Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

10 minuten leestijd

1 Johannes 4 : 9.

Hoe menigmaal koesteren wij harde gedachten aangaande God. Daar komen wij zo licht toe, als het naar lichaam of ziel niet gaat, zoals wij het begeren.

Dan zijn wij zo geneigd, al is het nog niet met onze lippen, dan toch in het diepst van ons hart, God te beschuldigen van onrecht.

De wegen Gods voor het tijdelijke leven zijn niet altijd gemakkelijk. Voor menigeen zijn ze zelfs zeer moeilijk. Het kruis kan zo zwaar zijn, de nacht zo donker, de weg zo diep. Er zijn soms tijden in het leven, waarin het is ramp op ramp, tegenslag op tegenslag.

Dan gebeurt het, ook wel bij een kind des Heeren, dat ontevredenheid, opstand, bitterheid, het hart gaan vervullen. Wij zien niet, dat de Heere geen onrecht doet, dat wij alles dubbel hebben verdiend, dat God ook in de toorn des ontfermens gedenkt. Heimelijk beschuldigen wij God van hardheid, van onbarmhartigheid en van onrecht. Al spreken wij het niet uit, toch leeft in onze ziel de gedachte: waarom moet het zo nu toch gaan?

Harde gedachten koesteren wij ook wel over God, als het naar de ziel anders gaat, dan wij hadden gehoopt en verwacht. Wij willen altijd maar terstond antwoord ontvangen en geholpen worden. Wij kunnen en willen niet wachten. Als het zo donker blijft ondanks ons klagen, als ons roepen vruchteloos schijnt, dan kunnen wij dat door genade wel eens goedkeuren, nl. als wij te zien krijgen: , , ach, ik ben ook alles zo onwaardig, en ik heb de Heiland zo lang lachten wachten, ik ontvang niet, omdat ik kwalijk bid", — doch, zo is het lang niet altijd. Vaak kunnen wij dat wachten, dat vertoeven van God maar niet goedkeuren.

En ook, als wij door Gods genade wel eens in het licht hebben mogen wandelen, doordat de Zonne der gerechtigheid was opgegaan over ons donkere pad, en ons duistere hart, ook dan kunnen wij nog zulke harde gedachten van God hebben, b.v. als Hij ons voert in de woestijn, als Hij Zijn aangezicht voor ons verbergt. Dan durft Sion wel te klagen: , , De Heere heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten."

O, mijn lezer, het is zo'n grote zonde, als wij zulke harde gedachten van Gód koesteren! Wij moeten de schuld niet bij God zoeken, maar bij' onszelf.

Er is alle reden om goedertieren gedachten te koesteren van Hem, Wiens Naam is Ontfermer, Die reeds van eeuwigheid af gedachten des vredes had over verloren zondaren, Die in de volheid des tijds Zijn eigen Zoon niet heeft gespaard. Goedertierene gedachten van Hem, Die in Christus de God wil zijn van een schuldig volk, de eeuwig Getrouwe voor zulke ontrouwen.

Bij de grote ontferming, bij de rijke zondaarsliefde des Heeren, worden wij ook nu bepaald door het woord van onze overdenking, dat ons is opgetekend in 1 Johannes 4 : 9: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem."

De apostel Johannes wekt de lezers van zijn brief op, om de geesten te beproeven, of ze uit God zijn. Er is zoveel verleiding. Er is zoveel afval van de waarheid. De leugenleer komt zo vaak in een schone, aantrekkelijke vorm.

De geest van de antichrist, zo schrijft de apostel, welke geest gij gehoord hebt, dat komen zal, is nu airede in de wereld. Alle eeuwen door werkt de antichrist, die zich tegen de Christus der Schriften, de Gezalfde des Vaders, stelt, en alle volkeren der aarde aanzet tot, en aanvoert in, de krijg tegen de Heere en Zijn Gezalfde.

Doch, als wij bevend vragen: Hoe zal het in deze bange eindworsteling met mij toch wel gaan, hoe zal het aflopen met de gehele strijdende Kerk? " dan antwoordt Johannes juist die vreesachtigen zo vertroostend: Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen, want Hij is meerder, Die in u is, dan die in de wereld is." Bemoedigend is het dan voor Gods kind, en voor Gods volk, met kracht bepaald te worden bij de geloofsuitspraak van de apostel Paulus: Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen is, datzelve ook voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus" (Filipp. 1:6).

Dan komt de apostel Johannes weder terug op de vermaning en opwekking om elkander lief te hebben. De liefde is een van de kenmerken van de wedergeboorte. En nu wijst Johannes op God Zelf, de Bron van alle ware liefde, van Wie getuigd moet en mag worden: „God is liefde." En zo komt hij vanzelf tot de stof van onze overdenking: „Hierin is de liefde jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem."

Deze woorden vol van genade en waarheid geven ons te mediteren over:1. De rijkdom van Gods liefde. 2. De openbaring van Gods liefde. 3. De vrucht van Gods liefde.

„Hierin is de liefde Góds jegens ons geopenbaard." Er wordt hier niet gesproken van ónze liefde jegens God. In ons natuurlijke hart wordt de liefde tot God niet gevonden. Wij zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. Als er waarlijk liefde jegens God in ons hart woonde, dan zou de mens meer over God denken, meer naar Hem vragen, dan zou hij Zijn gemeenschap zoeken. In de Heilige Schrift worden wij getekend als opstandelingen, als vijanden Gods.

Liefde jegens God wordt bij ons alleen gevonden als vrucht van de liefde Gods. Dan is het: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad." Door die liefde gedrongen, was Abraham bereid zijn Izak te offeren. Door die liefde kon Job nog roemen in de Heere, toen hem alles werd ontnomen. Wie is wedergeboren door de Heilige Geest, kent iets van dat hoogachten, dat liefhebben van God, waardoor wij reeds hier bij ogenblikken ons in Hem verlustigen, en aan Hem genoeg hebben, ja zelfs ons eeuwig goed.

In de stof van onze overdenking gaat ioet over die liefde Góds, over de wortel en oorsprong van alle ware wederliefde in het hart van hen, die bearbeid worden door de Heilige Geest.

„Hierin is de liefde Gods jegens óns geopenbaard." De liefde Gods jegens ons, jegens zondige mensen, zie, dat is een ondoordringbaar geheimenis, dat is een Goddelijk wonder. Er is toch letterlijk niets in ons, dat Gods liefde zou kunnen opwekken! Wij zijn melaats van het hoofd tot de voeten. Wij zijn zwart door de dienstbaarheid der zonde. Wij zijn van nature zonder één enkele uitzondering kinderen des toorns. En dus hebben wij verdiend, dat de fiolen van Gods gramschap over ons worden uitgestort, dat wij worden vertreden in de wijnpersbak van Zijn toorn. Als wij verworpen worden, dan is dat absoluut rechtvaardig, want wij hebben de Wet des Heeren overtreden. Zal het wel wezen, dan moet het ook onze belijdenis zijn of worden:

, , Ik heb tegen U, o Heer', Zwaar en menigmaal misdreven."

De liefde Gods is vooreerst een algemene liefde. Hij ziet ons mensen als Zijn schèpselen. In die algemene liefde Gods delen wij allen, hoofd voor hoofd. Aan haar hebben wij te danken al die zegeningen, die wij in dit leven ontvangen. De Heere doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden; Hij regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Hij geeft ons de gezondheid, kracht en lust tot de arbeid, spijze om te eten, klederen om aan te trekken. En o, dat wij het eens recht leren verstaan, dat het zo groot is, dat God de Heere niet ophoudt de blijken van Zijn goedertierenheid te geven aan zulken, die niet ophouden Hem te beledigen, en zich tegen Hem te verzetten. Wat wordt er toch een arbeid van Christuswege aan ons besteed. Wat zal het niet verschrikkelijk zijn, daaronder verloren te gaan, ook daardoor geoordeeld te worden!

Wij mogen echter bij de algemene liefde Gods niet blijven staan. 1 Joh. 4 : 9 spreekt ons van Gods bijzondere liefde, die zich uitstrekt over al Zijn uitverkorenen, van Zijn liefde voor Zijn volk. Door Zijn bijzondere liefde is het, dat Hij zondaren redt van de dood, dat Hij hun overtredingen achter Zijn rug werpt in de diepte der zee. Door die liefde is het, dat Hij voor wegzinkenden in de stroom van ongerechtigheden een vaste rots van hun behoud heeft gegeven in het midden van deze vuile wateren, dat Hij aan arme bankroetiers, schoon diep in schuld, met berouw gedenken wil, hulpe besteld hebbende bij een Borg, die goed is voor de grootste schuld.

Van die bijzondere liefde Gods gewaagt dit wondere, Godverheerlijkende woord: , , Wie is een God, gelijk Gij, Die de ongerechtigheid vergeeft, en de overtreding van het overblijfsel Zijner erfenis voorbijgaat? Hij houdt Zijn toorn niet ir.' eeuwigheid, want Hij heeft lust aan goedertierenheid, Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen."

Deze liefde Gods is geheel souverein. Hij heeft onze dienst niet nodig. Wat zouden wij de Heere kunnen toebrengen, dat Hij ons niet eerst heeft gegeven? Hij wordt van mensenhanden niet gediend als iets behoevende.

Deze liefde is geheel zonder enige verdienste onzerzijds. Moeten wij niet uitroepen: , , En ga niet in het gericht met uw knecht, met uw dienstmaagd, want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn"?

Neen, wij kunnen geen aanspraak maken op Gods liefde. Wij hebben haar verbeurd door ons afvallen van God, door onze liefdeloosheid, door onze vijandschap.

Dat juist maakt haar zo groot, dat God zo enig en alleen redenen heeft genomen uit Zichzelf, dat het alleen is Zijn welbehagen, dat het is: , , Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben."

De bijzondere liefde Gods is zulk een tedere, zulk een innige liefde, hoor het maar: , , Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, alzo ontfermt Zich de Heere over degenen, die Hem vrezen." Hij heeft de Zijnen lief als Zijn oogappel. Ja zelfs de liefde van een moeder is nog maar een zwakke afschaduwing van de liefde Gods: „Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten."

De liefde Gods is, juist, omdat zij gegrond is in Zijn welbehagen, in Zijn Goddelijk Wezen, een eeuwige liefde. Van voor de grondlegging der wereld, ja, van eeuwigheid af, is de liefde van God voor Zijn volk. Hoor, hoe Hijzelf er van getuigt: , , Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid."

En dus zal die liefde ook nooit ophouden, nooit verkoelen. Ook niet, al struikelen de Zijnen in vele, ook niet, al zijn zij tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed, ook niet, al is hun ontrouw groot, zelfs niet, al moet de getrouwe Zaligmaker bestraffend en vermanend zeggen: „Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten."

De Heere verzekert al Zijn gunstgenoten: Ik, de Heere, word niet veranderd, daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd" (Mal. 3:6). Hij is die God, Die Zich geopenbaard heeft in een braambos, dat brandde, doch niet verteerde. De Schotse Kerk heeft de diepe zin hiervan verstaan, zoals blijkt uit haar zegel, waarop is afgebeeld een brandende braambos, en daaromheen als randschrift: Nee tarnen consumebatur", d.w.z.: En toch werd zij niet verteerd."

Dat is de ervaring van Christus' Kerk op aarde, en van elk van haar levende lidmaten, in haar lijden en in haar strijden, alle eeuwen door. Dat zal haar ervaring blijven, ook in het laatste der dagen onder het woeden van de antichrist. De Psalmist zingt er al van:

Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven. Is 't, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De Heer' is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk Voor mij volenden. Verlaat niet, wat Uw hand begon, O Levensbron. Wil bijstand zenden.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 februari 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 februari 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's