Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TRIUMF DER GENADE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TRIUMF DER GENADE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

En hij zeide tot Jezus: Heere! gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.

En Jezus zeide tot hem: Voorwaar zeg lk u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn.

Lucas 23 : 42 en 43.

De moordenaar naast de Heere Jezus, die zich biddend tot Hem wendt, heeft door Gods genade kennis gekregen aan tweeërlei ontdekking. Allereerst is deze zondaar niet vreemd gebleven van het eerste stuk, dat, zoals onze Heidelbergse Catechismus ons leert op grond van Gods Woord, nodig is te weten, opdat wij in de enige troost zaliglijk leven en sterven mogen. En dat eerste stuk is, zoals wij van onze jeugd af behoren te weten: „Hoe groot mijn zonden en ellende zijn." Daaraan werd de moordenaar ontdekt, toen hij daar naast de Heere Jezus hing. Hij hing daar door de vrije gunste Gods als een verbrokene van hart en een verslagene van geest.

Daar op Golgotha, daar waren en werkten met al hun macht de geesten uit de hel, de duivel en zijn trawanten. Duidelijk blijkt dit in de verschrikkelijke vijandschap, 'die daar tot openbaring kwam, en in de duivelse spot, die daar over de lippen kwam. Het was heel ontzettend. O, welk een diepte van lijden is dat voor de lijdende Verlosser geweest. Zwaar was de strijd, die Hij op Golgotha te strijden had, zouden vijanden worden tot liefhebbers, en spotters tot Zijn getuigen, en tot aanroepers van die enige Naam, die onder de hemel gegeven is, door welke wij alleen zalig kunnen worden.

Dit wonder kan alleen geschieden door de genade van de Heere Jezus Christus, Die arm is geworden, daar Hij rijk was, opdat zondaren, opdat zelfs moordenaars, door Zijn armoede rijk zouden worden. En die genade is, zoals Bunyan het in zijn bekeringsgeschiedenis beschrijft, overvloeiende, en Paulus wist daar ook van, voor de voornaamste der zondaren.

Voor dat grote wonder, voor die machtige verandering, is nodig het onwederstandelijke werk van de Heilige Geest, het werk namelijk van wedergeboorte en bekering.

Op Golgotha was niet alleen de duivel, de boze geest uit de afgrond, met zijn trawanten aan het werk. Neen! daar werkte ook, en wel overwinnend in de triomf der genade, de Heilige Geest. O, welk een wondervolle plaats is toch die kruisheuvel, waar de Borg werd gemaakt tot zonde en tot een vloek! Daar werd een ontroerende strijd gestreden tussen de vorst der duisternis en de Vorst des lichts. Daar komt al in de bekering van de moordenaar uit de triomf der genade, als vrucht van de triomf van de lijdende en strijdende Verlosser, Die toch het geweld van de duivel verbreekt, zoals het zonneklaar tot openbaring zou komen in de heerlijke triomfkreet: „Het is volbracht!"

Op Golgotha daar mogen wij onder de leiding van Gods Woord en Geest getuigen zijn van de triomf der genade in voorwerpelijke zin in het volbrachte borgtochtelijke werk van de volkomen Zaligmaker. Hij heeft de duivel de kop vermorzeld.

Maar op Golgotha mag ook worden aanschouwd de triomf der genade in onderwerpelijke zin, in het hart van een zondaar, die gebracht werd door de kracht van de genade van de Heere Jezus Christus en door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest, tot de wedergeboorte en de bekering. In die weg kreeg hij ook deel aan een heerlijke en rijke ontdekking, namelijk de ontdekking, de openbaring van de Heere Jezus in Zijn noodzakelijkheid, onmisbaarheid, gepastheid en dierbaarheid. Zo leerde hij tot de lijdende Verlosser de toevlucht te nemen. Zo werd hij getroost met de zoete vertroostingen van de Heilige Geest, de andere Trooster, Die de Christus voor hem verheerlijkte door alles uit Zijn volheid te nemen, en het aan deze waarlijk ontdekte zondaar te verkondigen.

In deze weg werd deze verbrokene van hart en verslagene van geest vanwege zijn zonde en ellende en schuld een belijder en een bidder, die veel mocht zien door Goddelijke openbaring, bij het licht van de Heilige Geest, van wat er voor zondaren in de Christus te vinden is.

Hoor deze gelukkige ongelukkige maar biddend smeken: „Heere! gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn."

O, welk een inzicht, en welk een vast, welverzekerd geloof ontving deze dubbel ontdekte zondaar in de onmisbaarheid, in de rijkdom, in de heerlijkheid, in de almacht van de Heere Jezus Christus! Hij heeft geen enkele verwachting van zichzelf. Hij is een verlorene. Hij is een dooden doemschuldige. Hij verwacht alles alleen van de lijdende en strijdende Verlosser. Die kan hem helpen en redden. Die kan hem gelukkig maken, ook al zijn zijn zonden en ellende onuitsprekelijk vele en groot. Welk een wonder van Gods genade en almacht, dat een zondaar zelf hangende aan een kruis, in zijn medekruiseling, zonder gedaante of heerlijkheid, door dit alles heen rnag zien: de Heere, de Messiaskoning, gekomen, lijdende en strijdende, om zondaren zalig te maken door ze weer tot God terug te brengen en met de heilige en rechtvaardige God te verzoenen. Hij mag geloven, als het de Heere behaagt hem te gedenken in genade, dat hij dan zalig zal worden, een onderdaan van Koning Jezus, aangeraakt met de scepter van Zijn genade.

Ja, mijn lezer, die mensen, die zondaren, al zijn het ook de voornaamste der zondaren, worden waarlijk zalig. Er is alle reden, om jaloers op ze te zijn. Gelukkig degenen, die met de moordenaar aan het kruis leren belijden en bidden, als gans verlorenen in zichzelf: „Heere! gedenk mijner. Raak ook mij aan met Uw genadescepter. Maak mij tot een van Uw onderdanen, opdat ik alzo behoren moge tot Uw volk, dat zeer gewillig is op de dag van Uw heirkracht."

Het gebed van een schuldige, verbroken zondaar, roepende uit diepten van ellende, blijft zeker niet zonder antwoord. De lijdende en strijdende Borg van arme zondaren heeft de hoon en de spot van Zijn vijanden geen antwoord waardig gekeurd, al was wel Zijn zwijgend verdragen en lijden zeer veelzeggend en wel-

sprekend. Maar als er een zondaar is, die smekingen spreekt, dan krijgt zulk een ter bekwamer tijd een bemoedigend, een vertroostend antwoord. De moordenaar op Golgotha kreeg dit heerlijke antwoord, vol van de triomf der genade: „Voorwaar zeg Ik u: heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn."

Arme bedelaars, die met een ledige hand en met een ledig hart tot de lijdende Verlosser de toevlucht moogt nemen door de ontdekkende kracht van de Heilige Geest, het antwoord komt niet altijd zo spoedig als hier op Golgotha. Maar hier was ook het water tot aan de lippen gekomen. Tijd en wijze van antwoorden moeten wij overlaten aan de wijsheid van de Zaligmaker. Doch, zielen in nood krijgen antwoord. Zo Hij vertoeft, verbeidt Hem; Hij zal gewisselijk komen." Denk maar aan die heidense vrouw, die zo lang moest aanhouden, schijnbaar zelfs werd afgewezen, maar de uitkomst, de hulp kwam tenslotte op heerlijke wijze. Wat is dat al menigmaal ondervonden. Misschien ook door u, mijn lezer? O, wat is dat een rijke tijd, waarin een bidder antwoord mag ontvangen. Dan mogen wij wel zingen:

Maar, trouwe God, Gij zijt Het schild, dat mij bevrijdt, Mijn eer, mijn vast betrouwen; Op U vest ik het oog; Gij heft mijn hoofd omhoog En doet m' Uw gunst aanschouwen. 'k Riep God niet vrucht'loos aan, Hij wil mij niet versmaan In al mijn tegenheden; Hij zdg van Zion neer, De woonplaats van Zijn eer En hoorde mijn gebeden.

Welk een vreugde zal het ook geweest zijn in het verbroken hart van de moordenaar aan het kruis, toen Gods genade op zulk een wondervolle wijze aan en in hem verheerlijkt werd, toen hij op zijn ootmoedig smeekgebed: „Heere. gedenk mijner", ten antwoord mocht ontvangen een belofte, zo vol van de triomf der genade: „Voorwaar zeg Ik u: heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn." — Dat is een antwoord, dat de Christus verheerlijkt, Die machtig is om te doen, boven al wat wij bidden en denken. Dat is een antwoord, dat ons bepaalt bij de rijke vrucht van al dat lijden en strijden, en sterven van de Zaligmaker. Hier zien wij iets van de vreugde, die Hem voorgesteld was, nl. de volkomen voldoening aan de gerechtigheid Gods, en de redding van zondaren door de triomf der genade, waarvoor de Borg Zijn borgtochtelijk werk tot het eiii«de toe heeft volbracht, waarvoor Hij het kruis heeft verdragen en schande veracht. Het tarwegraan, dat in de aarde valt, en sterft, draagt veel vrucht. Dat werd hier al in een heerlijk voorbeeld geopenbaard.

De Heere laat geen bidder staan. Och, dat dit ons dringen moge tot volharden in het gebed. De moordenaar aan het kruis heeft het ervaren. Hij ontvangt een rijke belofte, die de barmhartige Hogepriester bevestigt met Zijn indrukwekkend: „Voorwaar, Amen, het zal waar en zeker zijn." Ja, op een belofte, die wij van de Heere ontvangen, kunnen wij aan. Wij mogen er ons in verblijden, en er op pleiten in ons gebed. Een zegen is het er mee werkzaam te mogen zijn in de binnenkamer.

En wat belooft de getrouwe Zaligmaker nu als vrucht van Zijn borgtochtelijk lijden en sterven? - — Als hemelse muziek klinkt het de biddende moordenaar in de oren: „Voorwaar zeg Ik u: heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn."

„Heden" — geen vagevuur zelfs. De genade van de Heere Jezus Christus, de gereedmaking door de Heilige Geest, is zelfs de voornaamste der zondaren genoeg, volkomen genoeg.

Delend in die genade van Christus door God de Heilige Geest gereed gemaakt, worden wij binnengeleid in het hemelse Paradijs: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn." Het Paradijs op aarde is verloren, doordat wij in onze eerste voorouders, Adam en Eva, van God zijn afgevallen, en de duivel toegevallen.

Ach, wat al ellende heeft de zonde op deze aarde over het ganse menseijke geslacht gebracht! En al ons zoeken naar een Paradijs op aarde is tot mislukken gedoemd. Maar als wij door Gods Woord en Geest onze zonde en ellende leren kennen, als wij door het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, gereinigd worden van al onze zonden, dan is er toch weer een herwonnen Paradijs, herwonnen door het volbrachte verlossingswerk van de lijdende Borg. Hij heeft dat hemelse Paradijs verworven voor allen, die in Hem mogen geloven.

In dat Paradijs dringt geen zonde en geen duivel door. Daar zal de verloste en gezaligde zondaar alles te boven zijn, alle zonde, alle verzoeking, en dus ook alle strijd, en alle ellende, in welke vorm dan ook. Het is geen wonder, dat de Psalmist er reeds van mocht zingen:

De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren, O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.

En het allerheerlijkste van dat Paradijs is wel, dat de Heere Jezus belooft: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn." „Met Mij", wat is dat groot! De apostel Paulus zegt er van: „Ontbonden te worden, en met Christus te zijn, is zeer verre het beste." Zalig vooruitzicht, o volk van God, met Hem te zijn, Wiens eigendom gij zijt geworden naar lichaam en ziel, in leven en sterven, Die met Zijn dierbaar bloed voor al uw zonden volkomen heeft betaald, en u uit alle geweld des duivels heeft verlost, en Die u eens binnenleidt in het hemels Paradijs. Daar is geen val in zonde mogelijk. Daar zal geen nacht zijn. Daar is het een eeuwige gemeenschap met Christus, en met de Vader, en de Heilige Geest, en met de engelen, de gezaligden, waaronder zich ook bevindt de geredde moordenaar van Golgotha.

Wat is de triomf der genade toch wonderlijk groot! Wat is het lijden en sterven van Christus toch rijk aan vrucht. Wel mag het zijn in het hart van allen, die er in mogen delen naar Gods eeuwig welbehagen: „Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke Gave!"

Het geloof van de moordenaar is na dit kruiswoord nog wel zeer op de proef gesteld. Maar, ook hem gold het woord van de Heiland tot Petrus: „Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude."

Wat is het toch ontzettend, mijn lezer, als wij op zo grote zaligheid geen acht nemen! Hoe zullen wij dan ontvlieden? Verhard u niet, maar laat u leiden. Is het gebed van de moordenaar het onze reeds geworden? Is het al: „Heere, gedenk mijner!"

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE TRIUMF DER GENADE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 maart 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's