Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RICHTLIJNEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RICHTLIJNEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe leer steekt in onze dagen het hoofd op. Volgens deze leer is de sabbat verdwenen. Ik vond er deze formulering van: „Nadrukkelijk moet gezegd worden, dat de zondagsinstelling niets, maar dan ook niets met de sabbat te maken heeft. De sabbat is vervuld in Christus en verdween daarmee. De zondag is daarvoor in de plaats gekomen." De predikant, die dat uitsprak, volgens een dagblad, leest waarschijnlijk iedere zondagmorgen de Wet des Heeren. Vroeger was dat tenminste in zijn kerkgenootschap vaste gewoonte en ik neem aan, dat het nog zo is. Hoe doet hij dan met het vierde gebod? Men kan toch moeilijk als gebod des Heeren voorlezen: „Gedenk de sabbatdag, dat gij die afschaft"? Wat voor zin heeft het iets te gedenken en te houden, dat afgeschaft is?

Ja maar, zegt iemand, u houdt ook de sabbat niet, maar de zondag. Voor mijn besef zijn deze twee dagen gelijk. Ik kan met geen mogelijkheid inzien, dat de dag Gods van wezen verandert, als hij op de dag des Heeren wordt gehouden. De Bijbel noemt de eerste dag der week de dag des Heeren. Het vierde gebod beveelt de dag des Heeren uws Gods te houden. In het Oude Testament is de zevende dag de dag des Heeren. In het Nieuwe Testament is de dag der opstanding de dag des Heeren. Als het God behaagt in Zijn Woord de dag der opstanding voor ons de dag des Heeren te noemen, vind ik dat best en tracht ik die dag te gedenken. Daardoor verandert in wezen niets.

Hiermee komen we aan onze richtlijnen, zoals die door de Synode van Dordt (1618—1619) zijn opgesteld. Daar was het probleem ook reeds aan de orde. De meeste nieuwe leringen zijn niet nieuw. In het paradijs is de duivel reeds begonnen met de prediking van ketterijen. Op de genoemde synode waren reeds twee partijen. De een werd aangevoerd door de rechtsgeleerde ouderling Josias van Oosbergen, de andere door ds. Udemans. De ene partij wilde zeer stipt de zondag houden, omdat het vierde gebod het voorschreef. De andere partij achtte ieder vrij. Men mocht de dag van de godsdienstoefening zelf kiezen en alles doen op die dag, wat de godsdienst niet hinderde. Dit laatste begrijp ik niet best, want wie heeft hier te gebieden? Als het vierde gebod is afgeschaft, hoe kan men dan toch sommige dingen, die op grond daarvan niet geoorloofd zijn, zonder dit gebod nochtans verbieden? Ik krijg de indruk, dat de afschaffers van het vierde gebod toch nog kleine restjes ervan voor hun doeleinden willen gebruiken. Bovengenoemde synode heeft toen de volgende richtlijnen uitgestippeld:

I. In het vierde gebod van de Wet Gods is iets ceremonieels en iets moreels.

Daarmee is vastgesteld, dat het vierde gebod niet is vernietigd en de sabbat niet afgeschaft. Ceremonieel doet denken aan de ceremoniële wetten van de offeranden en kerkelijke plechtigheden, die als schaduwen met het grote kruisoffer zijn weggevallen. Christus en zijn dienst kwam de dienst in de tabernakel vervangen. Alle gelovigen werden priesters. De Zoon Gods in het vlees gekomen werd de enige offerande. Zo trad er een vervanging van het ceremoniële in. Op dezelfde wijze heeft de Heere Jezus de dag vervangen, doch niet de rust en de heiliging van het vierde gebod weggenomen.

De rust en de heiliging concentreerde zich nu om Hem en Zijn volbrachte werk. Allerlei dingen veranderden daardoor, doch het wezen van het vierde gebod verandert niet. De dag des Heeren, door de heidenen zondag genoemd, is nog altijd de dag, waarop de rust en de heiliging in het bijzonder worden betracht. Dit is het morele, het blijvend verbindende, van het vierde gebod.

Wat denkt men te bereiken, als men het hele gebod losmaakt van de dag des Heeren en dus vernietigt of verdampt?

Men kan natuurlijk wel mooi spreken over het vieren van de sabbat alle dagen des levens en dat is uitstekend, maar de zegen van het vierde gebod laat men los als men niet anders te vertellen weet. We kunnen het met Calvijn goed eens zijn als hij schrijft; „Hij die de sabbat in verachting stelt, heeft al Gods ordinantiën onder de voeten geworpen, en indien de sabbat niet wordt onderhouden is de rest niets waard." De reformator doelt hier op de zondag en ik meen, dat hij gelijk heeft. Hoe zou men één gebod krachteloos kunnen verklaren zonder al de andere aan te tasten? „Wie in één gebod struikelt is schuldig aan alle."

Maar het lijkt tegenwoordig wel zonde, als men sommige predikanten en hun volgelingen geloven mag, als men voor de heiliging van Gods dag opkomt. Dat is wetticisme, zegt men. Nu, ik geloof, dat vele kerkleden van onze dagen en alle kerken wel een goede dosis liefde tot Gods wet er bij zouden kunnen gebruiken. Velen vragen maar, wat hen zint. Zou men nu echt geloven, dat het bij elkaar past: zondagmorgen het heilig Avondmaal of het heilig Evangelie en dan zondagmiddag het onheilige strandleven en al het andere wereldse leven? Meent men nu werkelijk, dat dit nu de beste plaats is voor de persoonlijke oefening des geloofs?

Ik ben ook tegen wetticisme, zelfs wil ik het „isme" er wel af doen. Ik ben er op tegen, dat men zijn zaligheid van de wet verwacht. Wanneer de apostel Paulus de Judaïsten bestrijdt in de brief aan de Galaten, die de onderhouding van al de joodse feestdagen als eis stelden om daardoor zalig te worden, stemmen wij met deze Schrift hartelijk in. Doch daarmee doen wij het vierde gebod niet te niet. Daar is een goed stuk blijvende richtlijn in voor ons leven, zeggen we met Dordt. En dat is een eis Gods: de dag des Heeren om te rusten en te heiligen.

Maar de sabbat op de zevende dag is afgeschaft. De dag des Heeren is versprongen naar de eerste dag. Dat heeft Christus direct zo ingesteld, toen Hij telkens weer op de eerste dag samenkwam met zijn gemeente. Onmiddellijk is deze dag des Heeren door de Kerk onderhouden geworden en gevierd, zoveel dat mogelijk was, ook als rustdag. Dat heb ik de vorige keer laten zien. Daarom lijkt het mij juist, wat de Dordtse Synode verder schreef:

II. Ceremonieel is geweest de rust van de zevende dag na de schepping, en de strenge onderhouding van deze dag, die het Joodse volk bijzonder opgelegd was.

Aan het joodse volk was wel op heel krasse wijze ingescherpt hoe het rusten moest. Van ons wordt verwacht, dat wij zelf zo geestelijk zijn, dat die krasse bepalingen voor ons niet nodig zijn. Maar ik geloof niet, dat bedoeld is: gebruik de rustdag zoveel mogelijk om het vlees te strelen. Dat wij onder het nieuwe verbond vrijer zijn, betekent dat van ons verwacht wordt, dat wij uit onszelf al de rust en de heiliging vrijwillig betrachten. Dit betekent echter niet de vrijheid voor „slaafse" arbeid. Daar zit een onnoemelijk rijke zegen voor maatschappij en enkeling in als wij op de dag des Heeren rusten en die heiligen. Laat men het tweede weg, dan krijgt men de optocht der verveelden, die ergens langs de weg liggen en met hun rust geen raad weten. Ik geloof, dat men op de dag des Heeren de keuze heeft tussen de rust gebruiken ten goede of ten kwade. En er is een gebod van heiliging. Wie dit gebod van de dag des Heeren wegneemt misleidt m.i. de mensen, want:

III. Moreel is, dat een zekeren en gezetten dag aan de Godsdienst is toegeëigend en daartoe zoveel rust als tot de Godsdienst en heilige overdenking deszelfs van node is.

De hele dag is dus aan de dienst Gods gewijd. Men kan het niet zo stellen, dat één of twee kerkgangen genoeg zijn en daartussenin de sport. Dat heeft Bunyan wel anders ondervonden. Hij is er het voorbeeld van, hoe God in het geweten het vierde gebod handhaaft en dat op deze wijze de Geest des Heeren getuigt, dat het vierde gebod niet is afgeschaft. Veel kinderen Gods zijn er door des Heeren Geest aan ontdekt, dat zij zondigden tegen God, doordat zij de dag des Heeren ontheiligden. Volgens de afschaffers van het vierde gebod is dat allemaal inbeelding. Immers wanneer de sabbat is afgeschaft en de zondag niets met het vierde gebod te maken heeft, is elke gedachte, dat iemand tegen het vierde gebod zondigt door werk of spel op de dag des Heeren, inbeelding.

Bunyan ging trouw naar de kerk. Maar toen zijn predikant over de sabbatdag preekte en over de zonde van die te ontheiligen, hetzij door arbeid of vermaken, of op andere wijze, schrok hij. Hiermee begon zijn ontdekking aan de grootheid van zijn kwaad. Heeft al Gods volk zich dat maar ingebeeld? Hebben alle predikers, die gewaarschuwd hebben tegen de ontheiliging van Gods dag, zich dat maar ingebeeld? Een nogal verbijsterende gedachte. Voorlopig houden wij het nog maar met punt

IV. De sabbat der Joden afgeschaft zijnde, moet de dag des Heeren door de Christenen plechtig geheiligd worden.

De rustdag is dus versprongen. De dag der opstanding houden betekent het vierde gebod houden. Van Athanasius is het woord: „Eertijds was bij de ouden de sabbat in grote ere, welke heerlijke dag de Heere Jezus veranderd heeft in de dag des Heeren."

In het vorige artikel heb ik laten zien hoe de oude kerk ook over de rust sprak, die op de dag des Heeren gehouden moest worden. Het is dus wel juist, wat de Dordtse Synode verder aangeeft:

V. Deze dag is sedert de tijden der Apostelen in de eerste Katholieke Kerk altijd onderhouden.

En wat is er eigenlijk tegen om dat te doen? Ja, zegt men, die stijve strakheid. Dit mag niet en dat mag niet. Je mag niet lachen, niet fietsen, geen spelletje doen. Misschien, zou ik zeggen, is het best mogelijk, dat de engeltjes dit allemaal wel mogen. Maar is het zo prachtig, dat de jeugd van dorp of stad de bromfiets of de gewone fiets pakt en overal heen uitzwermt? Is het niet beter als er een zondagsviering is, die ons gebiedt een beetje kalm aan te doen. Moet men de gewoonte van rust op des Heeren dag, zoveel mogelijk afbreken? Wat voor nut steekt er in? Daartegenin vraagt een ander: betekent de rust zoveel als er geen heiliging is? Ik vraag: betekent roeien en fietsen en spelen op zpndag zoveel voor de christenen? Bevordert dit het christelijk en kerkelijk leven? Weer een ander: ieder moet het zelf weten. Dus, zeg ik, een verbond en een gemeenschap is er onder christenen niet meer. Erger nog: het vierde gebod is in theorie en praktijk afgeschaft. Welnu, zeg ik, dan kan men ook van de christen-jongere of oudere niet eisen, dat zij zich onthouden van zondagsvoetbal en van heel die reeks van misdaden die de kerk eeuwen lang zondagsontheiliging heeft genoemd. Voor mij is de rustdag een zegen, waar wij zoveel mogelijk van moeten genieten om deze dag niet aan de afgoden der wereld te wijden, doch aan de dienst Gods. Met een gebod is het al moeilijk genoeg, want het vlees van de christen heeft evengoed een gebod nodig als het vlees van de ongelovige. Zonder gebod wordt het nog moeilijker. Waarom wil men toch zo graag van Gods geboden af, om zich over te leveren aan zijn ge

idealiseerde nieuwe mens, die zichzelve de wet wel stelt? Wat heeft men toch tegen op het vierde gebod? Laat het niet genoeg ruimte aan het vlees? Ik wilde mij maar liever houden in prediking en leven, tenminste trachten te houden aan de genoemde vingerwijzingen der synode, waarvan de laatste is:

VI. Deze dag moet alzo aan de Godsdienst toegeëigend worden, dat men op dezelve ruste van alle slaafse werken, uitgenomen die de liefde en de tegenwoordige noodzaak vereisen, mitsgaders van alle zodanige recreatiën als de Godsdienst verhinderen.

Let wel, we hebben hier niet met een advies van de kerk, doch met een gebod des Heeren te maken. Het lijkt mij juist. Ik kan niet inzien, dat het vierde gebod zo maar opzij gezet kan worden en van de dag des Heeren losgemaakt. Die recreatiën zijn dat onze sporten? Volstrekt niet. De synode verzocht aan de Staten-Generaal:

„Dat die gruwelijke en menigvuldige ontheiligingen van de sabbat, die dagelijks voorvallen door marktdagen, kermissen, maaltijden van gilden, wachten, buurten, bruiloften, door wapenoefeningen, jagen, vissen, vogelvangen, balslaan, door het spelen van comediën, door dansen, boelhuizen, gelagen en allerhande weinig noodzakelijke slaafse werken, en zeer vele diergelijke andere, die in deze landen met grote ergernis, en tot oneer van de gereformeerde godsdienst, en grote verhindering van de godsdienst, doorgaans aangroeien, zeer scherp mogen worden verboden en verhinderd."

De dag des Heeren is ons geboden in het vierde gebod. Het is een feestdag met rust en twee kerkdiensten. De openbare en de persoonlijke godsdienstoefening eist al onze tijd op. Het is de dag van Jezus Christus en niet de dag van ons vlees of van de sport.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

RICHTLIJNEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juli 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's