Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CORRESPONDENTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CORRESPONDENTIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

M. v. H. te A. U zou graag een „bevredigende" verklaring hebben van „het beest dat uit de zee opkomt" en „het beest dat uit de aarde opkomt", waarover gesproken wordt in Openbaring 13. In dit hoofdstuk begint de tekening van het antichristelijke rijk, dat de gehele aarde zal beheersen. Dat rijk zal uiteindelijk wel vernietigd w r orden, maar het zal veel nood en moeite en verdriet brengen aan de kerk des Heeren. Dat anti-christelijk rijk zal opkomen uit de onstuimige zee van het wereldgebeuren. Daarom spreekt Johannes eerst van het beest dat uit de zee opkomt. Wanneer we dan vervolgens zien hoe dat beest ons voor ogen geschilderd wordt, komen we voor allerlei moeilijke vragen te staan. Eén ding staat echter vast: het is een „beest" dat Johannes uit de zee ziet opkomen. Dat betekent in alle geval dit, dat het menselijk en antichristelijk rijk dat tot openbaring zal komen, een „beesachtig" karakter draagt. Het beest wordt dan getekend in felle kleuren, die herinneren aan de draak uit het twaalfde hoofdstuk. Dat antichristelijk rijk zal dan ook duidelijk worden geïnspireerd door de duivel. Het beeld dat hier gebruikt wordt wekt verder ook herinneringen aan Daniël 7. Hier komen achtereenvolgens vier dieren uit de onstuimige oceaan op. Daarin worden ons verschillende wereldrijken getekend, die altijd iets van een anti-christelijk karakter hebben. Maar hier in Openbaring 13 is het één beest, dat de trekken van die vier dieren uit Daniël 7 in zich verenigt. Het is tenslotte één wereldrijk, dat al zijn krachten zal verheffen tegen God en zijn Gezalfde. En de dictator die dit wereldrijk zal beheersen, zal daarin voorgaan. Het zal een ontzettend moeilijke tijd worden voor Gods kerk. Niemand zal zich dan nog met de gelovigen durven inlaten. Heel de wereld zal immers het „beest" aanbidden. Toch zal de Heere ook in die dagen nog een volk hebben, een overblijfsel naar de verkiezing. Hun namen staan geschreven in het boek des levens des Lams. Ze zijn volgelingen van het Lam, dat geslacht is van de grondlegging der wereld. Ze worden vastgehouden door hun Heere en Koning, die hen tegen alle vijanden beschut en bewaart.

Vervolgens spreekt Johannes dan van „het beest dat uit de aarde opkomt". In dat anti-christelijk rijk, dat macht gekregen heeft om zelfs tegen Gods

kinderen te woeden — de Heere laat tijdelijk de vervolging van zijn kerk door dat beest toe — zal ook een valse profeet opstaan, een beest uit de aarde. Dit beest is geen koning, maar hij zal de dictator van het anti-christelijk rijk bijstaan als een soort minister van propaganda. Hij is de grote vertrouwde vriend van de dictator en hij maakt diens naam groot. Deze profeet is van aardse oorsprong, hij komt uit de aarde op. Hij komt soms in de gedaante van het Lam en daarom is hij zo gevaarlijk. Laat men echter weten dat hij niet komt uit naam van God. Het is zijn bedoeling om de dienst van God uit te roeien. Voor Gods kerk zal het nog moeilijker worden om de naam des Heeren te belijden. Want men moet om te kunnen leven het merkteken van het beest dragen. Men moet met andere woorden naar de stem van deze valse profeet horen. Toch is het beest niet oppermachtig. Het getal van het beest is 666. Het getal zes is in de getallensymboliek van de oudheid het getal van het binnen menselijk vermogen begrensde. Dat mag de troost zijn voor Gods kerk in dergelijke bange tijden. De satan mag wel grote macht oefenen door middel van het beest, het blijft een macht begrensd door het menselijk kunnen. Daarboven staat de macht Gods en zijn getal is zeven. De satan moet zijn werk afsluiten bij het getal zes, maar zeven is het hemels getal, het eeuwige getal. Daarom zal de kerk van God blijven bestaan in de grootste nood en in de felste vervolging, zoals ook duidelijk gesteld wordt aan het begin van Openbaring 14.

Het zijn slechts enkele aanwijzingen die ik heb kunnen geven voor een goede verklaring van Openbaring 13. Er zouden verschillende artikelen nodig zijn om alles eens nader te bezien. Maar ik hoop u toch hiermee enigszins te hebben geholpen.

H. P. te Z. LI vraagt of er voor de zondvloed reeds een regenboog is geweest. Deze vraag is naar voren gekomen bij een bespreking van Genesis 9, waar de Heere immers aan Noach de regenboog aanwijst als een teken des verbonds, dat de Heere gemaakt heeft en waarin Hij gesteld heeft, dat de aarde niet meer door een watervloed zal worden verdorven als in de dagen van Noach. Er zijn altijd schriftverklaarders geweest, die van mening waren, dat de regenboog toen voor het eerst werd gezien. Anderen menen echter •— en onder hen is ook Calvijn — dat de regenboog er reeds vroeger was, maar dat hij na de zondvloed pas tot een teken is gesteld geworden. Het is wel erg moeilijk om hier een keuze te doen. Er zijn mensen die menen dat het voor de zondvloed niet geregend heeft op aarde en dat er derhalve geen wolken en dus ook geen regenboog geweest zijn. Voor de zondvloed zou de aarde dan bij haar eigen fonteinen hebben geleefd en de dauw die neerviel zou voldoende geweest zijn om de bodem vruchtbaarheid te geven. Dan zou de regenboog dus iets heel nieuws zijn geweest en van God zijn gegeven tot een teken van zijn verbond. Ik voor mij wil mij echter maar liever aansluiten bij Calvijn en bij de Kanttekenaren bij onze Statenvertaling, die ervan uitgaan, dat er voor de zondvloed ook wel wolken en regen en een regenboog zijn geweest, terwijl de Heere dan later die regenboog heeft aangewezen tot een teken van zijn verbond, opdat de mens zich des te vaster op Hem zou verlaten.

H. L. te Z. Natuurlijk is er veel in onze kerk, waardoor we voor de vraag gesteld worden of we dat nu wel voor onze verantwoording kunnen nemen. Maar laten we niet vergeten, dat we niet verantwoordelijk zijn voor dingen, waar we het niet mee eens zijn en waartegen we een duidelijk protest laten horen. De profeten verlieten destijds het oude volk Israël ook niet, hoewel er vele misstanden waren. Ze getuigden echter tegen die misstanden. En dat is onze taak en roeping. We hebben onze kerk er op te wijzen dat ze naar Gods Woord heeft te leven. Daarbij mogen we natuurlijk nimmer vanuit de hoogte spreken. Want we moeten gevoelen, dat het verval er is omdat ook wij zoveel tekort schieten en zo dikwijls overtreden. Met andere woorden: we zullen ons mede schuldig moeten voelen aan het verval van het kerkelijk en geestelijk leven van onze tijd. Dan zullen we ook kunnen getuigen vanuit ons hart tegen de geest van deze tijd en vanuit deze nood ook kunnen oproepen tot waarachtige bekering.

Redactie.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

CORRESPONDENTIE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 maart 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's