Een uit duizend
(3)
Is er dan bij hem een Gezant, een Uitlegger, Een uit duizend, om de mens zijn rechte plicht te verkongen, zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: erlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden. Job 33 : 23 en 24.
Welk een voorrecht is het, als in dagen van lijden, van ziekte en tegenspoed, die grote Gezant en Uitlegger, Eén uit duizend, bij ons is, om de mens zijn rechte plicht te verkondigen! Zoals wij gezien hebben uit het spreken van Elihu, behaagt het de barmhartige, maar ook rechtvaardige God Zich van allerlei middelen en wegen te bedienen, om zondaren tot bekering te brengen. In het bijzonder wijst Elihu, in verband met het lijden van Job, en tot diens eerlijke terechtwijzing, op het middel van ziekte, lijden en tegenspoed. En ook wij zijn er getuigen van, hetzij doordat wij het hebben gezien bij anderen, hetzij dat wij het zelf doorgemaakt hebben, dat God door middel van ziekte en allerlei lijden, mensen wil bearbeiden tot inkeer, tot afkeer en tot wederkeer. O, wat kan in de diepe wegen, die wij te gaan hebben, een zegen liggen! Hoor de Psalmdichter daarvan maar zingen, en Gods kinderen zingen gaarne met hem mee: Mijn geroep, uit angst en vrezen, Klimt tot God, het Opperwezen; God, Die in mijn ongeval, D' oren tot mij neigen zal. 'k Zocht Hem in mijn bange dagen; 'k Bracht de nachten door met klagen; 'k Liet niet af, mijn hand en oog Op te heffen naar omhoog.
Allerlei vragen rijzen dan op in het beangstigde hart: Zou God Zijn gena vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Heeft Hij Zijn barmhartigheên Door Zijn gramschap afgesneên?
Ja, die vragen komen wel op. Doch juist die bange vragen, waarin wij geen rust kunnen vinden, maar wel al meer onrust, brengen ons vaak tot andere gedachten. En dan zingen wij verder, de klacht is op onze lippen verstomd:
'k Zei daarna: , , dit krenkt mij 't leven; Maar God zal verand'ring geven; D' Allerhoogste maakt het goed; Na het zure geeft Hij 't zoet."
En dan mogen wij onder de leiding des Geestes, zoals dat zo menigmaal gaat, van het ene tot het andere komen, en zingen tot roem van Gods ontferming:
'k Zal gedenken, hoe voor dezen Ons de Heer' heeft gunst bewezen: 'k Zal de wond'ren gadeslaan, Die Gij hebt van ouds gedaan, 'k Zal nauwkeurig op Uw werken, En derzelver uitkomst merken; En in plaats van bitt're klacht, Daarvan spreken dag en nacht.
Zo zouden wij voort kunnen gaan. Doch ik moet nog op iets anders wijzen. Als het de Heere behaagt Zich tot heil van zondaren van de lijdensweg, van ziekte en allerlei ellende, als middelen, te bedienen, dan is het zo wonderlijk, als Hij ons zendt een van Zijn gezanten, om met ons te spreken en met ons te bidden. En als dan in die menselijke gezant tot ons komt dè Gezant met een grote , .G", de Uitlegger, Eén uit duizend, dan wordt zulk een lijder verbroken van hart.
Dat ligt opgesloten, als wij tussen de regels door lezen in de stof van onze overdenking: „Is er dan", nl. op dat ziekbed, „bij hem een Gezant, een Uitlegger, Eén uit duizend, om de mens zijn rechte plicht te verkondigen", en dit de lijder ten zegen mag zijn, dan zal Hij, nl. die Gezant met een grote „G", die Uitlegger, Eén uit duizend, hem, dat is de verbroken, ontdekte, biddende zieke, genadig zijn. O, wat is dat alles wonderlijk en groot, vol van gerechtigheid, vol van wijsheid, vol van opzoekende zondaarsliefde, in één woord vol van genade en almacht.
Dat behoort tot de genade van de Heere Jezus Christus, waarvan de Apostolische zegen ons iedere zondag spreekt. Dat „zo zal Hij hem", nl. de bekommerde zondaar, „genadig zijn", bepaalt ons bij de innerlijke ontferming van de Middelaar Gods en der mensen, waarmede Hij bewogen is over vermoeiden en belasten, over schuldige, berouwhebbende zondaren. Wat heeft Hij voor hen veel overgehad!
Wij zijn in de Adventsweken, die ons bepalen bij de eerste komst van Christus. Hij heeft, om dezulken genadig te künnen zijn, de hemel, het huis Zijns Vaders, verlaten, om op aarde voor de Zijnen te lijden, te strijden, te sterven en alzo de zaligheid voor hen te verdienen, de tijdelijke en de eeuwige zaligheid. Ja, zelfs is Hij daartoe nedergedaald ter helle. Wij denken hier natuurlijk direct aan dat wondere woord uit 2 Cor. 8 : 9: Want gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden."
Dat is een rijke ervaring, als een verbrokene van hart, een verslagene van geest, misschien wel op het ziekbed, de verzekering mag ontvangen van de genade van onze Heere Jezus Christus. Ik denk hier, en gij, mijn lezer, waarschijnlijk ook, aan de geschiedenis van de geraakte, die door vier bloedverwanten of vrienden werd gedragen tot Jezus. En niet kunnende tot Hem genaken wegens de schare, ontdekten zij het dak waar Hij was; en dat opgebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder, daar de geraakte op lag, en Jezus, hun geloof ziende, zeide tot de geraakte: „Zoon, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven."
Hier zien wij wat Elihu bedoelde, toen hij sprak met de lijder Job: „Is er dan bij hem een Gezant, een Uitlegger, Eén uit duizend, om de mens zijn rechte plicht te verkondigen, zo zal Hij hem genadig zijn." Ja, de Heiland, de Helende, was die lijdende geraakte genadig, ook al murmureerden de Schriftgeleerden aldus: „Wat spreekt Deze aldus godslastering? Wie
kan de zonden vergeven dan alleen God? " En dan volgt er in Mattheüs 9 : 4 v.v.: , En Jezus, ziende hun gedachten, (Mijn lezer, vergeet dat niet. Hij weet alle dingen!) zeide: .Waarom overdenkt gij kwaad in uwe harten? Wat is lichter, te zeggen: e zonden zijn u vergeven, of te zeggen: ta op en wandel? Doch! opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot de geraakte: Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis." En hij, opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis. De scharen nu, dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, Die zodanige macht de mensen gegeven had."
Ik heb deze geschiedenis wat uitvoeriger aangehaald, omdat ons daarin zo duidelijk wordt verklaard, wat Elihu in Job 33 : 23 en 24 bedoelde. Dat is het, wat Elihu wilde zeggen met zijn: Zo zal die Gezant, die Uitlegger, Eén uit duizend, die kranke, die lijder, die tot hem komt, of gebracht wordt, in geloof en in gebed, genadig zijn, en hem verzekeren van de vergeving van zijn zonden."
Misschien heeft deze of gene van onze lezers, wellicht meerderen, dezelfde wondere, genadige ervaring gehad. O, wat is het dan groot, als dé Gezant Gods onze zaak behandelt naar de ziel, en misschien ook naar het lichaam. Als die Gezant uit duizend, die Uitlegger uit duizend, al onze zaken uitrichten gaat, ze in Zijn machtige, doorboorde, overwinnende handen neemt, dan doet Hij dat, zoals het hier in Gods Woord beschreven wordt, dan openbaart Hij Zich ook als dé Voorbidder, Eén uit duizend. Luisteren wij nóg maar eens naar Elihu, als hij door Gods Geest geleid, zo onuitsprekelijk schoon mag zeggen tot Job, om daarmede licht te verspreiden over de moeilijke problemen van Gods gerechtigheid en genade, van het lijden: , , Is er dan bij hem een Gezant, een Uitlegger, Eén uit duizend, om de mens zijn rechte plicht te verkondigen, zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale; Ik heb verzoening gevonden."
Wat een rijke Evangelieprediking is dat reeds in de Oud-Testamentische bedeling. Dat is de blijde boodschap, die ons in het Nieuwe Testament bijna met dezelfde woorden gebracht wordt b.v. in de bekende zelfopenbaring van de Zaligmaker: , De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen" (Matth. 20:28). En wederom lezen wij in 2 Cor. 5:19 en 20: , Want God was in Christus de wereld met Zichzelve verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade: ij bidden u van Christus wege, laat u met God verzoenen."
En nu kan ik niet nalaten uit de uitspraken, die gelijkluidend zijn met die van Elihu, ook nog te herinneren aan dat uitlokkende woord van Johannes, de apostel der liefde: , Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. En Hij is een verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld" (1 Joh. 2:1 en 2).
Zo zouden wij door kunnen gaan, want de teksten, gelijkluidend met Job 33 : 23 en 24, zijn menigvuldig. En zij bewijzen, dat wij hier hebben te denken aan Christus Jezus, als de hoogste Profeet en Leraar, als de enige Hogepriester, en als de eeuwige Koning. Zij bewijzen, dat wij hier in Job 33 een adventsboodschap hebben.
Wij letten nu echter nog op het onderricht van Christus en Zijn Hogepriesterlijk tussentreden bij de Vader. Dat is het werk van de Gezant, van de Uitlegger, Eén uit duizend, de mens zijn rechte plicht te verkondigen. En, als de mens, onder de toepassing van de Heilige Geest, dit nodig onderricht aanneemt, er onder verbroken wordt, en er biddend werkzaam mee mag zijn, dan is dit het werk van die Gezant en Uitlegger, van die volheerlijke en allerbegeerlijkste „Eén uit duizend", nl. Jezus Christus, als de enige Hogepriester voor zulke verbrokenen van hart en verslagenen van geest bij God de Vader tussen te treden met Zijn voorbede op grond van Zijn verzoening door voldoening.
Hoe menigeen is door de kracht van dit onderwijs en van deze voorbede in de ruimte van het geloof in Christus gesteld en deelachtig geworden de troost van de verzoening met de heilige en rechtvaardige God, de troost van de rechtvaardigmaking door het geloof alleen!
Zo gaat de hoogste Profeet en Leraar, de enige Hogepriester, de eeuwige Koning, de Gezant, de Uitlegger, Eén uit duizend, de volkomen Zaligmaker, te werk bij de redding van zondaren. Hij verkondigt zulk een als Machthebbende zijn rechte plicht, nl.: , , Doe dat, onderhoud de geboden, en gij zult leven." Dit is met opzicht tot de moedwillig en vrijwillig van God afgevallen zondaar de rechtmatige eis van God. Zo moet een zondaar zijn schuld leren kennen van het Paradijs af aan. Zo moeten wij zondaar worden in eigen oog. Zo gaan wij verloren in onszelf. Dat is een bang gebeuren! O, dat is wat, met een aanklagende consciëntie onszelf aldus aan te moeten klagen: , , dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd, en geen derzelve gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben? " (H. Cat. zondag 23). Dat is de zondesmart, waarvoor geen mens troost, of ook maar verzachting heeft. En toch hoop ik van harte, mijn lezer, dat deze vlijmende smart u niet vreemd meer is. Is het zo ver gekomen, als de Gezant Christus Jezus ons verkondigt onze rechte plicht door ons te leiden langs gebod op gebod, langs al de 10 geboden van Gods heilige Wet, dan gaat de Gezant, de Uitlegger, Eén uit duizend, verder met ons te verkondigen onze rechte plicht, en wel in dit opzicht: ..Bekeert u, en gelooft het Evangelie!" Ook al weer een rechtmatige eis van God, doch die wij door onze eigen schuld niet kunnen volbrengen. God eist dit niet, zoals de Remonstranten leerden, omdat wij onszelf bekeren en geloven kunnen. Neen! Hij eist dit, omdat wij dit naar Gods recht móéten, want Hij heeft ons goed en naar Zijn evenbeeld geschapen.
Gelukkig degene, die met de Kerkvader Augustinus leren mag op de school des gebeds van de Geest der genade en der gebeden Gods geboden om te zetten in gebeden, en dus mag bidden en smeken: , , Heere, bekeer Gij ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; Heere, schenk ons de Geest des geloofs, opdat wij geloven mogen."
Als wij zo onze rechte plicht leren verstaan, en er mee werkzaam worden, dan zal ook in ons vervuld worden de belofte: , , zo zal Hij, nl. Christus Jezus, hem genodig zijn." Hij is het, die de zonden kan en wil vergeven. Heeft Hij het niet Zelf gezegd bij de verschijning in de kring van Zijn discipelen op de avond van Zijn opstandingsdag: „Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derde dage; en in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem. En gij zijt getuigen van deze dingen"?
O, welk een vrije en rijke genade, als het in waarheid in ons hart mag zijn, zoals dit ook Luther op zijn ziekbed vertroostte: , , Ik geloof de vergeving der zonde." Dat is de enige troost voor een ontdekte zondaar. Ook de uwe en de mijne reeds, door de genade van de Heere Jezus Christus? — Ja? — Wat zijt gij dan een gelukkig mens!
Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven; Die van de straf voor eeuwig is ontheven; Wiens wanbedrijf, waardoor hij was [bevlekt, Voor 't heilig oog des Heeren is bedekt.
En waarin bestaat nu in hoofdzaak dat genadig zijn, die genade van de Heere Jezus Christus? In Zijn Hogepriesterlijke voorbidding op grond van Zijn volbracht, borgtochtelijk werk: , , Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Vader! (tot verduidelijking door mij ingevoegd), verlos hem, dat hij in het veiderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden." Welk een Voorbidder, Eén uit duizend. Welk een gebed, welk een eis op grond van Zijn zoen-en kruisverdienste! Welk een bidde en voorbiddende Hogepriester! Hij heeft macht om te eisen: „Verlos hem." Hij is de Goël, de Losser. Hij is nedergedaald ter helle, opdat de Zijnen in het verderf niet nederdalen. Hij alleen kan roemen: „Ik, Ik heb het rantsoen gevonden." Van Hem mag Zijn volk getuigen: „De straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Op Golgotha mocht Hij aldus triumferen: „Het is volbracht!"
Z.
S.v. D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 december 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 december 1959
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's