leven zonclev wedergeboorte. Omgekeerd: wie wedergeboren is, is Christus ingeplant. Dat wisten de ouden beter dan vele nieuweren. Brakel vraagt: waaraan zal ik het eerste begin van wedergeboorte kennen? Hij antwoordt: Van de eerste daad des geloofs. Dan vraagt hij: kan ik het preciese tijdstip weten van mijn wedergeboorte? Hij antwoordt: , , niet vast. Begint men met de eerste heftige overtuiging, men had toen, naar alle waarschijnlijkheid het geloof nog niet; begint men het geloof van de eerste daad des geloofs, die men met bewustzijn en bijzondere hartelijkheid deed, zo rekent men te laat, want naar alle waarschijnlijkheid had men het geloof al te voren; zodat ik acht, dat men de nette tijd van het begin des geloofs niet of zeer zelden weten kan, en ook, het is niet nodig zulks te weten, het is genoeg, als men op goede gronden uit het Woord Gods en uit goede kennis van zijn hart en daden besluiten kan, dat men gelooft en wedergeboren is."
Als ik het goed zie, liggen de dingen zo. Volgens de schrijver zijn er sommigen, die bouwen op een wedergeboorte zonder het geloof in Christus. Volgens hem willen de confessionelen juist het omgekeerde namelijk het geloof in Christus zonder dat dit geloof uit de wedergeboorte opkomt. De eersten hebben een wedergeboorte, die niet tot het geloof komt, de tweede hebben een geloof dat niet uit wedergeboorte opkomt. Waar het dan wel vandaan komt? Het schijnt mij toe, dat de Herv. Gereformeerden in navolging van de reformatie en de nadere reformatie het juiste antwoord geven, dat namelijk wedergeboorte en geloof nauw verbonden zijn, doch dat er geen geloof mogelijk is zonder de wedergeboorte in engere zin.
De schrijver waarschuwt, dat wij niet rusten moeten in onze eigen wedergeboorte en ook de wedergeboorte niet moeten zoeken buiten Christus en in onszelf. Met zo'n uitdrukking, hoe goed ook bedoeld, moet men toch wel voorzichtig zijn. De wedergeboorte geschiedt in de mens en daar moet men ze zoeken. Christus is niet voor ons wedergeboren. Maar zij heeft niet de oorsprong in de mens en zij opent juist hart en oog voor Christus. Zonder wedergeboorte kunnen wij Christus, die zelf het Koninkrijk Gods is, niet zien of ingaan.
Onze briefschrijver beroept zich op Johannes 1 : 12, 13 en zet dan het uit God geboren zijn na het geloof. Calvijn zegt, dat hier staat, dat het geloof niet uit ons spruit, maar een vrucht is der geestelijke wedergeboorte.
Het is van groot belang, dat wij de Arminiaanse vrije wil overal waar hij maar neiging heeft zich te vertonen, met alle kracht bestrijden. Hij berooft God van zijn eer en onze zielen van hun zaligheid. Het gevaar is immers niet denkbeeldig, dat wij geloof menen te hebben, dat op een zandgrond of op onszelf gefundeerd is en niet op Christus door 't krachtdadig werk van Gods Geest. Soms wordt het bijvoorbeeld zo voorgesteld alsof geloven in Christus ongeveer hetzelfde is als wanneer iemand zegt: je kunt een gulden van mij krijgen en een tweede gelooft dat en neemt die gulden aan. Als het zo lag zou er niet in de bijbel staan, dat het geloof een gave Gods is en dat de Heilige Geest dit werkt.
Nu een derde vraag in dit verband. Is het zaligmakend geloof een gave Gods (Efeze 2:8) of is het een vrucht van 's mensen eigen akker? Natuurlijk zegt onze vriend, dat het geloof een gave is. Maar, zegt hij, wij worden er toe geroepen. Dit laatste geldt ook van de heilige wet Gods. Maar als wij ergens toe geroepen worden, kunnen wij het dan ook? Onze vriend zegt: ij kunnen niet buiten Christus tot wedergeboorte of bekering komen. In het bovenstaande heb ik al laten zien, dat het ook juist andersom ligt. Wij kunnen niet buiten wedergeboorte en bekering om tot Christus komen. Het is beide waar. Een deel der bekering gaat aan het geloof vooraf en de wedergeboorte in engere zin brengt het geloof voort. Buiten deze wedergeboorte is het zaligmakende geloof onmogelijk. Gaat deze wedergeboorte buiten Christus om? Volstrekt niet, maar zij gaat vooraf in orde aan het geloof in Christus. De wedergeboorte wordt gewerkt door de Geest van Christus, die door het Woord de dode mens roept tot leven.
Roept de Geest van Christus zo alle dode mensen? Neen, alleen de uitverkorenen. En de anderen? Die hebben allerlei nodigingen en roepingen, die hen alle verontschuldiging benemen, maar dat machtige Godswoord, dat onwilligen gewillig, doden levend en dwazen wijs maakt, ontvangen zij niet. Maar de uitverkorenen krijgen eerst die bekering, waardoor zij een goddeloze en zondaar voor God worden. In deze goddelozen werkt de Heilige Geest de wedergeboorte en in deze weg het geloof, waardoor zij Christus omhelzen, zoals Hij in het evangelie wordt voorgesteld.
Schrijver zegt, dat er velen zijn, die eerst willen weten, dat zij wedergeboren zijn en bekeerd om op grond daarvan te geloven, dat zij Christus eigendom zijn. Hij ziet, dat zij helden zijn in de wedergeboorte, maar geen helden in het geloof. Zij hebben geen Zaligmaker voor een reddeloos verloren volk nodig, maar een Christus voor wedergeborenen. Ik zeg niet, dat er zulken niet zijn. Ik ben het van harte met de schrijver eens, dat dit fout is. Maar dit is ook een feit, dat elk uitverkorene begint met een rechtvaardige, een heilige, een wedergeborene en bekeerde te willen wezen. Als iemand dit niet heeft doorgemaakt, die begeerte om het zelf te doen, twijfel ik aan zijn bekering. Maar God brengt zijn uitverkorenen van deze gedachte af en ontdekt hen aan hun onbekeerlijkheid, goddeloosheid, erf-en dadelijke schuld, verlorenheid en dat zij niets kunnen geloven tot zaligheid. Al deze uitverkorenen worden als goddelozen gezaligd.
Maar wat ik nu bij de schrijver mis, is de noodzakehjkheid van deze bekeringsweg. Hij verwerpt die aanvankehjke bebekering en die wedergeboorte in engere zin alsof de zelfgenoegzame en eigengerechtige vrome mens van zichzelf uit weet dat hij een goddeloze is en zonder wedergeboorte iets doen kan of geloven. Ik geloof, dat hij 't confessionele standpunt tamelijk duidelijk heeft weergegeven, zoals dat bij hem leeft, en dat daaruit blijkt, dat 't een wezenlijk gemis vertoont. De noodzakelijke levendmaking uit de doden, de wedergeboorte is men daar kwijt geraakt. Men gaat zo maar ineens tot het geloof over, met een haastige erkenning, dat het een gave Gods is. Maar van dat vernederende, verootmoedigende, ontdekkende werk des Geestes, waardoor de m.ens een goddeloze en verlorene gemaakt wordt, spreekt men niet. Dit brengt het gevaar mee van een oppervlakkig christendom en een geloof, dat niet op de rots is gegrond. De schrijver weet dan ook geen raad met de toepassing van het werk van Christus. In de grond weet hij geen raad met het werk van de Heilige Geest. Dat is het grote gemis bij hem en daardoor komt de mens niet werkelijk tot Christus. De toepassing door de Heilige Geest maakt eerst plaats voor Christus door de mens zijn val te doen kennen. Dat is een zeer ernstig en zwaar werk, waar de mens gedood wordt door de wet. Paulus zegt: , , Ik ben door de wet der wet gestorven". Daar handelt onze schrijver niet over en dit is een typisch confessioneel euvel. De mens neemt daar, al belijdt men het anders, op velerlei wijze de plaats van de Heilige Geest in. Het is nu wel duidelijk dacht ik. Geen wedergeboorte, die niet als vrucht heeft het geloof in Christus. Maar ook geen geloof, dat niet een vrucht is van de wedergeboorte. Daar blijft de lange weg der heiligmaking, waarin wij door het geloof wederom geboren worden. Doch daar is ook dat machtige werk Gods, waardoor Hij doden levend maakt en zijn volk, dat dood is in zichzelf, krachtdadig roept en overbuigt tot geloof. Geen geloof zonder dat de bekering er op volgt. Maar ook geen geloof, waar het begin der bekering niet aan voorafgegaan is. Dat is naar de Schrift, want de Heere Jezus en in navolging van Hem later ook Paulus predikte de bekering voorop en dan het geloof. Het is naar de reform.atie, want Calvijn en Luther weten beide van de noodzakelijkheid om eerst een verlorene, een zondaar, een hongerige gemaakt te worden. Al Gods volk is deze weg gegaan en al Gods knechten, Kohlbrugge niet te vergeten, hebben van deze weg getuigd. God brengt tot Christus, Christus brengt tot de Vader, de Heilige Geest maakt doden levend, schenkt het geloof, leidt in alle waarheid en is het begin van alle schuldbelijdenis en vragen om genade. Christus openbaart zich alleen aan degenen die bekeerd zijn van hun zelfgenoegzaamheid en eigen geloof en eigen gerechtigheid tot de belijdenis van hun goddeloosheid, onbekeerdheid en verlorenheid. Eerst een hellevaart, zegt Kolhbrugge.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 november 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's