Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Harten vervuld met de Heilige Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Harten vervuld met de Heilige Geest

11 minuten leestijd

En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid.

Handelingen 4:31.

„En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen." Dat feit, evenals dat in de kerker van Filippi, zegt het ons duidelijk en met kracht, dat wij mogen geloven, dat er zijn „kennelijk verhoorde gebeden", en dat wij daarover tot onze bemoediging mogen preken en spreken.

Misschien hebben wij dit in eigen leven wel eens mogen ervaren? O, wat is dat groot, als wij de hoge God, heilig en rechtvaardig, mogen ontmoeten op onze weg door het moerbeidal, het tranendal, waarin Hij tot een Fontein wordt gesteld, of door het dal Achor, het dal van bange beroering, dat Hij geeft tot een deur der hope, als wij God dus in Christus mogen ontmoeten als de grote Hoorder van het gebed!

Op het gebed, vrucht van de Geest der genade en der gebeden, geeft de Heere, zoals wij de vorige week mochten eindigen: Bewogen plaatsen, bewogen harten, bewogen gezinnen, bewogen gemeenten, bewogen gezelschappen.

En in die bewogenheid van Boven, diep in het hart, mag wel eens gezongen worden:

De lofzang klimt uit Sions zalen

Tot U, met stil ontzag; Daar zal men U, o God, betalen,

Geloften, dag bij dag. Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,

O Hoorder der gebeên, Dies zullen allerlei geslachten

Ootmoedig tot U treên.

Van zulk een bewogen hart, bewogen nu door de Geest der ontdekking, spreekt ons ook de 38ste Psalm, waar een nu reeds voor Gods troon juichende zuster in Utrecht zo in heeft geleefd. Ik noem nu alleen het laatste vers:

Heer', ik voel mijn krachten wijken

En bezwijken; Haast U tot mijn hulp, en red,

Red mij, Schutsheer, God der goden,

Troost in noden, Grote Hoorder van 't gebed.

In gesloten gelederen waren de levende leden van de jonge Christelijke Kerk Gods troon aangelopen, volhardende in het bidden en smeken. En de Kerkvader Tertullianus voegt er naar waarheid aan toe: Zulk een geweld is Gode welbehagelijk." Ja, zo is het, want het is gegrond in het woord van Jezus Christus, Die , , de Waarheid" is, gesproken tot de scharen na het heengaan van de twee discipelen van Johannes de Doper, die namens hem tot Jezus was gekomen met de vraag: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een andere? " Het is dit bekende woord: Voorwaar zeg Ik u, onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch de minste in het Koninkrijk der hemelen is meerder dan hij. En van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld" (Matth. 11 : 3, 11, 12).

Dat woord van de hoogste Profeet en Leraar, de Heere Jezus Christus, is ook weer bevestigd in de vergadering van Zijn discipelen en discipelinnen. Wij lezen het, zij het tot onze bemoediging en vertroosting, nog eens, nu in het verband, en dus met het gebed van de gemeente er bij. Het is in z'n geheel een indrukwekkende bevestiging van Jezus' woorden tot Johannes' discipelen. Er staat dus geschreven: „En zij, losgelaten zijnde, kwamen tot de hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden. En als deze dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt die God, Die gemaakt hebt de hemel en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn. Die door de mond van David, Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? De koningen der aarde zijn tezamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen de Heere, en tegen Zijn Gezalfde. Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welke Gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, om te doen al wat Uw hand, en Uw raad tevoren bepaald had, dat geschieden zou. En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken. Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Uw heilig Kind Jezus."

En na dit gebed, waarvan geldt:

Zij sloegen 't oog op God; Zij liepen als een stroom Hem aan; Hij liet hen nimmer schaamrood staan, En wendde straks hun lot.

volgt de stof van onze overdenking: „En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid."

Op het gebed, het roepen in de dag der benauwdheid, het aanlopen van God in gesloten gelederen, volgt de verhoring. Hier mocht het weer zijn, daar al Gods beloften in Christus ja en amen zijn:

Maar, trouwe God, Gij zijt

Het schild, dat mij bevrijdt, Mijn eer, mijn vast betrouwen;

Op U vest ik het oog; Gij heft mijn hoofd omhoog, En doet m' Uw gunst aanschouwen,

'k Riep God niet vrucht'loos aan: Hij wil mij niet versmaan In al mijn tegenheden;

Hij zag van Sion neer, De woonplaats van Zijn eer, En hoorde mijn gebeden.

En het was een verhoring op heerlijke, op Goddelijke wijze. Niet alleen werd de plaats in welke zij vergaderd waren bewogen, als een teken van Gods almacht en genade, van de bewegende kracht van Zijn Woord en Geest, maar zij werden ook allen vervuld met de Heilige Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. Welk een gebeuren. Welk een verhoring. Welk een versterking en

bekwaammakende genade. Welk een wonderlijk en verkwikkend samenzijn. Wat zal er veel stof tot samenspreken en samenzingen, en samendanken geweest zijn!

Er was kracht van de Heere uitgegaan. En nu was alles in beweging, niet alleen de plaats, in welke zij vergaderd waren < — dat was nog slechts een teken —• maar ook: de hoofden, de harten, de genegenheden, de tongen. Ja, zo gaat het, als de Heere het gebed hoort en verhoort, als Hij in ons midden komt, waar dan ook, met Zijn Woord, dat is levend en krachtig, en met Zijn Geest, Die onwederstandelijk werkt, dan komt er beweging, zoals in de vallei vol doodsbeenderen van Ezechiël 37, waarin de profeet werd uitgevoerd in de Geest, en waarvan wij lezen: „Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend, en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir" (vs. 10).

Als de Geest in de raderen komt, in de binnenkamer, in onze verenigingen, in onze gezelschappen, in onze kerkdiensten, dan wijkt de dood, en waar reeds leven was gewekt, ook de dodigheid, de duisternis, de winterkoude, dan komt er leven, licht, warmte in ons bidden, in ons spreken, in ons zingen, in ons preken, in ons horen. O, wat is dat een wonder! Wat is dat groot, somtijds ons tè groot, zodat wij het van blijdschap bijna niet durven te geloven!

Wat zal het daar in Jeruzalem, onder de vergaderde apostelen, discipelen en discipelinnen van de Heere Jezus, dan niet geweest zijn, toen na zoveel vijandschap van de Joden en van zulke scherpe dreigingen van het Sanhedrin, hun vanuit de hemel zulk een rijke, verrassende verhoring van hun eenparig gebed werd geschonken, zo rijk, dat wij zelfs lezen: „En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest."

Wat is Gods goedheid. Zijn zorg, Zijn genade, Zijn trouw, toch groot! „Gij weet de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden" (2 Cor. 8:9). Als wij daarin ingeleid worden door Gods genade, die zo vrij is, en zo rijk, dan zingen wij met hart en mond:

Hoe groot is 't goed, dat Gij zult geven Hem, wiens oprechte geest Op U betrouwt, U vreest! Hoe groot is 't heil, dat G' in dit leven, Ver boven beed' en wensen, Reeds wrocht voor 't oog der mensen.

Wie zal uitputten, wat ligt opgesloten in dat wonderlijke heilsfeit: „En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest." Wie kan dat verstaan in al z'n diepte, in al z'n hoogte, in al z'n rijkdom: zondige mensen, die het er slecht hebben ofgebracht, vervuld met de Heilige Geest, de derde Persoon van het enige en drieënige Goddelijke Wezen?

En al durven wij wellicht niets verwachten, dat wij toch in de eenzaamheid de knieën buigen en God de Heere aanlopen als een stroom, biddend en smekend: Uw goede Geest geleide mij in een effen land" (Psalm 143 : 10). En dat wij daarbij pleiten, niet op iets van het onze, want wij hebben enkel schuld en onwaardigheid. Doch, dat wij pleiten, enkel en alleen op Gods genade in Christus, op de belofte, die de Mond der waarheid aan Zijn discipelen, en in hen aan zondaren uit alle talen, natiën en geslachten gegeven heeft: Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven dengenen, die Hem bidden."

Hebben wij, mijn lezer, daar persoonlijk al behoefte aan gekregen? Hebben wij er om leren bedelen? Delen wij reeds met die eerste Christenen in die onuitsprekelijke gave van God? — Dat is noodzakelijk, want zonder de Heilige Geest hebben wij ook geen deel aan de Christus, want er staat geschreven: Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt hem niet toe" (Rom. 8:9). En zonder de Heilige Geest zijn wij ook geen kind van God, want Hij is de Geest der aanneming tot kinderen, door Welke wij roepen: bba, Vader!" (Rom. 8 : 15).

„Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest." Maar! zo zal iemand vragen: as dat niet al gebeurd? Wij lezen toch in het verhaal van het Pinkstergebeuren in Hand. 2: En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest." En ik heb altijd gehoord, dat de uitstorting van de Heilige Geest, evenals de geboorte en het sterven van de Heere Jezus, maar éénmaal is geschied, dat de heilsfeiten éénmalig zijn. Hoe heb ik dit uit Hand. 4 : 31 dan toch te verstaan?

Ja, mijn lezer, dat is waar, de heilsfeiten van Kerstfeest, van Goede Vrijdag, van Pasen, van Pinksteren, hebben geen herhaling nodig. Zij zijn absoluut eenmalig. En toch staat hier in diezelfde Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 4, wat op de dag van het Pinksterfeest, op het feest van de uitstorting van de Heilige Geest, ons werd verkondigd uit hoofdstuk 2: „En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest."

En toch is er te onderscheiden tussen Handelingen 2 : 4 en Handelingen 4 : 31. In Hand. 2 gaat het over de uitstorting van de Heilige Geest, die maar éénmaal is geschied, zoals ook al blijkt uit de tekenen, die haar vergezelden en verkondigden, een geluid als van een geweldige, gedrevene wind, die vervulde het gehele huis, waar zij zaten, en verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. Dit was de uitstorting van de Heilige Geest, Die uitgaat van de Vader en van de Zoon, om woning te maken in het midden van de strijdende Kerk, om daar in de harten voor Gods volk te bidden met onuitsprekelijke zuchtingen, om vanuit Zijn woonplaats die geestelijke Kerk in stand te houden en te sterken, om van daaruit zondaren van buiten naar binnen te trekken, en alzo de Kerk van Christus te vermeerderen, door ze in wedergeboorte, bekering en geloof, on~ wederstandelijk te bearbeiden.

O, van welk een heerlijk en gewichtig heilsfeit spreekt het: „En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest" van Handelingen 2. Zijn ook wij, mijn lezers, reeds geworden tempelen des Heiligen Geestes, zijn wij reeds getrokken uit de sfeer van duisternis en dood, uit de geweldssfeer van de duivel, in de machtige invloedssfeer van de Heilige Geest?

En nu Hand. 4:31. Wederom is het: En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest." Hier denken wij aan wat er staat in onze Heidelbergse Catechismus in Zondag 32, de eerste Zondag van het stuk der dankbaarheid, die Gods volk Gode voor de verlossing schuldig is: Daarom, dat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons ganse leven Gode dankbaarheid voor Zijn weldaden bewijzen, en Hjj door ons geprezen worde."

O, door eigen schuld verslapt hier op aarde alles. Er zijn ook allerlei kwalen, die het zieleleven bedreigen. Er is zoveel formalisme en dodigheid. Dat openbaarde zich blijkbaar ook al in die eerste tijd. En dus moest er telkens zijn vernieuwing, uitstorting van de olie des Geestes, zoals ook zo nodig is voor degenen, die delen in de waarachtige bekering, de dagelijkse bekering. Hebben wij daar kennis aan, aan dat bekeerd en nochtans zo veelszins onbekeerd? En daarom is het voor ontdekte zielen zo groot, voor de tweede maal te lezen: „En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest." — Dat is bemoedigend in donkere tijden.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Harten vervuld met de Heilige Geest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juni 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's