Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kenmerken van het ware geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kenmerken van het ware geloof

11 minuten leestijd

Het is een kort vraagje, dat voor mij ligt. Gods Woord zegt: „Onderzoekt u-zelveü of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven". Maar zegt de vrager, waaraan kan nu vastgesteld worden of i'k in het geloof ben?

Dat is een redelijke vraag. De apostel geeft trouwens zelf een maatstaf. Hij vervolgt in 2 Cor. 13:5: Of kent gij uzelven niet. dat Jezus Christus in u is." Dus als wij van onszelf weten, dat Jezus Christus in ons is, dan weten we ook, dat wij het ware geloof beoefenen. Dat is ook wel duidelijk, want geloven is: hristus omhelzen. De apostel Petrus schrijft in 1 Petrus 2 : 7: , U dan die gelooft, is Hij dierbaar". Daar hebt ge hetzelfde kenmerk.

Wij gaan daarom vragen, wat er de kenmerken van zijn, dat wij geloven of dat Jezus ons dierbaar is. Dan is het misschien wel goed. eerst aan een ander bijbels kenmerk te herinneren. De Bergrede beschrijft gelovigen als armen van geest, die treuren en geleerd hebben te hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. De ware gelovige is niet als de Farizeeër, maar wel als de ootmoedige tollenaar. De gelovigen uit Handelingen 2 worden eerst verslagen in hun harten. Als wij hiervan uitgaan, wat zijn dan de kenmerken van het ware geloof?

Om met de tollenaar en de 3000 van de Pinksterdag te beginnen: het eerste kenmerk is droefheid over de zonde. Onderzoek uzelf of ge over uw zonde bedroefd zijt geworden. Dus niet een droefheid over de straf, maar over de zonde. Dat is het wat de Heilige Geest werkt. Het is immers bekend, dat Gods Geest het ware geloof werkt. Welnu, dan is zijn eerste werk om plaats te maken voor dat geloof. Calvijn zou zeggen, dat de zondaar bekwaam gemaakt moet worden voor Christus. Dit heeft dus ieder te onderzoeken of hij de zonde heeft leren haten. Dat kan op een bepaalde tijd begonnen zijn, maar dat is de hoofdzaak niet. De hoofdzaak is of er in uw leven is gekomen een haat tegen en een droefheid over de zonde. Dat kan ieder nagaan. Die haat werkt een gedurige strijd. Zij werkt ook een

begeerte, dat de zonde met wortel en tak uitgeroeid zou worden. Als Jezus dierbaar is geworden, hebben wij eerst klaar en gevoelig onze ellende-staat leren kennen.

Dat is het eerste. Maar er is ook een tweede. Als Jezus ons dierbaar is, hebben wij ook de volstrekte noodzakelijkheid van Hem gezien bij het licht des Geestes. Het eerste wat God schiep was licht. Dat was bij de schepping. Zo is het ook bij de herschepping. En in dat licht krijgt de uitverkorene te zien: de algenoegzaamheid Gods, eigen onmacht, diepte van ellende, grote onwaardigheid. Laat ieder nagaan of hij deze zaken bij zichzelf gevonden heeft. Men staat er wel eens van te kijken hoe ongeleerde mensen zo duidelijk van zulke zaken weten te spreken. Hoe komt dat? Zij zijn van God geleerd. En waarom is het nodig, dat wij onze ellende leren kennen en de noodzakelijkheid van de Zaligmaker? Omdat niemand een zaak of persoon zal gaan begeren, waarvan hij de waarde of de noodzaak niet heeft ingezien. De blinde riep: Heere Jezus, ontferm u mijner. Hij had last van zijn blindheid en zag hulp in Jezus.

Zo moeten wij de nood van onze zonden zien, Dat is geen kwestie van zwaarmoedigheid. Het is ook niet vanwege de de schrik voor de verdoemenis alleen, gaat ook niet over de schande van de zonde of een wroeging over de gevolgen. Het is evenmin een droefheid alleen over de uiterlijke daden. Er zit meer achter. De rechte droefheid gaat ook over ogenschijnlijk geringe zaken. Zij gaat over het nalaten van het goede, over geringe liefde, over allerlei gedachten en tekortkomingen, over de onmacht om het beter te maken. Het wordt zo'n overvloed van droefheid en ellende.

Sommige mensen menen, dat men geen kennis van ellende behoeft te hebben en geen droefheid over de zonde, voordat men Jezus aanneemt. Ze zeggen, dat men Hem aan moet nemen vanwege zijn heerlijkheid en dierbaarheid, zonder dat men weet en gevoelt, dat men deze voor zichzelf nodig heeft. Ik geloof, dat hier iets niet klopt. Ik ben ook overtuigd, dat de heerlijkheid en dierbaarheid van de Christus niet recht gezien kunnen worden dan door mensen, die hun ellende op een gevoelige wijze hebben geleerd. Natuurlijk kan men met vermaak over Jezus horen of lezen, zoals men over helden leest. Maar als men niet weet van de eigen diepe val. van de persoonlijke verlorenheid en van de nood der ziel. zal men Jezus niet begeren tot eigen Zaligmaker. De dapperste veldheer met het sterkste leger kan ons boeien door zijn heldendaden. Maar wij zuilen hem met zijn leger niet te hulp roepen als wij niet door vijanden ernstig worden geplaagd.

En al heeft nu iemand nog zoveel bewondering voor Jezus, hij zal Hem nooit als Koning, Profeet en Priester aannemen, of hij moet een man van Matth. 11 : 28 zijn: en vermoeide en belaste. Laat nu elk dit bij zichzelf nagaan of hij ooit zijn zonde en ellende heeft leren kennen, en of Jezus hem in die weg dierbaar is geworden?

Het is zo eenvoudig. Als iemand nu bemerkt, dat hij niet weet wat het is het moeilijk te hebben vanwege de nare gesteldheid van zijn hart, vanwege die ellendige geneigdheid tot alle kwaad, vanwege clie diepe verdorvenheid, laat hij God bidden om ontdekkend licht. Doch er is nog wat. Die tot het geloof is gekomen. werd eerst een Jezus zoeker. Er kwam een tijd in zijn leven, dat hij begon te zien, dat de zaligheid in Christus is. Dan begint het hele hart uit te gaan en uit te zien naar de Heere Jezus.

Ik zeg het nog eens, het is zo eenvoudig. Men tracht dan niet meer zijn eigen gerechtigheid op te richten, maar weet dat dit onmogelijk is. Van deze boom geen vrucht meer in der eeuwigheid. Doch nu komen er onderhandelingen met de Zoon des Vaders. Dan is eerst nodig, dat de Middelaar Gods ons voor ogen gesteld wordt. Ga dan eens na in uw leven hoe dat gegaan is. Was het een preek, was het een Schrif tv/oord, waarin Christus duidelijk voor kwam? Weet u het niet meer of het een bepaalde gebeurtenis was. doch is de Heere Jezus u al meer gepast en dierbaar voorgekomen? Dat moet ge zo eens nagaan of er in uw ziel een betrekking op Hem gekomen is. Als God de Vader de Middelaar voor ogen stelt, krijgt de zondaar honger en'dorst naar Jezus Christus. Dan bidt hij veel om de openbaring van Zijn gewilligheid. Dan roept hij om de Christus en om het geloof in Hem. Och, zegt de zondaar, dat ik de Uwe was en Gij de mijne. Hij wil de Heere Jezus in het hart hebben. Onder deze werkzaamheden ziet hij hoe langer hoe meer heerlijkheid in Jezus Christus. Alles wat aan Hem is wordt zeer begeerlijk. Soms is het alsof de Heiland zeer nabij is. Een andere keer is het weer verder af. Zij hongeren en dorsten naar Hem. Dat is een duidelijke toestand. U hebt dan gezien dat er nergens voor u redding is. Maar Christus is een sterke toren. De belaste en beladen zondaar mag daarheen vluchten. Hieruit ontstaat in de ziel die hartelijke begeerte naar Christus, dat hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Het gaat niet om de zaligheid of om zo iets, maar om de Persoon.

Als nu iemand weten wil of hij Christus Jezus op de juiste wijze kent, moet hij zichzelf afvragen of hij Jezus met zijn verstand dan wel met zijn hart heeft leren kennen. In het laatste geval is er een groot en diep gevoel bijgekomen. Maar het blijft niet bij vragen en zoeken en hongeren en dorsten. Als Jezus on.s dierbaar is hebben we de hand des geloofs op Hem gelegd. De ware gelovigen nemen de Heere Jezus aan. Maar dan hebben zij voordien ondervonden, dat zij in zichzelf volkomen machteloos waren om te geloven. Dat is dan ook hun bidden en smeken geweest om van de Heere het geloof te ontvangen. In die weg kregen zij wat vrijmoedigheid om Hem ook voor zichzelf te mijnen. De Heere liet hen in Zijn Woord zien voor wie de Heere Jezus gekomen is. Het geloof rust op het Woord, vergeet dat niet. De Heilige Geest opent ons hart voor het Woord en het Woord voor ons hart. Dan smelt het hart des zondaars wel eens weg onder de krachtige aanbiedingen der genade. Laat ieder, die zijn geloof onderzoekt of tenminste zichzelf of hij geloof heeft, nagaan hoe hij tot Jezus gekomen is. De ene dag mocht hij het misschien geloven, doch de andere dag was het weer donker. Dat geeft niet. De zonden staan dikwijls in de weg en daarom wordt het zo dikwijls en zo spoedig weer donker ook na ontvangen genade.

Zo heeft elke gelovige gekend een komen tot Christus. Zij komen met belijdenis van schuld en in grote onwaardigheid. Zij leggen de hand op Hem. Zij vragen of het mag. Of de Heere Jezus hen hebben wil, zo zondig en schuldig als ze zijn. Met al hun gebrek en jammer en ellende vluchten zij Sodom uit naar dit Zoar der behoudenis. De mens geeft zich over. Hij biedt zich aan. Hij voelt telkens weer de kracht der zonde. Doch er ligt een vast besluit om tot Christus te komen en bij Hem te blijven. Buiten Hem vinden deze zoekers nergens rust. Daarom is hun leven en denken met al hun zonden en afwijkingen toch één groot verlangen naar de Borg en Zaligmaker. Het is één oneindig groot zoeken en kloppen en bidden en strijden en aangrijpen en zuchten en roepen. Zij kunnen Hem niet missen.

En nu is het de vraag maar wie dat kent. Het is een toestand, die aan een gelovige bekend is. En dan gaat het niet om de goederen. Maar het gaat in de eerste plaats om .de Persoon zelf. Daar is in hun ziel een onverzadelijke begeerte om Hem te krijgen. En zo vallen zij op een of andere dag Jezus in de armen. Zij kunnen niet anders meer. De Heere Jezus neemt ze over. Zij voelen zich overreed en overmocht. Ht is geen daad van henzelf, maar de Heere komt naar hen toe en daar gaan ze nu. Zij kiezen deze gekruiste Christus tot hun deel en goed. Op dat ogenblik worden zij overreed van de gewilligheid des Heeren. Zij geven zich over voor tijd en eeuwigheid. Dit nu moet elk, die meent het geloof te hebben, bij zichzelf onderzoeken of hij de Heere Jezus heeft aangenomen met alle kruisen en moeiten, die er aan de dienst van Christus verbonden zijn. Het gaat net als met Mozes. Hij verkoos liever met het volk Gods kwalijk behandeld te worden dan de schatten van Egypte te hebben.

Doch daarna, hoe gaat het dan? De ouden zeiden: Welkom in de strijd. Het geloof wordt enigszins gekend aan de vruchten. De Catechismus spreekt er van, dat wij goede werken moeten doen om van het geloof van ons geloof zeker te zijn. Dat is ook de begeerte der gelovigen. Zij willen aan Christus gelijkvormig wezen.

En dan is er nog dit voorname stuk. Als iemand waarlijk de Heere Jezus heeft aangenomen, is dat gemakkelijk te kennen of het echt was. Wie Hem in oprechtheid heeft aangenomen, wil al meer

van Hem hebben. Hij is niet tevreden met de zaligheid of met de vergeving van zonden, hij wil ook de heiligmaking in Christus ontvangen. Doch dit ene is nog belangrijker. Hij zoekt de gemeenschap met Hem dieper en inniger te smaken. Als de Christus zich verbergt en het geloof is een waar geloof, dan schreit het hart van de gelovige naar Hem. Zij jagen er naar om in de gemeenschap met de Heere Jezus toe te nemen. In zichzelf worden zij gebrekkiger, armer, schuldiger, doch daarom wordt de Christus hen meer waard.

Dan is er nog wat. Waaraan kan men de gelovige kennen en op welk punt heeft men zichzelf te onderzoeken? Of men veel gebruik van de Heere Jezus maakt. Wie de weg tot Hem gevonden heeft, zoekt elke dag een schuilplaats in zijn bloed. Maar de Christus heeft geen zaak in vergeving, waar we even de schuld zoeken te vereffenen. Gods volk zoekt altijd weer de Persoon. De godsdienst maakt er een zaak van, de bekeerde zoekt de persoonlijke omgang met de Heere. Wie deze dingen bij zichzelf bevindt mag geloven, dat zijn geloof oprecht is. Voorts is er voor alle zoekers en ellendigen nog altijd dezelfde Christus, die roept om tot Hem te komen. Hij laat geen bidder staan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De kenmerken van het ware geloof

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's