Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK DANIËL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK DANIËL

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(7)

UITLEG GEVRAAGD

Toen zeide de koning, dat men roepen zou de tovenaars en de sterrekijkers en de guichelaars, en de Chaldeën om de koning zijn dromen te kennen te geven; zij nu kwamen en stonden voor het aangezicht des konings.

En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd en mijn geest is ontsteld om die droom te weten.

Daniël 2 : 2—3.

We hebben de vorige keer gezien hoe koning Nebukadnezar een droom heeft gehad, die hem zeer heeft aangegrepen en waardoor hij erg bang geworden is. Hij beluisterde in die droom een boodschap van zijn goden en het was een verontrustende boodschap, hoewel hij er niet goed raad mee wist. En wat is een mens dan arm wanneer hij de weg niet weet naar de genadetroon Gods en wanneer hij zijn leven niet over kan geven in Gods hand. Daar zijn we immers alleen veilig en daar kunnen we rust vinden, maar ook daar alleen. Nebukadnezar weet echter niet van die God des levens, de Schepper en Onderhouder van alles wat is en leeft op aarde en in het ganse heelal. Wanneer deze God nu bezig is om de vastigheden onder hem weg te trekken, zoekt hij geen steun bij God, maar bij mensen.

Hier hebt ge de kwaal, die door de eeuwen heen dezelfde is gebleven. Ook wij leven in een ontredderde wereld, vol nood en ellende, vol donkerheid en duisternis. Ook ons moet wel menigmaal de schrik om het hart slaan. Het is duidelijk, dat de Heere een twist heeft met ons en met de ganse wereld. We zoeken naar vrede en rust, maar ze is hier niet te vinden. Maar hoe weinig wordt het beleden: Rust noch vrede wordt gevonden om zijn zonden, in mijn beend'ren dag en nacht... Want dan kunnen we vergeving gaan zoeken en genade bij God. Bij Hem is immers vergeving en verzoening in het bloed van de Heere Jezus Christus. Bij Hem is redding en eeuwig leven. Maar van nature zijn we blind voor onszelf en blind voor God.

Ook Nebukadnezar wendt zich in zijn

nood tot mensen. Hij heeft een verontrustende boodschap gekregen in zijn droom en nu moet menselijke wijsheid hem helpen. In de verlegenheid en onzekerheid en verwarring van het ogenblik heeft hij al zijn hoop gevestigd op de wijzen van zijn land: Toen zeide de koning, dat men toepen zou de tovenaars en de sterrenkijkers en de guichelaars en de Chaldeën om de koning zijn dromen te kennen te geven (vers 2a).

Vroeg in de morgen is het paleis van Nebukadnezar al in rep in roer. Nog eer het morgenrood de hemel kleurde werd er een bevel uitgevaardigd. Paleisdienaren snellen naar de woningen van de Chaldeën en de andere beoefenaars van de occulte wetenschap en zwarte kunst om hen op te roepen terstond naar het paleis van de koning te komen. En het doel van de samenkomst wordt erbij verteld. Het is om aan de koning zijn dromen te kennen te geven.

Zo is die morgen de gehele wetenschappelijke wereld van Babel bijeengekomen. In de eerste plaats worden hier genoemd de tovenaars. Het woord dat hier gebruikt wordt zou letterlijk kunnen worden vertaald met „mannen die met de griffel omgaan". Wij zouden spreken van mannen die met de pen kunnen omgaan. Dat zijn derhalve de geleerden van Babel, die zich vooral ook toelegden op de kennis van de oude babylonische wijsheid. Vervolgens wordt gesproken van de sterrekijkers, die we niet moeten aanzien voor mannen die verstand hebben van de sterren en van de taal die de sterren volgens sommigen spreken, maar waarmee mannen bedoeld worden van wie men meende, dat ze boze geesten konden uitdrijven. Tegenwoordig vertaalt men dan ook meestal deze twee groepen beoefenaars van de babylonische wetenschap met: geleerden en bezweerders. Verder worden hier genoemd de guichelaars en de chaldeën. Wij zouden de eerste tegenwoordig noemen de tovenaars, de mannen van de zwarte kunst, terwijl de chaldeën waarschijnlijk een bepaalde priesterklasse van wijzen zijn geweest.

We schudden misschien het hoofd over een koning die in dergelijke mensen zijn vertrouwen stelt. Maar de verlichte mensen van onze eeuw zijn niet veel wijzer. Hoeveel mensen gaan er niet naar waarzeggers en dergelijke mensen om zich de toekomst te laten voorspellen. En hoe uitdrukkelijk verbiedt de Heere dit in Zijn Woord. We mogen ons niet bezighouden met de verborgen dingen. Wij moeten bezig zijn met het geopenbaarde Woord Gods. We moeten ons door dat Woord laten leiden en daarbij vragen om de verlichting van de Heilige Geest.

Koning Nebukadnezar is echter niet wijzer. Hij roept al die zogenaamde wijze en geleerde mensen samen opdat hij meer zal weten van die verontrustende droom waardoor hij helemaal in de war is gebracht. En daar komen ze bij het paleis aan al die wijze mannen, die toch niet erg gerust zijn naar aanleiding van de boodschap die ze ontvingen. Ze waren immers samengeroepen om de koning zijn dromen te kennen te geven. En ze beluisterden in deze uitnodiging iets ongewoons. De tijd van samenkomst was al ongewoon. Maar ook het agendapunt. Het kan natuurlijk wezen, dat het alleen om de uitleg van de droom gaat, maar het kan ook iets anders betekenen. En dat zullen ze spoedig ervaren. Het bevel van de koning durven ze niet wederstreven. Snel begeven ze zich naar het paleis: Zij nu kwamen en stonden voor het aangezicht des konings (vers 2b).

Wanneer de wijzen samengekomen zijn komt de koning terstond tot zijn doel. Hij vertelt dat hij zo'n bange droom heeft gehad en dat hij er helemaal over in de war is en hij wil weten wat deze boodschap, die hem uit een andere wereld gezonden is, betekent: En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd en mijn geest is ontsteld om die droom te weten (vers 3).

Daar staat nu alle wijsheid die er in Babel gevonden wordt voor de koning. Maar wat is de wijsheid der mensen vergeleken bij de wijsheid Gods. De wijsheid der mensen zal immers vergaan. Maar 's Heeren raad zal bestaan in eeuwigheid. En daarom is het beter als we om redding wensen, te vluchten tot des Heeren macht, dan dat men ooit vertrouwt op mensen of zelfs van prinsen hulp verwacht. Hier staan de prinsen van de wetenschap voor de koning. Eigenlijk twijfelt hij er al aan of ze hem wel kunnen helpen. En straks wordt die twijfel ook zekerheid.

Zo zullen we allen moeten leren, dat mensen ons niet kunnen helpen, opdat we onze toevlucht zullen nemen tot de Heere God. Hij kan ons helpen in de grootste nood en in de diepste ellende. Hij heeft zijn Zoon gegeven tot redding en behoudenis van zondaren. En zijn naarn wordt genoemd Raad. Bij hem is raad in onze radeloosheid. Hij wijst ons de weg die we gaan zullen en Hij leidt ons op die weg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 september 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET BOEK DANIËL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 september 1960

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's