De overblijfselen van het lijden van Christus
Psalm 127 prijst de kinderzegen: „Zie, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren, de vrucht des schoots is een beloning. Gelijk de pijlen zijn in de hand van een held, zodanig zijn de zonen der jeugd.
Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker daarmee gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden als zij met de vijanden spreken zullen in de poort".
Nog altijd heeft de gemeente Gods behoefte aan zulke krachtige gezinnen, die door Gods genade bij de waarheid mogen blijven en in een gemeente voor de waarheid Gods wensen te lijden en te strijden. Eén gezin, wandelend in de vreze Gods, kan voor een gemeente veel betekenen. Maar de vijanden zijn er ook. Ze zijn in een land, in een kerk, in een gemeente. Met de vijanden moet gesproken worden in de poort dit is in het openbaar en overal waar zij opdringen of aanvallen. Maar de vijand is niet ongewapend. Dus schreef een lezer: „Een van mijn vrienden ondervond moeilijkheden in een debat met een R.K."
Wacht even, zegt iemand, wie heeft in deze liefelijke tijden de moed om roomsen „vijanden" te noemen. Het zijn toch onze broeders in Christus?
Kort geleden waren ze verenigd in een jkerk: e pastoor, de herv. predikant, de geref. predikant. Die twee, dat zijn mijn vrienden, zei de pastoor. Wie spreekt er dan van vijanden? Nu wordt u verzoch dit niet in het natuurlijk vlak te trekker Dan hebben we geen vijanden. Maar Pau lus schrijft in Romeinen 1 : 28 van d Joden, dat zij vijanden zijn wat aangai het evangelie. Paulus en die Joden, d) het Evangelie verwerpen zijn niet broedei in God, maar vijanden en voor God zij deze Joden verwerpelijk, omdat zij c heilsweg Gods verwerpen. Verwerpt Ron het evangelie niet meer? Is de mis, het ha van de roomse kerkdienst en leer, gee vervloekte afgoderij? Verloochenen ; Christus niet meer, zoals zondag 11 leer Sinds wanneer niet? En als men de rooi se medereizigers naar de eeuwighe broeders in Christus noemt, wat kan o dan nog verhinderen de weg van dr. 1 van der Linde en de andere voorstands van hoogkerkelijkheid en kruisjes in kerk en liturgische centra en al d roomsachtige fraais al meer, te gaan?
Ik heb de studenten Loos en van c Pol eerst het roomsachtige zien verheer' ken. Daarna werden zij rooms. Waar< ook niet, als het in beginsel ook een d van Christus' Kerk is? Waarom zou m zich voor de variatie niet eens bij 2 roomse broeders aansluiten? Onlangs v er in de St. Laurens te Rotterdam € Floriadedienst. Daar was ook de past< en de twee dominees. Zij brachten ge menlijk een boodschap, zei de pater: gezamenlijk brengen van een boodscl
is niet alleen tot heil der wereld, maar ook waardevol voor de kerk zelf".
Welke boodschap zouden zij samen te brengen hebben? En als nu de hoorder van dit drietal de conclusie trekt, dat in beginsel rooms en reformatorisch hetzelfde is en dat dus een huwelijk tussen een roomse en een protestant op geen principiële bezwaren mag stuiten, omdat in wezen in beide godsdiensten hetzelfde evangelie wordt gebracht, wat heeft men dan te zeggen? Zolang ik dus niet beter onderricht ben houd ik het er maar op, dat de roomsen , .vijanden zijn om des evangelies wil".
Waar ging het nu over? Colossenzen 1 : 24 kwam aan de orde. Daar lezen we; , , Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen der verdrukkingen van Christus voor zijn lichaam, hetwelk is de gemeente". Welk evangelie trekt de R.K. theoloog hier uit? Hij leest in dit vers het plaatsvervangend lijden van de heiligen, die er nog bij verdienen, wat Christus niet volbracht heeft. De tekst schijnt te spreken van een tekort, dat de Borg en Middelaar achter liet. Deze opvatting van de tekst hangt samen met een roomse leerstelling, die na de reformatie opkwam. Thomas van Aquino leerde nog, dat de „verdrukkingen van Christus" het lijden van de kerk zijn, waarvan Christus het Hoofd is. Doch na de reformatie werd het anders, Rome leert nu, dat de Heiland alleen deze zonden heeft verzoend, die vóór de Doop begaan zijn. De zonden daarna moeten verzoend worden door de boetedoening en aflaat. Hierbij komt de schat van de overtollige goede werken de zondaren te hulp. Die schat verzoent ook de zonden die de enkeling niet heeft kunnen boeten. Alzo is het werk van Christus niet volbracht, wat het verwerven der zaligheid betreft. Hij heeft slechts voor een gedeelte der zonden geleden.
Waar wordt dat in Gods Woord geleerd? Rome zegt in Col. 1 : 24: s dat waar? Is deze tekst alleen sterk genoeg om zo'n leerstelling te dragen? We gaan eerst de contekst bezien.
De apostel spreekt hier van zichzelf als van een dienaar van het evangelie, die daardoor autoriteit heeft cn naar wie de lezers van deze brief zeker moeten luisteren. Hij is immers een gezant van Christus en heeft volmacht om het evangelie te brengen, dat ook zij gelovig hebben aangenomen. Maar Paulus zit in de gevangenis. Hoe kan hij daar een dienaar van het evangelie zijn en de gemeente van Colosse dienen? Op deze vraag geeft vers 24 antwoord. Hij doet zijn dienst nu door voor hen met blijdschap te lijden.
Wat lijdt hij? De verdrukkingen van Christus. Nu eerst eens dat woordje verdrukking. Is hiermee bedoeld het borgtochtelijk lijden van de Heiland? Neen, dat woord wordt nimmer gebruikt voor het verzoenend lijden van Jezus. Het wordt wel gebruikt in het N. T., doch dan voor de druk en de benauwdheid, die ieder te proeven krijgt, die met Christus verbonden wordt. Jezus sprak: n deze wereld zult ge verdrukking hebben (Johannes 16 : 33). Paulus vermaande dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods (Hand. 14 : 22). In Thess. 3 : 3 lezen we: , opdat niemand bewogen worde in deze verdrukkingen. Want gij weet zelve, dat wij hiertoe aangesteld zijn".
Van deze verdrukkingen zegt nu Col. 1 : 24, dat zij het lijden van Christus zijn, dat nog niet ten volle vervuld is. Maar dat is dan niet het plaatsvervangend lijden tot verwerving van de zaligheid, doch het noodzakelijke lijden tot toepassing der genade.
Waarom heten zij verdrukkingen van Christus? Omdat zij de apostel om Christus, in en door de vervulling van zijn roeping overkomen.
Maar nu dat woord vervullen. De apostel schrijft: ik vervul. In het oorspronkelijke staat een woord antana plèroo dat betekent: plaatsvervangend vol-maken. Nog eens: wat moet er volgemaakt worden: het lijden dat een apostel en dienaar van Christus wedervaart en voorts elk christen, die het evangelie verkondigt. Bij de dienst van het evangelie behoort lijden. Wij verdienen er niets mee, doch het is noodzakelijk. Dit lijden is niet de grond der zaligheid, doch de weg naar de zaligheid. Het lijden van Christus is dus de volheid van druk, die de gemeente opgelegd is tussen de hemelvaart en de wederkomst van Christus.
Nog eens, dit moeten we goed weten, de verdrukking van Christus heeft geenbetrekking op het verzoenend sterven. Daarmee vervalt de hele roomse theorie. Het lijden van de apostel is geen aanvulling van de verzoenende betekenis van de dood van Jezus. Ten eerste is deze gedachte zakelijk in strijd met wat de apostel altijd weer predikt. De verzoening door de dood van Christus is af. Deze verzoening behoeft geen aanvulling door onze werken of verdiensten. Niet door de werken, opdat niemand roeme. Het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden, de gerechtigheid uit het geloof staat in een radicale tegenstelling tot de roem op onze werken. Uit de werken der wet •— en daaronder is alle verdienstelijk lijden mede-begrepen — zal geen vlees gerechtvaardigd worden voor God. Geen menselijke prestatie geeft recht op de gerechtigheid of op de zaligheid. De dood van Christus is een plaatsvervangend offer voor allen die van Christus zijn. Die allen, voor wie Hij gestorven is, gelden als gestorven. Het is wel zeer willekeurig als men de kracht van de dood van Christus beperkt tot de ongedoopte mens. De conclusie hieruit zou zijn: de doop zo lang mogelijk uitstellen.
Maar nu verder. De Heilige Schrift leidt de verzoening niet af van allerlei druk en moeite, die de Heere Jezus heeft ondergaan en die ook Zijn gemeente ondergaat. Het evangelie leidt de verzoening af alleen van de dood van Christus. Het bloed, het kruis, de dood des Heilands dat is de weg der verzoening. Niet allerlei andere verdrukking. Ik wil nog eens dit onderscheid stellen, dat er een verwerving der zaligheid is en een toepassing. In het stuk der verwerving kunnen wij mensen niet meedoen. Christus heeft de pers alleen getreden. Al de discipelen zijn gevlucht toen het er op aankwam, Petrus niet het minst. Waar zaten toen de heiligen? Zij hebben hun Heere en Meester in de steek gelaten of verloochend. De opvolger van Petrus heeft dat daarna nog veel kerei\ gedaan. Alleen, Petrus had berouw, de paus niet. Neen, er blijft geen ruimte over voor een verdienstelijk lijden van de mens. Dat lijden is volkomen volbracht. Maar de toepassing der genade vraagt lijden. Alleen in een weg van verdrukking kunnen wij tot bekering komen. Alleen door de smarten der wedergeboorte heen tot een nieuwe geboorte komen. En de gemeente moet verwachten, dat de wereld haar zal haten. De duivel heeft nog een kleine tijd en hij zoekt de gemeente Gods te vernielen. Paulus ondervindt deze verdrukking. En daarvan zegt hij nu, dat hij plaatsvervangend gevangen zit voor de gemeente van Colosse.
Nu moet men dit plaatsvervangend niet te zwaar belasten. Het wil niet zeggen, dat de apostel dit zo ondergaat, dat de gemeente het nu niet meer behoeft te ondergaan. Neen, dan is het meer, dat hij nu op zijn beurt de verdrukking draagt, die ru eenmaal de gemeente des Heeren moet lijden. Niet ieder krijgt evenveel, doch die weinig krijgt, heeft een plaatsvervanger voor hem, die veel druk krijgt. Dat zit er wel in. Gaat het de gemeente van Colosse goed, dan moeten zij wel weten, dat Paulus nu voor hen in de gevangenis zit. Hij is ook zo een dienaar der gemeente. Hij lijdt dit in zijn vlees. Hij bedoelt: in mijn aardse leven. Want laat niemand denken, dat dit beetje lijden zo erg is. Het lijden van de tegenwoordige tijd is niet te vergelijken met de heerlijkheid, die zal geopenbaard worden. Maar het lijden hoort er bij. , , De gemeente als het lichaam van Christus heeft een bepaalde maat van Christus' lijden te ondergaan. Paulus ziet het lijden, dat hij als enkeling te lijden heeft als een gewenste korting van de hoeveelheid lijden, die de gemeente is opgelegd" (Hauck).
Calvijn zegt, dat het wonderlijk is dat geen van de ouden op de gedachte is gekomen van deze merkwaardige uitleg, dat de heiligen verlossers zijn, doordat zij hun bloed voor de zonden vergieten. De ouden zeggen, dat de heiligen lijden om het geloof der kerk te bevestigen. De reformator van Genève sluit zich dan bij Augustinus aan, die schreef: , , Ofschoon wij, die broeders zijn, moeten sterven voor onze broeders, evenw r el is er geen druppel bloed van enige martelaar, dat is vergoten voor de vergeving der zonden. Dat heeft immers Christus voor ons gedaan en Hij heeft ons hierin niets gegeven om na te volgen".
Op een andere plaats: „Daar de Zoon van God, Zoon des mensen is gemaakt, opdat Hij ons kinderen Gods zou maken, zo is Hij alleen gestraft voor ons — zonder zonde — opdat wij door hem zonder verdienste de genade zouden verkrijgen, die ons niet verschuldigd is"
Een korte samenvatting: ol. 1 : 24 spreekt van een plaatsvervangend volmaken, en wel van de maat der eschatologische verdrukking die aan de gemeente is opgelegd in de niet mystieke, maar nuchter reële lotsgemeenschap met de Christus, die gegrond is in het sterven met Hem. Filipp. 3 : 10: ijn dood gelijkvormig wordende. (Delling). Dus wel deel aan het lijden van Christus, doch niet aan zijn verzoenend sterven.
D.
L. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juni 1960
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 juni 1960
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's