Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. 1 Johannes 4 : 9.

De liefde Gods, dat is God Zelf, want wij lezen in ditzelfde hoofdstuk immers: , God is liefde". Hij laat Zijn dienstknechten niet alleen spréken van Zijn liefde, zoals b.v. in het V/oord, waardoor al zo menige zondaar in nood getroost is geworden, in Jeremia 31 : 3: , De Heere is mij verschenen van verre tijden. Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid." Hij iaat Zijn psalmisten niet alleen zingen van Zijn liefde, zoals in Psalm 103, die wij zo gaarne nazingen:

Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen Dan Isrels Heer' op ieder, die Hem vreest; Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten, Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten En dat wij stof van jongsaf zijn geweest.

Hij is niet alleen Degene, Die Zijn liefde betóónt aan vijanden, die van Hem zijn afgevallen, die tegen al Zijn geboden zwaarlijk gezondigd hebben, en geen derzelve gehouden, zoals de apostel Paulus schrijft in Romeinen 5 : 8 en 9: , Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren. Veelmeer dan zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van de toorn."

Dit alles is zeer heerlijk en troostrijk. Doch, nog veel verder en dieper gaat de Heilige Schrift, als wij daarin door de ingeving van de Heilige Geest mogen lezen: , , God is liefde." En die liefde is in Christus Jezus, zoals de apostel mag getuigen in Rom. 8 vers 38 en 39: „Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere."

Diezelfde gedachte, diezelfde waarheid, ligt ook in de stof van onze overdenking: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem." Wonderlijk en rijk is de openbaring van de liefde Gods in de Heere Jezus Christus, Die hier met zoveel nadruk, en met zulk een vertroostende bedoeling genoemd wordt „Zijn eniggeboren Zoon", van Wie wij belijden met de Belijdenis des geloofs, gesteld in de Kerkvergadering van Nicea, in het jaar 325 na de geboorte van Christus: „Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper des hemels en der aarde, aller zienlijke en onzienlijke dingen. En in de Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader, door Wie alle dingen gemaakt zijn. Die om ons mensen, en om onze zaligheid, is nedergekomen uit de hemel en vlees geworden van de Heilige Geest uit de maagd Maria, en een mens geworden is."

Wat blijkt uit Gods Woord, en op grond daarvan uit de Belijdenis van de Kerk van alle eeuwen, dat de hoge en heilige God in de Heere Jezus Christus Zichzelf geeft aan zondaren, die in hun hondshoofd Adam, reeds in het Paradijs, van Hem zijn afgevallen door het ingeven des duivels, en door moedwillige ongehoorzaamheid!

O, welk een wonder van genade en van opzoekende zondaarsliefde wordt ons toch geopenbaard in de zending van de Zone Gods in de wereld! „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden leven door Hem."

Ja, dat is de genadige bedoeling van de heilige en rechtvaardige God, als Hij Zijn eigen Zoon in de wereld zendt: „opdat wij zouden leven door Hem." Zo mag de Kerk, de strijdende Kerk op aarde, en de triumferende Kerk in de hemel met alles eindigen in God. Het is alles naar Zijn souvereine raad. Het is alles uit louter genade, zonder enige van onze verdiensten, alleen om de zoen-en kruisverdienste van Gods eniggeboren Zoon. Daar zingt Gods volk zo gaarne aldus van:

'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên; Uw waarheid t' allen tijd vermelden door mijn reen. Ik weet, hoe 't vast gebouw van Uwe [gunstbewijzen, Naar Uw gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen; Zo min de hemel ooit uit zijne stand zal wijken, Zo min zal Uwe trouw ooit wank'len of bezwijken.

„Opdat wij zouden leven door Hem." Ja, in dat „wij" ligt heel wat opgesloten. Daarin vinden wij allereerst het persoonlijke „ik": „opdat ik zou leven door Hem." De redding, de zaligheid van zondaren is immers zulk een strikt persoonlijke zaak. Een godvrezende vader, een begenadigde moeder te mogen hebben, of gehad te hebben, dat is geen kleine zaak. Dat is een grote zegen. Doch, laten wij ook dit niet vergeten, dat het ook een grote verantwoordelijkheid op ons legt. Dat zal toch wat zijn, als wij met een opvoeding in de vreze des Heeren tenslotte toch nog voor eeuwig verloren zullen gaan! Dat zal toch wat zijn, als eens in de dag der dagen zelfs onze vader, onze moeder, ons mee zullen oordelen en veroordelen. Denk toch niet, dat zij het voor u zullen kunnen en willen opnemen. Neen! zij zullen geheel aan Gods kant staan, Zijn recht toevallen. Zij zullen zich verheugen in de triumf van Gods genade voor Zijn gehele Kerk, doch zij zullen zich ook verblijden in de triumf van Zijn heiligheid en gerechtigheid over allen, die Zijn Wet hebben geschonden en de Christus hebben verworpen.

Wij moeten dus persoonlijk deel krijgen aan Gods genade in de Heere Jezus Christus. Het moet, zal het wel zijn, komen tot een persoonlijk geloof. Wij vinden dat in de 12 Artikelen van ons algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof: „Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heere, Die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria", en wat er verder volgt, aldoor „ik", b.v. ook in het artikel: „Ik geloof in de Heilige Geest."

Welk een genade, als wij persoonlijk

zondaar worden in eigen oog, persoonlijk leren bidden, persoonlijk leren geloven in de Heere Jezus Christus, als wij zo geheel en zo innig het , , mijn" mogen uitspreken: , , Ik weet mijn Verlosser leeft."

Doch, de Heilige Schrift leert ons ook zo duidelijk, dat het ook op het terrein van de geestelijke dingen niet mag blijven bij het zo noodzakelijke, persoonlijke , , ik". Daarmee moet even noodzakelijk verbonden worden, en zijn het gemeenschappelijke , , wij" en , , onze". Heeft de Heiland Zelf Zijn discipelen niet geleerd te bidden: , Onze Vader, Die in de hemelen zijt"? En lezen wij niet van de Kerk van alle tijden en van alle plaatsen, dat zij haar geloof en haar verwachting aldus mag uitspreken: Wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw hebben van God, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen"? (2 Cor. 5:1). En begint onze belijdenis des geloofs, de Confessio Belgica van Guido de Brés, niet aldus: Wij geloven allen met het hart, en belijden met de mond"?

En in de stof, waarover wij mediteren, vinden wij hetzelfde „wij" en „ons": , .Hierin is de liefde Gods jegens óns geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem."

„Opdat wij zouden leven door Hem." Welk een heerlijke, welk een begeerlijke gemeenschap is dat, waarin allen zijn opgenomen, bij wie het door genade is gekomen tot het persoonlijke „ik" en „mijn". Al moeten wij breken met veel en velen, al zullen wij onze wereldse vrienden ons zien verlaten, wij behoeven niet te vrezen, dat wij alleen zullen blijven staan. De goede Herder, Wiens schaap, Wiens lammerke, wij zijn geworden door het geloof in Hem, dat de Heilige Geest in ons hart gewerkt heeft door het heilig Evangelie, geeft ons allereerst te ervaren gemeenschap met Hem Zelf, maar daarin geeft Hij ons ook gemeenschap met anderen, want Hij neemt ons ook op in Zijn kudde, in het volk, dat Hij met de scepter van Zijn genade heeft aangeraakt. In dit opzicht is er zoveel, dat ik zou kunnen noemen, maar gij moet daar zelf, of met elkander, maar eens over mediteren en spreken.

Heerlijk is het in deze gemeenschap der heiligen te delen! Wat kan daarin rijk worden genoten! Daar lezen wij van in Gods Woord. Dat vinden wij in de geschiedenis van de Christelijke Kerk, die onder ons en vooral door onze jongeren, vlijtiger moest worden onderzocht. De gemeenschap der heiligen is een van de betekenissen van de strijdende Kerk. Dat is ook een creditpost voor de goede gezelschappen. Och, dat wij de gemeenschap met de Heere Jezus Christus, de gemeenschap ook met Gods kinderen, meer mochten zoeken! Wij hebben Hem, wij hebben elkander, zo nodig. En het is zo erg, dat er zoveel verscheuring, zoveel onderlinge strijd is tussen de kerken! Er is ten slotte toch maar één Kerk, nl. „de vergadering dergenen, die zalig worden, en buiten haar is geen zaligheid" (art. 28 Ned. Geloofsbelijdenis).

Deze gemeenschap is een lévensgemeenschap, zoals wij lezen in 1 Joh. 4 : 9: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden léven door Hem". Niemand vindt het leven buiten de Heere Jezus Christus. Ieder persoonlijk, die leven mag en alle levendgemaakten gezamenlijk, leven uit Hem, en als het wel is, tot Hem. En door Hem, die hun leven is, leven degenen, die de Heere vrezen, nu ook in gemeenschap met elkander.

De Heilige Geest is de Geest des levens. Hij is het, Die door de wedergeboorte, Die door het geloof in Hem, Die is de opstanding en het leven, aan doden door de misdaden en de zonden het leven geeft. Van nature is het in de wereld onder de mensen, is het ook in het hart van elke zondaar afzonderlijk, allerwege gelijk aan wat de profeet Ezechiël ons tekent in hoofdstuk 37 van het boek van zijn profetieën: „De hand des Heeren was op mij, en de Heere voerde mij uit in de Geest, en zette mij neder in het midden ener vallei; dezelve nu was vol beenderen. En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op de grond der vallei, en ziet, zij waren zeer dor. En Hij zeide tot mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden? En ik zeide: Heere HEERE, Gij weet het! Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve: Gij dorre beenderen! hoort des HEEREN woord."

En ziet, er kwam beweging in deze zeer dorre beenderen, en door Gods levendmakende Geest werden deze gedoden levend. Wij zien het hier weer, de Heere heeft maar te spreken, en het is er, te gebieden en het staat er. In deze weg verwekt de Heere Zijn nieuwe Israël, Zijn geestelijk Israël. Al Zijn uitverkorenen zullen overgaan uit de dood tot het leven. Welgelukzalig zijn allen, die zo, door de liefde Gods, door de dood en de opstanding van Christus Jezus, door de levenwekkende adem des Geestes, uit hun graven mogen uitgaan, zodat in hen in vervulling gaat, wat wij lezen in 1 Joh. 4 : 9: Opdat wij leven zouden door Hem." En, zoals wij dat voor het Israël Gods in zijn gehéél zien in Ezechiël 37, zo zien wij dat, vooral in Ezechiël 16, voor ieder, die door de kracht van Christus' dood en opstanding levend gemaakt wordt, afzonderlijk, ons getekend in de aangrijpende gelijkenis van een nieuw geboren en ellendig verlaten dochtertje. Hier wordt door God ons voor ogen gesteld onze onwaardigheid, en Zijn bijzondere liefde en weldadigheid, welke Hij zondaren uit loutere genade bewezen heeft, en bewijst. Wij lezen in Ezechiël 16 van het aan zichzelf overgelaten dochtertje, zoals de Kanttekenaars van de Statenbijbel zeggen: Geen oog had medelijden met u, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart. Als Ik nu bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: eef, ja Ik zeide tot u in uw bloed: eef."

Zo zien wij, dat alles Gods werk, Gods genade, is door Christus: „Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij zouden léven door Hém." O, welk een wonder, dat God door Christus, Zijn eniggeboren Zoon, het leven geeft aan doden door de misdaden en de zonden!

Hebben wij daar deel aan? Zijn wij reeds uit de dood overgegaan tot het leven? O, bid toch om de Geest der ontdekking, opdat gij uzelf moogt leren kennen in uw verloren staat en toestand, en leert smeken om het geloof in de Heere Jezus Christus tot redding van uw onsterfelijke ziel van de eeuwige dood!

Een beginsel van het nieuwe leven door Gods Geest gewekt, dat reeds is zo groot. Doch, vraag om versterking van het zwakke, vraag om het welverzekerde geloof, om alzo uw roeping en uw verkiezing vast te maken!

O, volk van God!, gij weet, hoe heerlijk dat nieuwe leven is, arm en toch rijk, biddend en dankend, aangevochten en worstelend. Doch! in Christus meer dan overwinnaars! Het eeuwige leven is er, en het komt! „Opdat wij zouden leven door Hem."

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 februari 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE LIEFDE GODS GEOPENBAARD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 februari 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's